Den Haag – Als de Curaçaose regering dwars blijft liggen bij de tot standkoming van het reddingsplan voor het pensioenfonds van Ennia kan dat voor Sint Maarten zeer nadelige gevolgen hebben omdat het land dan geen 3,1% maar 6 tot 8% rente moet gaan betalen over de coronalening, zo werd duidelijk tijdens het debat vanavond van de Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties met staatssecretaris Van Huffelen.
Dat is het gevolg van de keuze om het reddingsplan onder te brengen in één bestuurlijke overeenkomst tussen Curaçao, Sint Maarten, Nederland en de Centrale Bank. Sint Maarten heeft als enig land inmiddels aan alle voorwaarden voldaan, maar is voor de hoogte van de rente afhankelijk van de medewerking van Curaçao aan de Ennia-deal. Deze week liet minister-president Pisas nog weten te vinden dat het vermogen van het Koninkrijk moet worden aangesproken.
Jorien Wuite (D66) vroeg de staatssecretaris te voorkomen dat Sint Maarten “de klos” wordt. Joba van den Berg (CDA) zei het “sneu” te vinden als het land dat als eerste aan de voorwaarden voldoet door toedoen van Curaçao wordt “beboet”. Van Huffelen zei goede hoop te hebben dat Curaçao alsnog instemt met de gekozen oplossing. De deadline voor het bereiken van een bestuurlijk akkoord over de redding van Ennia is 30 september.
Het debat maakte duidelijk dat de Kamer instemt met de herfinanciering van de 1,1 miljard aan coronaleningen. In oktober zal nog een besluit moeten worden genomen over de voorwaarden. Ook de Staten zullen zich daar nog over moeten uitspreken. Dat geldt eveneens voor de 600 miljoen euro om de Ennia-pensioenen veilig te stellen.
Voor Aruba staat al vast dat het land een marktconforme rente (6 tot 8%) in rekening wordt gebracht omdat het zich blijft verzetten tegen een Rijkswet Aruba financieel toezicht. Van Huffelen noemde dat in het debat “niet verantwoord” omdat de rentelasten daardoor op jaarbasis zo’n 30 miljoen hoger zijn dan nodig.
Kijk HIER het gehele debat terug