Den Haag – De eerste kans om te laten zien dat Den Haag daadwerkelijk het democratisch deficit in het Koninkrijk kleiner te maken, is door de beoogde coalitie van PVV, NSC, VVD en BBB om zeep geholpen. Deze partijen stemden vandaag tegen een relatief onschuldige motie van het Curaçaose Statenlid Gwendell Mercelina.
De motie, vorige week ingediend bij het debat over de wijziging van de belastingregeling Nederland-Curaçao waaraan bijzonder gedelegeerden van de Staten deelnamen, vroeg belemmeringen weg te nemen bij het door Curaçao aangaan van belastingverdragen. Hoewel minister van Buitenlandse Zaken Bruins Slot geen bezwaar tegen de strekking van de motie had en daarom het oordeel aan de Kamer liet, kreeg Mercelina – op uitnodiging van Kamervoorzitter Bosman in de voorzittersloge gezeten – een bittere teleurstelling te slikken. De steun van GroenLinks-PvdA, D66, SP, CDA, Partij voor de Dieren, ChristenUnie, SGP en Forum voor Democratie bleek getalsmatig onvoldoende.
De parlementen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten weten nu in elk geval wat het woord van de Nederlandse IpKo-delegatie waard is. Die beloofde maandag na afloop van het Interparlementair Koninkrijksoverleg het democratisch deficit te willen aanpakken.
De motie van Gwendell Mercelina
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het essentieel is dat Curaçao gebruikmaakt van zijn fiscale autonomie om een verdragennetwerk op te bouwen dat bijdraagt aan de economische ontwikkeling van het land; constaterende dat het huidige proces via de Tweede Kamer complex lijkt te zijn, aangezien niet het parlement van Curaçao maar dat van Nederland uiteindelijk over belastingverdragen beslist; van mening dat Curaçao voldoende capaciteit bezit om zelfstandig te onderhandelen op dit gebied en dat verdragen die voldoen aan internationale standaarden gestimuleerd dienen te worden; benadrukkende dat Curaçao momenteel slechts één belastingverdrag heeft, met Malta, dat afhankelijk is van ratificatie door Nederland, en dat het streven is om soortgelijke verdragen «stilzwijgend» te laten goedkeuren, gezien de fiscale autonomie van Curaçao en het vermogen om zelf te onderhandelen; verzoekt de Koninkrijksregering, de Rijksministerraad (RMR) om bij belastingverdragen die door Curaçao worden onderhandeld en voldoen aan alle internationale standaarden, alvorens ze in behandeling te nemen en vragenrondes in te lassen voor goedkeuring, in lijn met de fiscale autonomie en het onderhandelingsvermogen van Curaçao, in overleg te treden met Curaçao om te faciliteren dat belastingverdragen van Curaçao op passende wijze en zonder onnodige belemmeringen worden geratificeerd, en gaat over tot de orde van de dag.
De appreciatie van minister Bruins Slot
Tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Belastingregeling Nederland Curaçao in verband met de implementatie van het Base Erosion and Profit Shifting project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling alsmede enige overige wijzigingen op 5 juni jl. met de Staatssecretaris van Financiën, heeft de Bijzondere Gedelegeerde van de Staten van Curaçao Mercelina een motie ingediend over het stilzwijgend laten goedkeuren van belastingverdragen van Curaçao die voldoen aan de internationale standaarden, gezien de fiscale autonomie van Curaçao en het vermogen om zelf te onderhandelen, en daarbij het verzoek gedaan om in overleg te treden met Curaçao om te faciliteren dat belastingverdragen van Curaçao op passende wijze en zonder onnodige belemmeringen worden geratificeerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft mij verzocht een appreciatie te geven van deze motie.
Ik geef deze motie oordeel Kamer. Aan de oproep om in overleg te treden met Curaçao en om belastingverdragen van Curaçao, die voldoen aan de internationale minimumstandaarden, ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal aan te bieden geef ik al uitvoering. Daarbij wil ik het volgende opmerken. Verdragen die bepalingen bevatten die afwijken van de Grondwet of tot zulk afwijken noodzaken worden ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Rgbv) altijd ter uitdrukkelijke goedkeuring voorgelegd. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen kunnen de Eerste Kamer en de Tweede Kamer, of ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers, binnen dertig dagen na overlegging van een verdrag aan de Staten-Generaal de wens te kennen geven dat een verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring zal worden onderworpen. Ingevolge artikel 5, tweede lid, Rgbv heeft de Gevolmachtigde Minister van Curaçao datzelfde recht.