Curacao

Vragen over donatie van 200 miljoen aan CAS-landen uit Nationaal Groeifonds

Den Haag – Het besluit van het kabinet Rutte 200 miljoen euro uit het Nationale Groeifonds te halen en beschikbaar te stellen voor projecten in Curaçao, Aruba en Sint Maarten roept vooral bij de VVD vragen op. Dat blijkt uit de inbreng van de fracties in de Tweede Kamer op het besluit.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitwerking van de passage uit het coalitieakkoord over het beschikbaar stellen van EZK-financieringsinstrumenten voor het hele Koninkrijk. De leden van de VVD-fractie lezen dat middelen uit het Nationaal Groeifonds worden overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) om projecten in Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de CAS-landen) te kunnen financieren. Deze leden lezen dat in totaal 200 miljoen euro ter beschikking kan worden gesteld. Indien de eerste openstelling van 100 miljoen euro overschreven wordt met kwalitatief goede voorstellen, kan een tweede openstelling van nogmaals 100 miljoen euro plaatsvinden.

Deze leden van de VVD-fractie hebben daarover de volgende vragen. Aan de hand van welke criteria heeft de Minister besloten dat 200 miljoen euro een rendabele bijdrage is? Ook vragen deze leden of de Minister kan toelichten op welke manier tot deze bedragen is gekomen en hoe deze bedragen in relatie staan tot de beschikbare middelen in het Nationaal Groeifonds voor Nederland, zowel per hoofd van de bevolking als in BBP per land. Kan de Minister daarnaast aangeven aan welke voorwaarden voor een tweede openstelling zal worden getoetst om te bepalen of er aan de gewenste criteria is voldaan?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het Ministerie van BZK aangeeft dat openstelling van het Nationaal Groeifonds voor de CAS-landen juridisch niet mogelijk is. De verwijzing naar deze juridische onderbouwing lijkt incorrect: kunt u kort en gemotiveerd deze juridische onderbouwing geven? Daarnaast vragen deze leden of ook andere opties zijn onderzocht dan opname van 200 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds. Zo ja, kan de Minister aangeven welke opties dit waren en waarom niet voor deze andere opties is gekozen? Is bijvoorbeeld overwogen om de openstelling van het Nationaal Groeifonds te bewerkstelligen door bijvoorbeeld deelname van instellingen op de CAS aan Groeifondsaanvragen met aanvragers in Nederland? Indien geen andere opties overwogen zijn, kan de Minister toelichten waarom?

De leden van de VVD-fractie vragen of er ook een inschatting is gemaakt van het absorptievermogen van een dergelijk groot bedrag voor de CAS-landen, ook mede gelet op andere bedragen die recent ter beschikking zijn gesteld voor de CAS-landen? Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat het Nationaal Groeifonds is opgericht om het duurzame verdienvermogen van Nederland te versterken door te investeren in projecten die op lange termijn zorgen voor economische groei. Mede gelet op het feit dat CAS-landen nu indirect middelen tot hun beschikking krijgen uit het Nationaal Groeifonds, vragen zij in hoeverre aanvragen uit deze landen dienen te voldoen aan de voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden die het Nationaal Groeifonds daaraan stelt. Kan de Minister dit toelichten?

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de gelden aan het Nationaal Groeifonds worden onttrokken: alleen bij toewijzing van aanvragen of wordt het totale bedrag in een keer gealloceerd? En mocht het zo zijn dat er in de eerste tranche onder de 100 miljoen wordt aangevraagd; blijft het resterende bedrag dan in het Nationaal Groeifonds beschikbaar? De leden van de VVD-fractie merken op dat kansrijke thema’s zijn geïdentificeerd voor financiering. In hoeverre zijn deze doelen verge-lijkbaar met die uit het Nationaal Groeifonds? Is de vorm van financieren reeds duidelijk en betreft het subsidies, of verstrekken van risicodragend kapitaal of een combinatie? Kan de Minister ook aangeven of er een tijdshorizon is verbonden aan de openstelling, na welke periode een evaluatie op doelmatigheid en effectiviteit wordt verricht en wat de uitkomsten kunnen zijn van een dergelijke evaluatie?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het Nationaal Groeifonds een specifieke governance kent, waarbij onder strikte voorwaarden en regelingen aanvragen worden beoordeeld en vormgegeven in een specifiek daarvoor ingericht proces. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij voornemens is om de governance van deze faciliteit in te richten?

