Met enige afgunst werd deze week vanuit Curaçao, Aruba en Sint Maarten gereageerd op het nieuws dat de Nederlandse regering volgend jaar 30 (en daarna jaarlijks 32) miljoen euro extra uittrekt voor het verbeteren van de koopkracht en het terugdringen van de armoede op de zustereilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. “En wij dan? Ook hier zijn mensen die niet rondkomen. Waarom kan er van die 2 miljard die voor de koopkracht in Europees Nederland beschikbaar is niet iets naar de CAS-landen?” klonk het.
Die laatste vraag is simpel te beantwoorden: de bevolkingen van Curaçao en Sint Maarten hebben zich in de aanloop naar 10-10-10 – en die van Aruba al eerder – door hun volksvertegenwoordigers laten misleiden en voor autonomie gekozen. Dat burgers de rekening zouden betalen, zoals inmiddels klip en klaar is, is er toen niet bij verteld. De enigen die beter zijn geworden van de staatkundige hervorming zijn politici, hun family & friends en hun (vaak angstvallig geheim gehouden) sponsors.
De harde werkelijkheid is dat de Caribische delen van het Koninkrijk boven hun stand leven. Ze hebben een voorzieningenniveau – van onderwijs tot zorg – dat boven de rest van de regio uitsteekt. Ook dat is een erfenis uit het koloniale verleden. Kolonisator Nederland zorgde er uiteraard goed voor dat de eigen op de eilanden gestationeerde mensen niets tekort kwamen. Dat gold ook voor het niet minder koloniale Shell dat investeerde in onderwijs, sportvoorzieningen en uitgaansmogelijkheden voor zijn lokale personeel.
Na de introductie in 1954 van zelfbestuur zijn die voorzieningen dankzij ruimhartige begrotingssteun uit Nederland in stand gehouden. Tot 10-10-10, het moment waarop Curaçao en Sint Maarten beloofden de broek voortaan zelf op te houden en Bonaire, Sint Eustatius en Saba onder de rechtstreekse hoede van ‘Den Haag’ kwamen. Sindsdien zijn de voorzieningen in de bijzondere gemeenten flink verbeterd en die in de CAS behoorlijk verslechterd. Armoede is er op alle zes eilanden, maar op de BES-eilanden neemt die af en in de autonome landen neemt die toe.
Het is de consequentie van de keuze die kiezers zelf hebben gemaakt. Maar wel op grond van een bewust verkeerde voorstelling van zaken door de toenmalige bestuurders en politici, inclusief die in Nederland. Het leven op de eilanden zou er op vooruitgaan, luidde de belofte. Op Bonaire, Statia en Saba lukt dat, zij het in een veel te laag tempo, maar er is inmiddels zicht op de invoering van een leefbaar sociaal minimum. In de landen is het leven er van velen er in de afgelopen 13 jaar niet beter op geworden.
De neergang tekende zich al af voor orkaan Irma en de coronacrisis. Doordat Nederland niet langer de gaten in de landsbegrotingen dicht zoals decennialang – tot 2010 – wel is gedaan, maar misschien nog meer door het niet eerlijk delen van de revenuen van de economie. De verdiensten komen immers vooral terecht bij toch al rijke familieconglomeraten die weinig tot geen belasting betalen, maar wel regeringen aan een touwtje hebben. Gevolg: de ongelijkheid in inkomensverdeling (de zogeheten gini-coëfficiënt) in de CAS-landen is aanzienlijk groter dan in Nederland en dat verschil is na Irma en tijdens Covid alleen maar verder toegenomen.
In plaats van dat aan te pakken, maken de Caribische ministers-presidenten Nederland het verwijt het Statuut te schenden door hun landen financieel te benadelen door (te veel) rente in rekening te brengen over uitstaande leningen. Premier Wever-Croes beschuldigde Den Haag er deze week ten overstaan van de lokale media zelfs van zich over de rug van de Arubanen te willen verrijken. Ze sloeg (verbaal) haar nagels ook uit naar Tweede Kamerleden die niet willen dat er een blanco cheque naar Oranjestad wordt gestuurd. Haar ambtgenoot Pisas vindt (vermoedelijk ingefluisterd door zijn vaste souffleur Sil de MinFin) dat Nederland maar moet opdraaien voor het falen van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten die heeft toegekeken hoe de pensioenkas van Ennia voor ruim een miljard werd geplunderd.
In de troonrede lepelde koning Willem-Alexander op dat het kabinet “samen met de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten bouwt aan een toekomstbestendige economie en kwalitatief hoogwaardig bestuur”. Niet dat Rutte I tot en met IV voorbeeld zijn van goed bestuur, maar als het moederland echt het beste voor heeft met de burgers van de Caribische landen, is het bereid serieus te investeren in het tot stand brengen van kwalitatief hoogwaardig bestuur op de eilanden. Alleen dat biedt inwoners van Curaçao, Aruba en Sint Maarten hoop op betere tijden.
Kadushi is het buitenbeentje van DossierKoninkrijksrelaties.nl: een stekelige rubriek die soms wel eens ‘au’ kan doen.