In de zondagse estafette-rubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht uit Bonaire.
Wie behartigt onze belangen?
Door Burney el Hage
Nederland is een klein land, maar een groot wereldspeler. Bonaire, Sint Eustatius en Saba daarentegen hebben historisch een beperkte betekenis, zelfs al binnen het Koninkrijksverband, laat staan in de wereld. Inmiddels is de geopolitieke waarde enigszins toegenomen, met name door internationale ontwikkelingen en dan vooral de gespannen verhouding tussen de Verenigde Staten van Amerika en Venezuela. Bonaire, als Caribisch deel van Nederland, ligt voor de kust van Venezuela, waardoor voor Nederland de kwestie tussen de Verenigde Staten en Venezuela met de dag dichterbij komt.
In Nederland is de bekendheid met en de interesse voor Bonaire wellicht beperkt. Voor velen is het eiland op zich ook niet belangrijk. Maar de weinigen in Nederland die zich wel met de Caribische eilanden bemoeien, en dan in het bijzonder met betrekking tot Bonaire, laten keer op keer zien dat zij een oprechtere interesse lijken te hebben in het welzijn van de eilandbewoners; in ieder geval in vergelijking met die van de leiders en bestuurders op eilandsniveau.
Jammer genoeg is populisme nog steeds belangrijker dan rede. Korte termijn denken, gecombineerd met dit populisme, maakt de situatie nog erger. Onze verbondenheid met Nederland maakt het wel erg gemakkelijk om Nederland overal de schuld van te geven. In plaats daarvan zou per thema geëvalueerd moeten worden in hoeverre het algemeen belang van het eiland en de inwoners ervan is gediend. Om een actueel thema te noemen: de Tweede Kamerverkiezingen. Een unieke mogelijkheid om binnen politiek Den Haag de vinger in de pap te krijgen. De begroting van Nederland, waar alles om draait, zou dus op een effectieve manier beïnvloed kunnen worden.
Enkele zielen op Bonaire roepen inwoners op om gebruik te maken van hun unieke kiesrecht. Van een strategische visie vanuit de politieke leiders om de stemgerechtigde inwoners van Bonaire aan te moedigen om hun stem te laten gelden, is echter geen sprake. Het gevolg: de opkomst voor de Tweede Kamerverkiezingen is na vijftien jaar nog altijd onder de 25 procent. De weinigen die in de afgelopen verkiezingen hun stemrecht hebben benut, hebben hun stem gelukkig uitgebracht op de partijen die de laatste jaren het meest voor de belangen van de eilanden zijn opgekomen: D66 en CU. In Nederland is het CDA nu weer een redelijk grote partij geworden en de verwachting is dat ook zij hun traditionele steun voor het welzijn van de eilanden weer in positieve zin zullen laten gelden.
De vertegenwoordiging van Bonaire’s belangen komt in grotere mate van organisaties in Nederland; de vertegenwoordiging vanuit Bonaire zelf blijft in de marges steken. Ook de enkelen uit politiek Den Haag, inclusief de Tweede Kamerleden, die interesse hebben, vertegenwoordigen de belangen van Bonaire gemotiveerd en dus effectiever dan vanuit het eiland zelf. Thema’s zoals gelijke rechten voor de inwoners van Bonaire in plaats van een tweederangsburger-status, de gevaarlijke vuilstortplaats, het milieu, klimaatverandering en armoedebestrijding worden nog steeds niet deugdelijk behartigd op eilandsniveau. Veel beloften en mooie woorden, maar acties gaan teleurstellend vaak in de tegenovergestelde richting. Zo dagen wij, samen met Greenpeace, de Nederlandse Staat voor de rechter omdat Nederland te weinig actie onderneemt om het eiland te beschermen tegen klimaatverandering (en global warming). Op hetzelfde moment tekenen wij triomfantelijk een doorstart van het oude BOPEC-olieopslag- en doorvoerterrein.
Als deze doorstart inhoudt dat er weer olie in grote volumes wordt opgeslagen en doorgevoerd, dan hebben wij echt heel veel uit te leggen aan de wereld. Het verlenen van een zestigjarige concessie aan CUROIL (let wel, in buitenlandse handen) staat bovendien haaks op de klimaatzaak tegen de Nederlandse Staat.
In de media is deze doorstart gekwalificeerd als een historische mijlpaal voor Bonaire. Alle successen van deze kleine gemeenschap zijn hoe dan ook een felicitatie waard. Bij deze ook een welgemeende felicitatie. In de publicatie van deze mijlpaal staan echter uitspraken die qua plausibiliteit nader geëvalueerd of in ieder opgehelderd moeten worden. Zo staat letterlijk vermeld: “We hebben een integrale en financieel geborgde oplossing bereikt voor een van Bonaire’s meest complexe milieu-uitdagingen. De sanering en de herstart van de terminal gaan hand in hand, wat een ongekende win-winsituatie creëert voor onze bevolking, de economie en het milieu.” Indien er sprake is van de “herstart van de oude terminals”, dus olieopslag en doorvoer, op een en dezelfde locatie, dan verdient het opheldering hoe wij als Bonaire de sanering van die ene locatie zullen bereiken. Anders heeft Bonaire inderdaad een wereldprimeur en dat is dat olie-industrie een schone industriële activiteit is geworden.
Een andere triomfantelijke vermelding in het artikel is: “Deze overeenkomst, die de overdracht van de erfpacht en de start van een grootschalige sanering omvat, is een historische stap naar een duurzame en welvarende toekomst voor Bonaire.” Zeer Interessant wordt dus ook een verduidelijking, het liefst met objectieve cijfers/data, van deze bewering. Enkele feitelijke data zijn hierbij van belang. BOPEC, gevestigd in het jaar 1975, was in 2010 al 35 jaar operationeel op het eiland. Het resultaat van 35 jaar activiteiten van BOPEC hebben zeker niet geleid tot een welvarend Bonaire. Bonaire had, bij overgang naar het Nederlandse Staatsbestel in 2010, een geaccumuleerde schuld van om en nabij US$ 200 miljoen. Verdere data over de vele achterstanden op Bonaire zijn zeker niet onbekend.
Sinds Bonaire onderdeel is van Nederland wordt hierdoor per jaar minimaal US$ 100 miljoen (het werkelijke bedrag is veel hoger) geïnjecteerd in de economie van Bonaire (dit is extra geld uit Nederland en komt absoluut niet uit de economie van Bonaire). Als, om en nabij US$ 1,5 miljard in vijftien jaar nog niet voor een “duurzaam en welvarend Bonaire” heeft gezorgd, dan is een drastische nuancering van deze uitspraak op zijn plaats. Als het door de bijdrage uit Nederland nog niet is gelukt, hoe zou dit dan met de CUROIL-deal wel gerealiseerd kunnen worden.
Nogmaals, het is geenszins de intentie deze mijlpaal voor Bonaire te bagatelliseren, maar het lijkt er sterk op dat er nog wat werk aan de winkel is om dit project in het voordeel van Bonaire te laten kristalliseren. En, natuurlijk hierbij van belang: wie zijn onze vertegenwoordigers en of onderhandelaars in deze?