Tot slot merkt de VVD-fractie op dat investeren in zes thema’s zijn geïdentificeerd als kansrijk. In hoeverre wordt er enige toewijding verwacht van het bestuur van de CAS-landen om ook zelf bij te dragen aan een investering rond deze thema’s? Ook merken deze leden op dat er aan CAS-landen wordt gevraagd te reflecteren op de gekozen thema’s, zodat desgewenst nadere focus kan worden aangebracht. Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse bijdrage wanneer de CAS-landen aangeven geen mogelijkheden zien op de door Nederland kansrijk geachte thema’s? Kan de Minister dit toelichten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse van voorliggende brief kennisgenomen. Zij zijn van mening dat het ontzettend belangrijk is dat deze brief er nu eindelijk is, dat de samenwerking binnen het Koninkrijk van groot belang is en dat er rendabel wordt bijgedragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Caribisch Nederland (CN) en de Caribische landen door garantieregelingen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), het Nationaal Groeifonds en regelingen voor duurzame energieproductie (SDE++) open te stellen voor aanvragen uit het hele Koninkrijk.

De leden willen de Minister nog enkele verduidelij-kende vragen voorleggen omtrent haar inzet. De leden van de D66-fractie nemen kennis van de positie van de Staatsse-cretaris van BZK als kartrekker op de besteding van de middelen voor de CAS-landen en CN. Kan de Minister verder verduidelijken in hoeverre het Ministerie van economische Zaken en Klimaat (EZK) betrokken is bij de besteding van de middelen, gezien het Ministerie van Financiën ook over deze middelen gaat? Hoe zal de samenwerkingsstructuur tussen BZK en EZK eruit zien? Op welke wijze wordt de expertise van het Ministerie van EZK ingezet bij de duurzame sociaal economische doelstelling van de hervormingsagenda van de CAS-Landen?

Daarnaast vragen deze leden hoe het ministerie zich verhoudt tot de werkorganisatie die de landen ondersteunt bij de afgesproken hervormingen? Ook willen de leden weten of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland hierbij in contact staat met EZK of door BZK. De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het TNO onderzoek die in kaart moet brengen welke mogelijkheden er voor de CAS-landen zijn ten aanzien van duurzame en klimaat neutrale energie-transitie. Deze leden vragen aan de Minister op welke wijze wordt geborgd dat niet alleen de CAS-landen verduurzamen, maar ook het potentieel wordt benut om energie, zoals bijvoorbeeld groene waterstof, te exporteren in de regio en daarbuiten.

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de kansrijke thema’s die door het Ministerie van EZK zijn geïdentificeerd. Een aantal van deze thema’s zijn opgenomen in de Landspakketten, maar een aantal ook niet. Deze leden vragen aan de Minister of dit betekent dat de thema’s die betrekking hebben op bijvoorbeeld klimaatadaptatie, de energietran-sitie en digitalisering nu ook een prominente plek krijgen in de Landspak-ketten indien de respectievelijke Caribische landen dit aangeven. Zo nee, waarom niet? De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het beperkt gebruik van het Nationaal Groeifonds (NGF) in CN.

