Den Haag – Staatssecretaris Van Huffelen heeft wat uit te leggen aan de Tweede Kamer: waarom kwam ze niet meteen in actie nadat de rechter de regering voor onbehoorlijk bestuur veroordeelde door welbewust de levensgevaarlijke situatie bij de klif op Sint Eustatius te laten voortbestaan.
Pas na een tweede veroordeling besloot het kabinet 19 miljoen euro te reserveren om de klif te stabiliseren. Dat besluit stond diep weggestopt in de kleine lettertjes van Voorjaarsnota. Maar er was een derde rechterlijke oorvijg voor nodig om de portemonnee ook daadwerkelijk te trekken. Toen was er echter al zoveel tijd verloren gegaan dat de Van Huffelen zich genoodzaakt zag de Kamer te passeren en het geld zonder parlementaire instemming over te maken. En daarmee ondermijnde de staatssecretaris het budgetrecht van de Kamer, verweet VVD-Kamerlid Eelco Heinen haar in een debat over ongepast gebruik van de Comptabiliteitswet.
“Terwijl wij hier het debat voeren over het feit dat het uitzonderingsartikel 2.27 van de Comptabiliteitswet te vaak wordt gebruikt, stuurt de staatssecretaris een brief naar de Kamer waarin zij zegt dat zij een beroep doet op dit artikel om 19 miljoen euro uit te geven voor een klifproject op Sint Eustatius. Overigens zegt de staatssecretaris een beroep te doen op lid 1 van artikel 2.27, maar dat moet natuurlijk lid 2 zijn, want daarin staat de uitzonderingsgrond; in lid 1 wordt gezegd dat je het geld überhaupt niet mag uitgeven.”
“Het is vooral de toelichting die opzien baart. De uitgaven zijn namelijk nodig vanwege een vonnis van december 2022, een half jaar geleden. De staatssecretaris informeert de Kamer hierover in februari 2023. Begin mei volgt een kort geding bij de rechtbank, dat wordt afgewezen. Dat was drieënhalve week geleden. De minister van Financiën heeft laten zien dat ze in een dergelijke termijn via een spoedprocedure gewoon een nette incidentele suppletoire begroting kan opstellen voor de aanschaf van aandelen in KLM, zonder een beroep te doen op artikel 2.27. De staatssecretaris wijst er in haar brief bovendien op dat er sprake is van spoed, omdat het orkaanseizoen eraan komt — dat is rond 1 juni. Maar dat is iets wat je in december 2022 natuurlijk ook al ziet aankomen. Daarom is er volgens de staatssecretaris geen tijd meer voor een parlementaire goedkeuring. Maar wel wil ze eerst nog in overleg met het huidige Bestuurscollege; daarvoor is dan weer wel tijd.”
Van Huffelen voelde zich niet aangesproken: “Het punt van de klif Statia is wel degelijk eerder aan u gemeld. Dat is namelijk opgenomen in de Voorjaarsnota en daarmee ook eerder aangemeld. Het gaat nu over het beschikbaar stellen van middelen die nodig zijn om dit probleem urgent op te pakken.”
Heinen: “Dit onderstreept precies mijn punt. Het gaat er niet om dat de Kamer via een Voorjaarsnota wordt geïnformeerd. Er moet een begrotingswet naar de Kamer. Daar moet over gestemd worden. Dan pas kan de regering geld uitgeven. Als de staatssecretaris dit al weet bij de Voorjaarsnota, dan kan er een incidentele suppletoire begroting worden opgesteld. Dan kan het proces alvast worden klaargezet. Als er begin mei een rechterlijke uitspraak is, dan heeft de minister nog drieënhalve week de tijd tot dit moment om dat te doen. De minister van Financiën heeft bij KLM laten zien dat het binnen een heel korte termijn kan. Ik vond dat heel goed om te zien, want in het verleden was dat een aanleiding om artikel 2.27 te gebruiken. Dat had hier ook gekund. Mijn vraag is waarom dan niet die snelle spoedprocedure is gevolgd. Het gaat hier namelijk niet om puur het informeren van een Kamer.”
Van Huffelen: “We hebben daar niet voor gekozen, omdat we de ruimte niet hadden in het tempo dat er gemaakt moest worden om dit voor elkaar te krijgen. De reden daarvoor was inderdaad de urgentie om dit aan te pakken. Er is weinig tijd om in te grijpen. Een van uw punten was dat het een heel grote verrassing was voor de Kamer. Dat is het dus niet.”
Heinen: “Het kan geen verrassing zijn als het in december 2022 speelt. Ik denk dat dit een mooi voorbeeld is waarvan de Kamer zal zeggen dat het beroep op artikel 2.27 niet gerechtvaardigd is.” Van Huffelen had geluk: Heinen besloot dat de Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties het verder maar moet uitvechten met de staatssecretaris. “Ik kan hier heel veel vragen over stellen, maar het debat daar plaatsvinden.”