Den Haag – Staatssecretaris Van Huffelen deelt niet alle kritiek van Amnesty International op de wijze waarop Curaçao met Venezolaanse vluchtelingen/migranten omgaat.
Amnesty concludeerde in een in februari verschenen rapport dat het kabinet Pisas een groot deel van eerder gedane aanbevelingen niet is uitgevoerd en dat slechts “kleine stappen” zijn gezet. Dat laatste was overigens voor Van Huffelen voldoende om 350.000 euro naar Willemstad over te maken voor verbetering van het vreemdelingenbeleid.
Lees hieronder de gehele brief van Van Huffelen
In de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties van 22 februari jl. is verzocht om een kabinetsreactie te geven op het rapport ‘Curaçao: weinig verbetering in de bescherming van Venezolanen’ van Amnesty International (d.d. 7 februari 2023)[1][2]. Het kabinet heeft kennis genomen van het rapport van Amnesty International (hierna: Amnesty) en mede namens de staatssecretaris van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) beantwoord ik uw verzoek.
Het Amnesty-rapport is een vervolg op het in oktober 2021 verschenen rapport genaamd: ’Nog steeds niet veilig: Venezolanen krijgen nog steeds geen bescherming in Curaçao’ waarop mijn voorganger namens het kabinet een reactie heeft gegeven op 6 januari 2022.[3]
Algemeen
Amnesty bevestigt in het onlangs verschenen rapport dat de autoriteiten van Curaçao kleine stappen hebben gezet om de situatie te verbeteren. Zo geeft Amnesty aan dat de kwaliteit van interviews en beoordelingen van verzoeken om bescherming is verbeterd, er een betere toegang tot juridische bijstand is en er nieuwe faciliteiten zijn gebouwd om de omstandigheden in het vreemdelingen opvang- en detentiecentrum (VODC) te verbeteren. Amnesty meent echter dat de meeste plannen van de Curaçaose overheid niet zijn uitgevoerd. Het gaat hierbij om toegang tot informatie voor vreemdelingen in vreemdelingendetentie, toegang tot rechtsbijstand en een klachtenprocedure. Amnesty moedigt de Curaçaose regering aan om de mensenrechtensituatie van Venezolanen die bescherming zoeken op Curaçao te verbeteren. Daarbij herhaalt Amnesty aanbevelingen uit het eerder verschenen rapport ‘nog steeds niet veilig’ over de beschermingsprocedure, de uitvoering van vreemdelingendetentie (waaronder toetsing van detentie het opsluiten van kinderen) en het betrekken van de burgermaatschappij.
Zoals tevens aangegeven in de kabinetsreactie op het vorige Amnesty rapport staat ook voor dit kabinet voorop dat mensenrechten te allen tijde moeten worden gerespecteerd en beschermd. Net als Amnesty zie ik dat er de afgelopen maanden verschillende stappen zijn gezet door de regering van Curaçao die hebben bijgedragen aan het uiteindelijke doel: een menswaardige behandeling van en omstandigheden voor vreemdelingen in lijn met de internationale standaarden. Deze stappen hebben ertoe geleid dat ik het resterende bedrag van €350.000 alsnog heb uitgekeerd. Hierover informeerde ik uw Kamer in januari jl. per brief.[4] Tegelijkertijd zie ik ook dat voor Curaçao, net als voor alle landen binnen het Koninkrijk, de verantwoordelijkheid rondom migratiebeleid een enorme opgave is en blijft.
Aanbevelingen
In haar rapport doet Amnesty een aantal aanbevelingen aan de regering van Curaçao ten aanzien van de beschermingsprocedure, samenwerking tussen overheden, immigratiedetentie en de burgermaatschappij. Op 25 mei jl. heb ik samen met de Staatssecretaris van JenV, Amnesty International, Vluchtelingenwerk Nederland, Human Right Defense Curaçao en UNHCR ook over deze aanbevelingen gesproken. Hierin hebben de staatssecretaris van JenV en ik beiden benadrukt dat het respecteren en beschermen van mensenrechten, net als het asiel-, opvang- en terugkeerbeleid, een verantwoordelijkheid is van de autonome landen binnen het Koninkrijk. Wij hebben echter ook aangegeven dat een aantal aandachtspunten uit het rapport herkenbaar is. Curaçao kent vele grote uitdagingen en heeft beperkte capaciteit. Dit maakt dat de voortgang trager verloopt dan wellicht gehoopt. Wij blijven bij Curaçao, net als bij Aruba en Sint Maarten, aandacht vragen voor het borgen van mensenrechten en het naleven van internationale wet- en regelgeving. Ook met bovengenoemde NGO’s blijven de staatssecretaris van JenV en ik in gesprek over de voortgang op de aanbevelingen. Bij voorkeur doen wij dit samen met Curaçao, Aruba en Sint Maarten.