Deze leden vragen aan de Minister wanneer het programma voor Caribisch Nederland opera-tioneel is. Zij nemen tevens kennis van de beoogde opzet van een apart investeringsprogramma waarvoor middelen worden vrijgemaakt uit het NGF. De leden van de D66-fractie lezen onder andere dat er met deze middelen wordt ingezet op de verduurzaming van het toerisme en de (logistieke) infrastructuur. Kan de Minister verduidelijken hoe middelen die hiervoor vrij worden gemaakt voor de CAS-landen zich verhouden tot bestaande NGF-projecten? Specifiek zijn de leden benieuwd hoe er middels het project «Luchtvaart in Transitie» wordt ingezet op duurzame luchtvaart en elektrisch vliegen en of CN en de CAS-landen hierbij een interessante en kansrijke proeftuin kunnen zijn voor het verder ontwik-kelen van elektrisch vliegen, waarbij ook tegemoet wordt gekomen aan het verduurzamen van de (logistieke) infrastructuur.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om nader onderzoek te doen naar een op maat gemaakte garantieregeling voor de CAS-landen. Deze leden vragen aan de Minister wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van de garantieregeling. Kan de Minister toezeggen dat voor de begrotingsbehandeling 2024 van zowel Koninkrijkrelaties als Economische Zaken en Klimaat de Kamer per brief wordt geïnformeerd?

Daarnaast vragen deze leden op welke wijze het Ministerie van EZK van plan is om de garantieregelingen beter onder de aandacht te brengen bij de relevante stakeholders op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Verder vragen zij aan de Minister op welke wijze BZK en EZK samen optrekken om de bekendheid van de garantierege-lingen beter te waarborgen. Is er een voornemen om hiervoor specifieke informatievoorziening te organiseren?

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de aanpassingen die zijn gemaakt aan de BMKB-garantieregeling zodat deze beter aansluit bij de context en vraag van CN. Kan de Minister verduidelijken welke aanpas-singen hierbij zijn gedaan? Wat is op dit moment de benutting van de BMKB in CN? In Nederland zien we dat ondernemers met een kleine verduurzamingsvraag de BMKB-groen weinig tot niet kunnen benutten voor hun verduurzamingsfinanciering. De Minister gaf aan de evaluatie hiervan af te willen wachten. Op welke manier wordt er in CN mogelijkheid gegeven voor kleine duurzaamheidsleningen? Is de BMKB-groen hier een gepaste regeling voor? Behoeft er nog aanpassing te komen om de BMKB-groen of een andere manier van duurzaamheidsle-ningen tegen een lage rente beschikbaar te maken voor (kleine) onder-nemers op de eilanden? Op welke manier zet de Minister zich in om ook een op maatgemaakte BMKB-groen voor de CAS-landen op te zetten?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het vervolg van de drie programma’s. Deze leden vragen hoe de overheden, inwoners, het bedrijfsleven en kennisinstellingen in zowel het Caribisch deel (CAS-landen en CN) alsook in het Europees deel van het Koninkrijk worden geconsulteerd in de uitwerking van deze brief. Op welke wijze zullen overheden in verband met eigenaarschap worden betrokken bij de totstandkoming van de uitvoeringsplannen en onderlinge regelingen van het ministerie BZK? Is er bij de totstandkoming van deze financieringsin-strumenten en dit pakket aan investeringen gedacht aan de oprichting van de Caribische variant voor een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij en hoe wordt de haalbaarheid hiervan beoordeeld? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en hebben hierover geen verder vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief. Zij hebben hierover een aantal vragen. De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de regering voornemens is om met elk van de CAS-landen een onderlinge regeling overeen te komen. Kan de Minister nader ingaan op hoe de regering precies denkt tot de inhoud van de regeling te komen, hoe het overleg hierover met de CAS-landen verloopt en wat de contouren van de regeling zijn als het aan de regering ligt?

