Aruba

Staten Aruba hielden verkleining democratisch tekort jarenlang op

Den Haag – Het blijken de Staten van Aruba te zijn die het inperken van de overmacht van Nederland in de Rijksministerraad jarenlang hebben vertraagd. Pas afgelopen zomer, 7 jaar nadat de Tweede Kamer dat deed, heeft het Arubaanse parlement zijn zegen gegeven aan de rijkswet die de ruimte die het Statuut Nederland biedt eenzijdig regels op te leggen aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten afbakent.

Het gaat om de initiatief-rijkswet die in 2000 door het toenmalige Tweede Kamerlid Gerritjan van Oven werd ingediend om het door ‘Den Haag’ uitvaardigen van Algemene Maatregelen van Rijksbestuur aan banden te leggen omdat die de weg voor inspraak van de Staten van de CAS-landen afsnijdt. De Nederlandse regering wilde er niet aan. Pas in 2016, nadat Kamerlid Roelof van Laar een uitzonderingsclausule aan het wetsvoorstel had toegevoegd, werd het aangenomen.

Statuutwijziging

Omdat het een wijziging van het Statuut betreft, was ook de instemming van de Staten van de landen vereist. Hoewel de wet juist hun positie versterkt, hebben ze het dossier jarenlang laten liggen. Het ministerie van BZK heeft regelmatig aan de bel getrokken, “maar” – zegt de woordvoerder van staatssecretaris Van Huffelen – “als autonome landen besluiten ze zelf wanneer ze onderwerpen agenderen in de parlementen.” De Staten van Sint Maarten stemden in 2019 in, die van Curaçao volgden een jaar later.

Het Arubaanse parlement deed dat uiteindelijk deze zomer. In september is het dossier in de Rijksministerraad afgekaart, waarna het Koninklijk Besluit enkele weken later door koning Willem-Alexander is ondertekend en de wet vorige week in het Staatsblad is afgekondigd. Op de vraag waarom daar geen ruchtbaarheid aan is gegeven, probeert BZK de betekenis (verkleining van het democratisch tekort) te ‘downplayen’: “Er verandert eigenlijk niet veel in de praktijk. Het enige wat niet meer mag, is dat de regering van het Koninkrijk een algemene maatregel neemt die geen basis heeft in een Rijkswet.”

Overgangstermijn

De wet heeft niet alleen betrekking op de toekomst. Alle 10 bestaande Algemene Maatregelen van Rijksbestuur dienen binnen 4 jaar te worden omgezet in een Rijkswet. “Samen met de landen is een proces in gang gezet om te kijken welke besluiten er zijn waarvoor dit geldt. Onze inschatting is dat we dit binnen de overgangstermijn kunnen oplossen”, aldus BZK.

Voor een Rijkswet is een RMR-besluit nodig, advies van de Raad van State, een schriftelijke vragenronde tussen de koninkrijksregering en de 4 parlementen en – ter afronding – een debat en stemming in Tweede en Eerste Kamer. Aan de debatten kan worden deelgenomen door gedelegeerden van de Staten. Of de omzetting van de 10 AMvRB’s naar rijkswetten gebundeld door het parlementaire proces worden geloodst, is nog onbekend.

Lees HIER de eerdere berichtingeving over dit onderwerp

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.