Afgelopen jaren hebben JenV, BZK en Curaçao inspanningen verricht die hebben geleid tot concrete resultaten, zoals de nadere inrichting van een specifieke unit voor het behandelen van de artikel 3-EVRM[5]-aanvragen op Curaçao en ontwikkeling van een artikel 3-EVRM informatiebrochure in verschillende talen (Spaans, Papiaments, Engels en Nederlands). De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) hebben verschillende trainingen en opleidingen gegeven of hierbij gefaciliteerd aan personeel op Curaçao om onder meer de beschermingsprocedure te verbeteren: onder andere een opleiding hoor- en beslistechnieken, het uitwerken van een procedure voor verwerking van een verzoek in het kader van artikel 3-EVRM en hostmanship-trainingen gericht op de bejegening van vreemdelingen voor zowel medewerkers als leidinggevenden in de vreemdelingenketen. Daarnaast is ook voorlichting gegeven om mensenhandel tegen te gaan en is een deel van het personeel van het VODC onder (digitale) begeleiding van het DJI Opleidingsinstituut een opleidingstraject gestart bestaande uit de modules motiverende bejegening, vreemdelingenrecht en intercultureel werken. Ten slotte is een nieuw gebouw voor vreemdelingenbewaring in gebruik genomen.
Amnesty geeft in haar rapport aan dat de hulp van de IND, voortkomend uit de beschikbare middelen om de vreemdelingenketen te optimaliseren, niet heeft bijgedragen aan het verlenen van bescherming aan Venezolanen. Curaçao zou de artikel 3-EVRM procedure gebruiken als middel om beschermingsverzoeken af te wijzen, zonder inhoudelijk te toetsen of vreemdelingen in hun land van herkomst gevaar lopen. Dit aandachtspunt wordt niet herkend. De voornaamste doelstelling van de geleverde bijstand door de IND en het ministerie van Justitie en Veiligheid was het in lijn brengen van de bestaande beschermingsprocedure met internationale verdragen en ter professionalisering en optimalisering van het beslisproces. Het uitvoeren van de beschermingsprocedure leidt niet altijd automatisch tot meer toekenning van bescherming. Ik wil benadrukken dat bij de toepassing van de artikel 3-EVRM procedure geldt dat het non-refoulement principe wordt gevolgd en mensen niet worden uitgezet als zij een reëel risico lopen op mensenrechtenschendingen.
Verder merkt Amnesty in hun rapport op dat er geen ontwikkelingen geweest zijn op het gebied van hulp van Nederland aan Curaçao bij het opzetten van een systeem voor gratis rechtsbijstand. Hoewel het EVRM geen formele verplichting kent om in alle gevallen gesubsidieerde rechtsbijstand voor vreemdelingen te realiseren, wil ik benadrukken dat op grond van het EVRM waar ook Curaçao aan gebonden is, lidstaten wel verplicht zijn een effectief rechtsmiddel en toegang tot de rechter te verschaffen. In Curaçao hebben vreemdelingen toegang tot de rechter; zittingen in de rechtbank vinden geregeld plaats. Het is in beginsel aan Curaçao zelf om invulling te geven aan de internationale verplichtingen volgend uit het EVRM. Indien door Curaçao gewenst, kan worden bekeken welke bijstand Nederland hierin kan leveren. Overigens begrijp ik van Curaçao dat in de praktijk vreemdelingen in vele gevallen op dit moment rechtsbijstand krijgen vanuit NGO’s.
Met betrekking tot het op een transparante manier delen van gegevens, voorschriften en andere relevante documenten kan ik alleen maar beamen hoe belangrijk dit is in het kader van een transparante organisatie en overheid.
Conclusie
De samenwerking tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten op het vlak van migratiebeleid is gestoeld op gelijkwaardigheid, wederzijds draagvlak en een goede onderlinge relatie. Hier wordt grote waarde aan gehecht. De vier landen werken onder meer samen in een werkgroep onder de Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK), die rapporteert aan het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO).[6] Er worden op regelmatige basis projecten geïnitieerd en best practices gedeeld, afhankelijk van de wederzijdse wensen en behoeften.
Ik blijf, samen met de staatssecretaris van JenV, met Curaçao in gesprek over de vreemdelingenbewaring en de vreemdelingenketen. De afgelopen jaren is er in goede samenwerking gewerkt aan ondersteuningsmaatregelen op dit vlak voor Aruba en Curaçao. Vanuit de ORVK en in het licht van de motie-Simons c.s.[1], waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken welke ondersteuning er desgevraagd nodig is bij de aanpak van de vreemdelingenproblematiek in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, voeren we proactief het gesprek over hulp en bijstand gestoeld op de waarden zoals hiervoor geschetst en op grond van artikel 36 van het Statuut. Ook wordt in de motie aan de Nederlandse regering gevraagd om in gesprek te gaan met de regeringen van de autonome landen, welke rol NGO’s kunnen spelen bij de aanpak van de vreemdelingenproblematiek. Hierover wordt aankomende tijd in de reeds lopende gesprekken met zowel de landen als met de NGO’s gesproken. Voor de begrotingsbehandeling van Koninkrijksrelaties in het najaar van 2023 zal ik uw Kamer over de voortgang van de motie informeren.
[1] 2023Z02688/2023D07800
[2] https://www.amnesty.nl/actueel/gevluchte-venezolanen-moeten-beter-worden-beschermd
[3] Kamerstuk 35 925-IV
[4] Kamerstuk 36200 IV, nr. 45
[5] Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)