De aan het woord zijnde leden vragen of ook is overwogen de investeringen in een apart fonds – vergelijkbaar met het Nationaal Groeifonds – te stoppen, waarbij de CAS-eilanden de middelen kunnen gebruiken voor projecten die door experts uit het Caribisch deel van het Koninkrijk worden aangemerkt als geschikt om de doelen te bereiken? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de programma’s en regelingen en daarbij behorende investeringen ertoe moeten leiden dat de economische structuur wordt versterkt, de financieel-economische zelfstandigheid van de eilanden toeneemt, de energietransitie versnelt en de levensstandaard en werkgelegenheid verbetert. Deze leden onder-schrijven deze doelen. Zij zouden evenwel een nadere toelichting willen ontvangen hoe de regering samen met de CAS-landen deze doelen gaat concretiseren. Kan ook aangegeven worden wat de precieze planning is om te komen tot de definitieve regelingen en vanaf wanneer de middelen concreet ingezet kunnen gaan worden om te gaan worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het goed dat financieringsinstrumenten voor Europees Nederland ook van toepassing gemaakt worden voor CN en de CAS-landen in het Koninkrijk. Voor deze leden is het in het bijzonder van belang dat er middelen beschikbaar gemaakt worden voor rechtvaardig klimaatbeleid en de biodiversiteits-crisis. Zij hebben gelezen dat er middelen vanuit de SDE en de CN-enveloppe ter beschikking worden gesteld voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Voor de CAS-landen zal TNO onderzoek doen zodat er maatwerk kan worden geleverd. Volgens internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en het Urgenda-vonnis van de Nederlandse Hoge Raad heeft de Staat de plicht om al zijn burgers te beschermen tegen de (gevolgen) van gevaarlijke klimaatverandering. Erkent de Minister dat deze plicht ook geldt ten aanzien van ingezetenen van CN? Is de Minister het ermee eens dat een soortgelijke plicht ook rust op de regeringen van de Caribische Landen in het Koninkrijk?

De leden van Partij voor de Dieren-fractie merken op dat 11 mei 2023 onder meer Greenpeace Nederland de Nederlandse overheid aansprakelijk stelde omdat de overheid niet genoeg doet om klimaatverandering een halt toe te roepen en de mensen op Bonaire nauwelijks beschermt tegen de gevolgen van klimaatverandering. Kan de Minister garanderen dat met het ter beschikking stellen van EZK-financieringsinstrumenten voldoende middelen ter beschikking worden gesteld voor rechtvaardig «Paris-proof» klimaatbeleid voor het hele Koninkrijk? Zo ja, wat zijn precies de klimaatdoelen voor de Openbare Lichamen en de CAS-landen waar de middelen voor bedoeld zijn? Zo nee, wat is er nog meer nodig? En welke middelen stelt het kabinet ter beschikking voor de biodiversiteitscrisis? Worden de principes uit het WRR-rapport over rechtvaardig klimaatbeleid ook toegepast in het hele koninkrijk of is rechtvaardig klimaatbeleid enkel belangrijk voor Europees Nederland? Kan de Minister voorts aangeven of CO2-vermindering in het Caribisch deel van het Koninkrijk, door het land Nederland bekostigd, meetelt in de CO2-reductiedoelstellingen van het Land Nederland. Zo ja, worden hiermee de reductiedoelstellingen van de landen zelf niet gehinderd?

Is de Minister het met de leden de Partij voor de Dieren-fractie eens dat goede uitvoering van de financieringsinstrumenten vergt dat andere financiële en bestuurlijke instrumenten op orde zijn? Zo ja, kan de Minister uitleggen waarom binnen het land Nederland, ten aanzien van CN, dit niet het geval lijkt te zijn? De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing in CN, waardoor er geen efficiënt lokaal subsidie-instrumentarium is om middelen mee door te verdelen door de Openbare Lichamen.

Deze leden zien bijvoorbeeld ook dat de Wet Financiering Decentrale Overheden niet van toepassing is, waardoor de openbare lichamen de verkregen maar tijdelijk overtollige middelen niet tegen gunstige voorwaarden kunnen aanhouden bij de Staat. Zij zien verder bijvoorbeeld dat de Wet gemeenschappelijke regelingen niet volledig van toepassing is, waardoor de Openbare Lichamen niet in regelingen met Europees Nederlandse gemeenten, provincies, waterschappen, de Staat of met andere gemeenschappelijke regelingen kunnen treden voor de gezamenlijke uitvoering van klimaat-maatregelen. Erkent de Minister dit? Kan de Minister een volledige inventarisatie maken en de Kamer doen toekomen van aanverwante wetgeving die de uitvoering van de financiële instrumenten in CN kan hinderen en aangeven, met inachtneming van het «comply or explain»-beleid, hoe en wanneer deze obstakels weggenomen zullen worden? Kan de Minister daarbij specifiek ingaan op de gevolgen voor rechtvaardig klimaatbeleid?

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.