Den Haag – Een nipte meerderheid in de Eerste Kamer wil dat Aruba alsnog in aanmerking komt voor een gunstige rente over de vorige maand geherfinancierde coronalening van 915 miljoen gulden. Daarmee lijkt het gesprek dat minister-president Wever-Croes 2 weken geleden had met de Eerste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties vruchten af te werpen.
Tenminste 5 fracties zijn het oneens met het besluit van staatssecretaris Van Huffelen om Aruba 6,9% rente in rekening te brengen omdat het land niet wil dat het financieel toezicht in een rijkswet wordt vastgelegd. Werkt Aruba daar wel aan mee, dan wordt de rente verlaagd naar 3,4%. Een deel van de Senaat, zo bleek 2 weken geleden in een debat met de staatssecretaris, vindt zo’n ‘strafmaatregel’ gezien de koninkrijksbanden ongepast.
Die kritiek krijgt nu een vervolg in een serie vragen van de leden van de Eerste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties. PvdD, GroenLinks/PvdA, BBB, Volt en OPNL sturen aan op een compromis: de door Nederland gewenste begrotingsnormen in de door Aruba voorgestelde Landsverordening opnemen en daarin tevens vastleggen dat de rente wordt verhoogd als de Staten aan deze normen gaan morrelen. De genoemde fracties hebben met 36 zetels net aan de meerderheid. Vermoedelijk kunnen ook CDA, D66 en ChristenUnie zich vinden in het voorgestelde compromis.
De PVV heeft nog vragen over de Ennia-kwestie. De partij wil inzicht in de financiële risico’s die Nederland loopt bij het verstrekken van langjarige herfinanciering aan Curaçao en Sint Maarten.
De commissie verzoekt Van Huffelen de vragen binnen 4 weken te beantwoorden.
Vragen Eerste Kamercommissie
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brieven inzake de herfinanciering van de covidleningen aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Naar aanleiding van deze brieven hebben de leden van de PVV-fractie en de leden van de PvdD-fractie, mede namens de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de BBB-fractie sluiten zich bij de vragen aan. De leden van de fracties van Volt en OPNL sluiten zich aan bij de vragen van de PvdD-fractie.
De leden van de PvdD-fractie hebben, mede namens de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA, de volgende vragen:
1. Wat is het bedrag dat Aruba in totaal aan rente dient te betalen op grond van de gesloten leenovereenkomst en hoeveel meer is dat dan wanneer Aruba aan de voorwaarde zou hebben voldaan dat er een Rijkswet Aruba financieel toezicht diende te komen?
2. Als in de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) door Aruba wel begrotingsnormen zouden zijn opgenomen vergelijkbaar aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat, zou de LAft dan wel door u als een deugdelijke regeling van financieel toezicht zijn aangemerkt?
3. Heeft Aruba op enig moment aangeboden om de LAft zodanig aan te passen dat daarin begrotingsnormen zouden worden opgenomen vergelijkbaar aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat? Zo ja, hoe is op dat voorstel gereageerd?
4. Welke aanwijzingen waren er dat Aruba niet aan haar betalingsverplichtingen zou voldoen die in uw ogen een zodanig risico opleverden dat een veel hoger rentepercentage diende te worden bedongen? Waarom bestaat dat risico niet als de veel hogere rentelasten door Aruba dienen te worden opgebracht?
5. Is het juist dat het eisen van de totstandkoming van een rijkswet als voorwaarde voor een lager rentepercentage is gegrond op de aanname dat Aruba de LAft, ook als daarin begrotingsnormen zouden zijn opgenomen vergelijkbaar aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat, op een later moment zou kunnen wijzigen? Zo ja, waarop was die aanname gegrond? Beschikte u over aanwijzingen dat zo’n wijziging op een later moment werd overwogen?
6. Heeft Aruba op enig moment aangeboden om in de leenovereenkomst een clausule op te nemen die Nederland het recht gaf om een hoger rentepercentage in rekening te brengen als Aruba zou besluiten om de in de LAft opgenomen begrotingsnormen die vergelijkbaar zouden zijn aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat, weer te wijzigen? Zo ja, wanneer is dat aangeboden en waarom is dat aanbod niet geaccepteerd en is vastgehouden aan de eis dat Aruba diende in te stemmen met een rijkswet?
7. Bent u bereid om de leenovereenkomst aan te passen door alsnog het lagere rentepercentage daarin op te nemen als aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. In de LAft worden begrotingsnormen opgenomen die vergelijkbaar zijn aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat;
2. In de leenovereenkomst wordt een clausule opgenomen die Nederland het recht geeft om een hoger rentepercentage in rekening te brengen als Aruba zou besluiten om de in de LAft opgenomen begrotingsnormen die vergelijkbaar zouden zijn aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat, weer te wijzigen.
De leden van de PVV-fractie lezen in uw brief van 17 oktober 20232 over de lening aan Curaçao:
“Wel vind ik het noodzakelijk dat door Nederlandse experts wordt beoordeeld of een tussen de betrokken partijen tot stand gekomen akkoord inderdaad voldoende solide en duurzaam is en hiermee de risico’s voor de begrotingen van beide landen voldoende beperkt zijn, alvorens overgegaan kan worden tot een langjarige herfinanciering tegen een gunstigere rente.”
Kunt u aangeven op basis van welke criteria en maatstaven de risico’s voor de begrotingen van beide landen beoordeeld worden? Bent u bereid om de beoordelingen van de experts aan het parlement te verstrekken alvorens wordt overgegaan tot een langjarige herfinanciering?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.
Hoogachtend,
Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
Paul Rosenmöller