OPINIE – Jouw rechtsorde is de mijne niet. En 15 jaar later nog steeds niet.

Door Reinier van Zutphen

Sinds 17 november 2017 kunnen op grond van artikel 133, lid 4, van de Grondwet (Gw) voor de openbare lichamen in het Caribische deel van Nederland regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland.

De bepaling is de opvolger van artikel 1, lid 2, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dat artikellid trad in werking op 10-10-10 en het is interessant, om maar een neutraal woord te gebruiken, om te zien hoe de toelichting bij de bepaling gewag maakt van de mogelijkheid de eilanden efficiënt en effectief te besturen en hoe de drie eilanden zich voor wat betreft ligging en tal van andere factoren onderscheiden van het Europese deel van Nederland. En dan staat er ook nog in de toelichting dat deze factoren door hun blijvende en cumulatieve karakter aanmerkelijke nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de eilanden in vergelijking met het Europese deel van Nederland.

Maar het gaat nog verder! Onderwerp van aanhoudende zorg van de regering is het om in nauwe samenwerking met de besturen van de betrokken eilanden een binnen Nederland (ongedifferentieerd!) aanvaardbaar voorzieningenniveau op de eilanden te bereiken. Met name op het terrein van onderwijs, volksgezondheid, sociale zekerheid en veiligheid. In overeenstemming met artikel 1 Gw wordt rekening gehouden met de specifieke plaatselijke omstandigheden van de eilanden.

En dit is de toelichtende finale: differentiatie is dus mogelijk en soms zelfs noodzakelijk. Maar de Grondwet geldt zodat allen die zich op het grondgebied van de openbare lichamen bevinden in gelijke gevallen gelijk worden behandeld (net zoals in de rest van Nederland). En, oh ja, er is sprake van twee gescheiden rechtsordes in Nederland. Eentje in Europa (18 miljoen burgers) en eentje voor drie kleine eilanden (25.000 burgers).

Wat hebben we nou eigenlijk zitten doen na de opheffing van de Nederlandse Antillen? Heeft de regering van Nederland ervoor gezorgd dat de nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van de eilanden, zoals die al ver voor 2010 werden voorzien, zijn voorkomen, zijn verholpen of tenminste beperkt zijn gebleven? Is het onderwijs op orde? Hebben studenten gelijke kansen als al die anderen die onder het bereik van artikel 1Gw vallen? Hoe is het überhaupt met het onderwijs gesteld? En met de sociale minima, en de ouderenzorg, en jeugdzorg en medische zorg? En met de veiligheid (Hoe actueel nu op Bonaire)?

Sinds 1998 ben ik met grote regelmaat in alle landen van ons Koninkrijk. In alle landen en eilanden heb ik gewerkt. In en op alle eilanden heb ik vakanties doorgebracht. Op (destijds nog niet ‘in’) Curaçao heb ik gewoond. In de loop van al die jaren is veel veranderd en ook hetzelfde gebleven. Maar wat er was en nog steeds is, zeker op Saba, Statia en Bonaire, is armoede, bittere armoede. En onmacht om daar een einde aan te maken. Die is er ook nog steeds. Onmacht die er ook is om openbaar vervoer te organiseren (wel bushokjes, geen bussen). Onmacht om de afvalverwerking op orde te krijgen: Lagun op Bonaire, Parkietenbos in Aruba, Pondfill in Sint Maarten. Gezondheidszorg op alle zes de eilanden.

Ik stop. Het is te triest voor woorden, te triest voor al die mensen, ouders, kinderen, grootouders die wel willen maar niet kunnen. En bijna niemand die vraagt: wat heb je nodig? Bijna niemand die begrijpt en snapt dat het wel kan als je maar wil. De wil aan de Europese kant moet kantelen. Niet helpen of controleren of bashen of verwensen of afkeuren of minachten moet de boventoon voeren. Niet blij zijn als het Europese stempel kan worden gedrukt op de bestuurlijke praktijk van alledag.

Laten we de kanteling doen uitmonden in de vraag aan de burgers van de BES (en even een valse noot: dan heb ik het niet over de aangemonsterde blanke, Europese aanwas) wat ze nodig hebben, wat ze zelf kunnen en wat de overheid daar realistisch aan kan bijdragen. Laten we vanaf 10-10-25 alle juridische veren afschudden. We gaan wat stuk is gegaan samen herstellen en iedere burger krijgt de mogelijkheid te zeggen wat zij nodig heeft en hoe zij wil bijdragen aan de eigen toekomst en natuurlijk die van haar kinderen. Hier kunt u desgewenst voor zij ook hij lezen.

Nog even terug naar het begin van dit epistel. We hebben voor 25.000 Nederlanders een discriminerend systeem van wetten, regels en beleid gemaakt. We leggen Europese normen op aan Caribische openbare lichamen en verdedigen dat met een beroep op diversiteit en gescheiden rechtsordes. Dat op zich is wat mij betreft het maken van een verboden onderscheid. Waarom?

Omdat goede zorg gewoon goede zorg voor iedereen is.

Omdat openbaar vervoer een basisvoorziening is.

Omdat ouderenzorg een kwestie van beschaving is.

Omdat kinderen recht hebben op goed onderwijs.

Omdat de rechtsstaat er voor iedereen hoort te zijn.

Zo bezien is 10-10-10 een moment waarop het maken van verboden onderscheid wettelijk is verankerd. De rechtvaardiging daarvoor deugt niet En we wisten het. Toen ook al. Het is nog niet te laat. Dus laten we zorgen voor een rechtsstaat Nederland. Een rechtsorde waarin iedereen gelijke kansen en rechten heeft. Met goed bestuur dat samenwerken op nummer twee heeft staan, omdat de burger op één staat.

______________________________________

Bovenstaand opinieartikel van Nationale ombudsman Reinier van Zutphen is ontleend aan een bundel essays over 15 jaar Caribisch Nederland die vandaag in Den Haag wordt gepresenteerd. In de bundel staan openhartige verhalen van inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarin zij reflecteren op de afgelopen vijftien jaar, aangevuld met analyses van ruim twintig experts op het gebied van koninkrijksrelaties. De bundel is samengesteld door Nina den Heyer (oud-gedeputeerde op Bonaire) en René Zwart (maker van DossierKoninkrijksrelaties.nl).

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.