Als op 16 november 2026 wordt herdacht dat het 250 jaar geleden is dat Nederland als eerste ter wereld de Verenigde Staten erkende – dat gebeurde door het vanaf Fort Oranje op Sint Eustatius lossen van saluutschoten – zal het monument het stralende middelpunt zijn. Daarvoor is wel een opknapbeurt nodig. Tevens wordt de geschiedenis ervan in kaart gebracht, is te lezen in onderstaand artikel van het Rijksvastgoedbedrijf.
Het Caribische eiland Sint Eustatius was één van de plekken waar de Europese slavenschepen uit Afrika aan land kwamen. Midden in fort Amsterdam stond een gebouw van 2 verdiepingen met lange galerijen. Onder werden de tot slaaf gemaakte mannen gevangengezet en boven de vrouwen. Hier was ook de markt voor de doorverkoop, naar plantages in de rest van het Caribisch gebied en Amerika. ‘Na de afschaffing werd slavernij een taboe en is dit fort met opzet verwaarloosd om de geschiedenis weg te stoppen.
Raimie Richardson, erfgoedadviseur op Sint Eustatius
Het enige wat overgebleven is, is een ruïne’, vertelt Raimie Richardson. Richardson is erfgoedadviseur en -inspecteur bij het Openbaar Lichaam Sint Eustatius (OLE). Het eiland is één van de drie Bijzondere gemeenten binnen ons Koninkrijk. Hij werkt nauw samen met het RVB. Want fort Amsterdam en het nabijgelegen fort Rotterdam mogen dan aan de oceaan zijn overgeleverd, fort Oranje, met het naastgelegen Government Guesthouse, staat er nog wel. Ze worden beheerd door het RVB en zijn toe aan een opknapbeurt.
‘De slavernijgeschiedenis van fort Oranje en het Government Guesthouse brengen we nu in kaart. Ze zijn namelijk oorspronkelijk gebouwd en onderhouden door tot slaaf gemaakten. Dit verhaal ontbrak tot nu toe bij deze monumenten’, aldus Richardson.
Slotgracht vol giftige planten
De Nederlanders lieten fort Oranje bouwen in de 17e eeuw. Vanwege de strategische ligging kwam Sint Eustatius in handen van verschillende Europese landen, totdat het in 1816 weer Nederlands werd. Al die invloeden zijn terug te zien in het monumentale fort, evenals de 20e-eeuwse restauraties.
Raimie Richardson en Marleen Greil bij de kantelen van fort Oranje
Marleen Greil, monumentenadviseur van het RVB: ‘We werken hier nauw samen met de gemeente, waaronder met Raimie Richardson. Wij maken plannen voor het groot onderhoud in samenspraak met het Openbaar Lichaam, dat ook klantwensen meegeeft.’Het fort heeft op het eiland altijd de rol gehad van een afgesloten vesting met eromheen een slotgracht. Omdat water van de klif zou stromen, stond de gracht vol giftige planten. ‘Het fort was altijd in handen van de overheersers, nooit van de Statianen’, vertelt Richardson.
‘Nu heeft het fort een overheidsfunctie met kantoren die om 17.00 uur sluiten. Dat helpt niet voor de leefbaarheid van de stad. Wij kijken daarom samen met het RVB hoe we het terrein uitnodigend kunnen maken voor Statianen en hier tegelijkertijd de slavernijgeschiedenis dichter bij hen kunnen brengen door informatie en verhalen te delen.’
Bouwstijl van de macht
De heersende macht nam zijn bouwstijl mee en het fort heeft nog veel oorspronkelijke, Nederlandse elementen. Richardson: ‘Typisch voor de oud-Nederlandse vestingstijl zijn de grote poortdeuren waarbinnen een kleinere deur zit.’ De materialen die gebruikt werden bij de bouw en het onderhoud, kwamen ook deels uit Nederland.
Raimie Richardson vertelt Marleen Greil en objectmanager Dennis Stratermans (RVB) over de handgemaakte ‘bitch stones’ in de muur
Greil: ‘De schepen namen dakpannen en ijsselsteentjes, kleine gele baksteentjes, mee als ballast. Dakpannen braken te vaak aan boord dus daar zijn ze snel mee gestopt. Maar met de IJsselsteentjes bouwden de tot slaaf gemaakten hier hele muren, zoals bij de poort, want bakstenen waren er niet.’Het grootste deel van de bouwstenen werd echter door de tot slaaf gemaakten vervaardigd.
Richardson: ‘De Statiaanse toevoeging aan deze periode zijn de met de hand gesneden en met watermolens afgezaagde kaarsrechte natuurstenen. Je ziet ze nog terug op bogen bij ingangen. Omdat het zo’n hels karwei was om ze glad te krijgen, noemden de tot slaaf gemaakten dit bitch stones. Statia stond bekend om het vakmanschap van deze stenensnijders en metselaars en vandaag de dag zijn de metselaars op het eiland vaak nazaten van deze ambachtslieden.’
Onderhoudsplannen
Het toekomstige onderhoud bestaat vooral uit herstelwerk aan gebouwen en materialen, schilderwerk, het opknappen van gevels, daken en interieurs en verbeteren van diverse installaties. Greil: ‘We kijken bijvoorbeeld of de 8 aircokasten, die ook het monumentale aanzicht van het Government Guesthouse aantasten, vervangen kunnen worden door een centraal systeem en betere isolatie. De Eilandraadzaal is nu niet gekoeld en met de ramen open waaien de papieren van tafel. Geen goede werkplek dus, terwijl dit een belangrijke ruimte is.’Bij de planvorming moet het RVB wel rekening houden met de locatie van het eiland. ‘Er is geen bouwmarkt of leverancier. Als de airco uitvalt kan het weken duren voordat de nieuwe onderdelen aankomen dus wat is dan plan b? En hoe duurzaam is het eigenlijk wanneer duurzame isolatiematerialen eerst helemaal uit Nederland moeten komen? Die afwegingen nemen we ook mee.’
Klimaatadaptatie speelt ook een rol bij het onderhoud. ‘We willen bij het fort bijvoorbeeld de buitenruimte weer voorzien van bomen in de reeds bestaande boomvakken want dan wordt het koeler. En we knappen de cisterns, de wateropslagbakken, op. Hier komen al eeuwenlang de regenpijpen op uit. Erg belangrijk want er is geen zoetwaterbron op het eiland’, aldus Greil.
Monument slavernijverleden
Het RVB maakt niet alleen onderhoudsplannen voor de monumentale gebouwen en de buitenruimten maar ook voor de objecten die onderhoud nodig hebben, zoals herdenkingstekens. Richardson: ‘We hebben alleen geen centrale herdenkingsplek voor het slavernijverleden en ik hoop dat dat bij fort Oranje gerealiseerd zal worden. Dit historische centrum hebben wij Statianen namelijk aan onze voorouders te danken. Zij moesten dit bouwen en onderhouden, onder de meest gruwelijke omstandigheden.’
Richardson waardeert de omgang met de sensitiviteit van het slavernijverleden. ‘De samenwerking met het RVB voelt als een gedeelde verantwoordelijkheid. Er is zowel interesse in de gebouwen als in de lokale geschiedenis erachter. En het RVB kiest ervoor om de lokale kennis te benutten. Zo kijken we samen naar dit monumentale erfgoed.’
Foto’s: ©Rijksvastgoedbedrijf/Vanessa Rouse