Door René Zwart
Een persoonlijk drama. Dat is wat oud-gouverneur van de Nederlandse Antillen Jaime Saleh overkomt. Of beter gezegd: over zichzelf heeft afgeroepen. Niemand is vrij van zonden, maar wat echt verwijtbaar is, is geen berouw tonen en niets doen om de aangerichte schade (voor zo ver mogelijk) te herstellen. Niemand die de voormalig president van het Gemeenschappelijk Hof de publieke vernedering toewenst te worden afgezet als Minister van Staat, maar dat is wel de onvermijdelijke consequentie van diens eigen handelen. Waarvan de schade overigens veel verder reikt dan hemzelf.
Een korte samenvatting: Saleh liet zich in 2008 door de Iraanse/Amerikaanse zakenman Ansary aanstellen als commissaris van de door hem overgenomen verzekeringsmaatschappij Ennia. De nieuwe eigenaar beloonde de toezichthouders exorbitant. Saleh ontving voor enkele vergaderingen per jaar bijna 3 miljoen gulden. Zo’n verdacht riante vergoeding doet bij ieder weldenkend mens de alarmbellen rinkelen. Zowel de rechtbank als het Hof noemen de vergoeding “excessief”.
Onder de neus van de commissarissen roofde Ansary meer dan een miljard uit de pensioenkas van Ennia. Een serieus signaal uit betrouwbare bron daarover sloeg de Raad van Commissarissen in 2016 in de wind. In 2018, vlak voordat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten per noodmaateregel het bewind over Ennia overnam, trad Saleh terug als commissaris.
‘Zakenman’ Ansary is vorige week ook in hoger beroep veroordeeld tot terugbetaling. De precieze hoogte wordt nog berekend, maar de kans dat hij over de brug komt is minimaal. Daardoor dreigen zo’n dertigduizend verzekerden hun pensioenuitkering te verliezen. Nederland is bereid dat met een lening van 600 miljoen euro te voorkomen, maar de regering van Curaçao heeft dat aanbod vooralsnog niet aanvaard: minister-president Pisas vindt dat het vermogen van het Koninkrijk moet worden aangesproken. Tot zo ver de achtergronden.
Dit weekeinde werd bekend dat de premier Saleh heeft gevraagd zijn titel van Minister van Staat in te leveren. Wie de oud-gouverneur een beetje kent vraagt zich af waarom hij het zo ver heeft laten komen. Hoe kan het dat Mister Integrity niet al jaren geleden toen het Ennia-schandaal in de volle omvang naar buiten kwam niet zelf tot het inzicht is gekomen per direct af te zien van de eretitel? Hij heeft voldoende weldenkende kennissen die hem ongetwijfeld hebben aangeraden dat wel te doen.
Saleh weigert vragen van de media te beantwoorden omdat de Ennia-kwestie nog onder de rechter is. Dat argument houdt geen steek. De Centrale Bank heeft er als bewindvoerder van Ennia juist voor gekozen de commissarissen wat de aansprakelijkheidsvraag betreft buiten schot te houden. Het heeft er alle schijn van dat dit besluit is ingegeven door het aanzien dat Saleh in de Curaçaose samenleving, maar ook in hoge kringen in Nederland (zoals de Oranjes) tot voor kort genoot.
Diezelfde redenering lijkt het Openbaar Ministerie te volgen door geen strafrechtelijk vooronderzoek te beginnen tegen degenen die geprofiteerd hebben van de grootste pensioenroof in de geschiedenis van het Koninkrijk. De verklaring van het OM te weinig capaciteit (menskracht en expertise) te hebben is onverteerbaar. Gegeven het feit dat Nederland voor de schade van 600 miljoen euro opdraait, kan het niet anders dan dat Den Haag graag een legertje forensisch rechercheurs had willen invliegen. Strafrechtelijke vervolging had immers de kans dat er nog iets te verhalen valt op Ansary aanzienlijk vergroot. Niets weerhoudt Saleh er dus van publiekelijk verantwoording af te leggen.
De oproep terug te treden als Minister van Staat – nota bene van een minister-president die niet de geschiedenis zal ingaan als de grootste hoeder van goed bestuur – is niet alleen een persoonlijke tragedie voor Saleh. De schade reikt veel verder. Dat zelfs iemand met zo’n onberispelijke staat van dienst al de verleiding van het grote geld niet kan weerstaan, haalt alle reeds in Nederland bestaande vooroordelen links en rechts in. Welke official in de Cariben is dan wel te vertrouwen?
De affaire voedt ook de twijfels over het functioneren van de instituties op Curaçao. Hoe komt het dat de Centrale Bank van Aruba Ansary geen kans heeft gegeven de kas van de lokale Ennia-tak te plunderen en de CBCS niet? Hoe onafhankelijk zijn de toezichthouders en worden zij – qua budget – wel in staat gesteld hun taak professioneel uit te voeren? Niet geheel ten onrechte wordt er hier en daar voor gepleit om vitaal toezicht op Koninkrijksniveau te organiseren. Temeer daar de rekening (niet alleen bij Ennia, maar eerder al met de Girobank) toch altijd in Den Haag komt te liggen.
Intussen wordt er druk gespeculeerd wie er de hand in zou hebben dat Saleh zijn titel moet inleveren. In elk geval gaat niemand er vanuit gaat dat dit besluit uit de koker van Pisas en de zijnen is gekomen. In de eerste zin van de ‘ontslagbrief’ aan Saleh zou een verborgen aanwijzing richting van Nederland kunnen worden gelezen. De premier schrijft “van onze gevolmachtigde minister in Den Haag te hebben begrepen….” Die opmerking is niet alleen volstrekt irrelevant, maar ook ongeloofwaardig. Manuel viert al geruime tijd vakantie op Curaçao en staat niet te boek als iemand die bovenmatig geïnteresseerd is in staatsrechtelijke aangelegenheden.
Het toch al broze vertrouwen van de burgers in bestuurders heeft een grote knauw gekregen. Veel Curaçaoënaars hebben de grootste moeite de maand rond te komen en als dan ook nog onder de neus van iemand waar zij torenhoog tegenop keken het pensioen van tienduizenden is gestolen, is de boosheid logischerwijs groot. Het is dan ook begrijpelijk dat er stemmen opgaan Saleh te verzoeken zijn makkelijk verkregen 2,9 miljoen in de bijna lege pensioenkas terug te storten.
Jaime Saleh is na het overlijden van Carlos Dip de enige Minister van Staat in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hij kreeg de titel in 2004 door de regering van de toenmalige Nederlandse Antillen toegekend. Het afpakken van de titel Minister van Staat is een zeldzaamheid. Het gebeurde in het Koninkrijk 2 keer eerder. In 1819 deed koning Willem I dat met politicus Gijsbert Karel graaf van Hogendorp vanwege diens liberale opvattingen. In 1947 ontnam koningin Wilhelmina oud-premier Dirk Jan de Geer diens eretitel (en onderscheidingen) omdat hij gedurende de oorlog loyaal was geweest naar de Duitse bezetter.
Achterflap van ‘Koninkrijksgemeenschap in verscheidenheid’ waarin toespraken van Jaime Saleh zijn gebundeld.