Door René Zwart
Het goede nieuws is dat de in 2016 op Bonaire door roofovervallers doodgeschoten agent Ferry Bakx alsnog vermelding krijgt in de Tuin der Bezinning, het monument waar tijdens hun werk omgekomen politiemensen worden geëerd. Eerder weigerde het stichtingsbestuur dat met een beroep op de statuten: de ereplaats is alleen bedoeld voor overleden dienders in het Europese deel van het land.
Dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba net zo Nederlands grondgebied zijn als Den Helder en Kerkrade telt kennelijk niet. Onder druk van media-aandacht en Kamervragen zwichtte het stichtingsbestuur deze week voor een “officieel” verzoek van de hoogste baas van de Nationale Politie Henk van Essen. De naam van Bakx wordt bij de eerstvolgende herdenking (in juni) bijgeschreven op de gedenkplaat.
Daarmee houdt meteen het goede nieuws op. De toelichting van de Nationale Politie (het stichtingsbestuur zelf zwijgt) en het antwoord van minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yeşilgöz op schriftelijke vragen van Jorien Wuite (D66) en Lilian Helder (BBB) onderstrepen alleen maar hoe diep de tweederangs status van Caribisch Nederland tot in de nationale organen is ingeslepen, zelfs als het gaat om wie het leven laat in dienst van de samenleving.
Aan het besluit de naam van Bakx een plekje te geven in de Tuin van Bezinning mogen vooral geen rechten worden ontleend. Het gaat, benadrukt korpschef Van Essen, om een “uitzondering” vanwege “bijzondere omstandigheden: Bakx was voor zijn verhuizing naar Bonaire jarenlang agent in het Europese deel van het land, hij kreeg een uitvaart met korpseer en zijn nabestaanden wonen in Europees Nederland.
De boodschap (zie het persbericht op de website van de Nationale Politie) is even helder als hard: is je werkgebied niet Terschelling of Middelburg, maar een van de BES-eilanden, ben je daar geboren en heb je geen familie aan de koude kant van het land, dan is de Tuin van Bezinning verboden terrein.
Toch vindt minister Yeşilgöz dat geen sprake is van discriminatie. In een eerder Kamerdebat (niet over de zaak Bakx) betoogde zij gepassioneerd voor “haar politiemensen” te staan. Jaja, zolang ze maar werkzaam zijn in Den Helder of Kerkrade. Maar als ze zich inzetten voor de veiligheid van de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de bewindsvrouw in geen velden of wegen te bekennen. Hoewel ze korpsbeheerder is van het Korps Politie Caribisch Nederland verschuilt ook zij zich gretig achter van elk menselijk gevoel gespeende regelneverij.
Bij de oprichting van het KPCN in 2010 is door de Haagse politiek besloten dat het formeel niet onder de Nationale Politie valt. En dus zijn er in Nederland twee soorten agenten, met dezelfde taken en plichten, maar niet dezelfde rechten. Je vraagt je af welke definitie van discriminatie mevrouw Yeşilgöz erop nahoudt. En met haar andere bewindspersonen uit de kabinetten Rutte die bij volle bewustzijn stelselmatig inwoners van Caribisch Nederland fundamentele voorzieningen onthouden, vooral als het om bestaanszekerheid gaat.
Het zou de Tweede Kamer sieren de ‘Zaak Bakx’ aan te grijpen om voor eens en altijd een einde te maken aan de van staatswege georganiseerde achterstelling van landgenoten, louter en alleen vanwege de plek in Nederland waar hun wieg heeft gestaan. Een eerste kans doet zich volgende week voor als de Kamer stemt over een amendement om per 1 juli 2024 een leefbaar sociaal minimum op de eilanden in te voeren. Weliswaar bijna 14 jaar te laat, maar het is in elk geval een begin van herstel van de mensenrechten in het Caribisch deel van ons land.