Den Haag – Volgens staatssecretaris Van Huffelen is invoering per 1 januari van een sociaal minimum in Caribisch Nederland “geen haalbare kaart” en daarom ontraadde zij moties van D66 en GroenLinks af.
Zo makkelijk als het kabinet de afgelopen weken ruim 300 miljoen schonk aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten, zo moeilijk doet het om de inwoners van de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba van een bestaansminimum te voorzien waarvoor overigens aanzienlijk minder dan 300 miljoen nodig is.
Dinsdag wordt over de moties gestemd. De kans dat ze, als ze al worden aangenomen worden uitgevoerd is verwaarloosbaar klein. Al jaren gromt en blaft de Kamer, maar druipt na wat tegengesputter van de verantwoordelijk bewindspersoon altijd weer snel af.
Lees hier het letterlijke verslag van het debat
De voorzitter: We zijn toe aan de behandeling van het tweeminutendebat naar aanleiding van het verzamelcommissiedebat over Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Ik heet de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Vier leden hebben zich ingeschreven voor dit debat. Als eerste spreekt mevrouw Van den Berg, die namens het CDA het woord gaat voeren.
Mevrouw Van den Berg (CDA): Dank u wel, voorzitter. Fouten kunnen gebeuren, maar het gaat erom hoe die worden opgelost. Vandaar de volgende motie.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het Openbaar Lichaam Sint-Eustatius over 2022 een tekort heeft van 2,2 miljoen dollar doordat kosten voor elektriciteit, water en de vuilnisophaaldienst abusievelijk niet in de begroting 2022 waren opgenomen; constaterende dat de eilandsraad van Sint-Eustatius in 2022 geen budgetrecht had; verzoekt de regering voor de begrotingsbehandeling van 2024 met een oplossing te komen voor het ontstane begrotingstekort en deze niet in mindering te brengen op de reserves van het openbaar lichaam, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA): Voorzitter. We zien nu dat er heel veel mensen van buiten binnenkomen op de BES-eilanden en dat de inwoners zelf niet altijd de bestbetaalde banen krijgen, omdat men bepaalde kwalificaties niet heeft. Vandaar de volgende motie.
De Kamer, gehoord de beraadslaging overwegende dat reeds in 1977 de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in zijn rapport Over sociale ongelijkheid constateerde dat de gevolgde opleiding in belangrijke mate bepalend is voor het inkomen dat wordt genoten, constaterende dat de werkloosheid onder de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba laag is, maar dat zij vaak laaggekwalificeerd werk hebben wegens gebrek aan kwalificaties; overwegende dat versterking van de kwalificaties van de lokale beroepsbevolking ook versterking van de weerbaarheid van de economie betekent; verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze opleidingsmogelijkheden, zowel praktisch als theoretisch, op de eilanden voor de lokale beroepsbevolking versterkt kunnen worden, en de Kamer daarover voor Prinsjesdag 2023 te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Wuite en Kamminga.
De voorzitter: Mevrouw Wuite, u mag namens D66 het woord voeren.
Mevrouw Wuite (D66): Goedemorgen, voorzitter en alle collega’s hier. Ik begin meteen met een motie die ook een doorzetting is van de onderwijsmotie die ik heb meegetekend en die zojuist is ingediend.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat in het kader van duurzame sociaal-economische versterking en diversificatie, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius hebben aangegeven in welke sectoren zij de komende jaren willen investeren; constaterende dat met een door de kleinschaligheid beperkt aanbod aan onderwijsprogramma’s en kennisinstituten, sociaal-economische versterking wordt bemoeilijkt; constaterende dat het fenomeen braindrain een van de grootste belemmeringen is voor duurzame economische ontwikkeling en vernieuwing in het Caribisch deel van het Koninkrijk; van mening dat door te investeren in regionale en Nederlandse samenwerkingsverbanden op het gebied van onderwijs, economische ontwikkeling voor sectoren zoals bijvoorbeeld landbouw, ICT en de creatieve industrie kunnen worden aangemoedigd en braindrain wordt verminderd; verzoekt de regering te verkennen welke experimentele (hybride) samenwerkingsverbanden haalbaar zijn op het gebied van vervolgonderwijs en op korte termijn kunnen worden gestart ter versterking van de lokale economie, en de Kamer hierover in het vierde kwartaal te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Wuite, Van den Berg en Kamminga.
Mevrouw Wuite (D66): Voorzitter. Dan mijn tweede motie. Die heeft natuurlijk alles te maken met de protesten van afgelopen vrijdag en zaterdag die we hebben gezien. Er zijn honderden mensen op Bonaire de straat op gegaan tegen ongelijkheid. Meer dan 3.000 huishoudens leven namelijk nog steeds in armoede en dat is wat mij betreft onverteerbaar, zoals ik al eerder heb gezegd. Dus vandaar de volgende motie.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat uiterlijk 1 oktober 2023 het eindrapport van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland wordt gepresenteerd; overwegende dat het kabinet heeft afgesproken zich in te spannen om Bonaire, Saba en Sint Eustatius een gelijkwaardig deel van Nederland te laten zijn; van mening dat het beleid met betrekking tot het indicatieve ijkpunt sociaal minimum niet effectief genoeg is gebleken en dat na dertien jaar integratie van Bonaire, Saba en Sint Eustatius nog steeds geen sociaal minimum is vastgesteld; verzoekt de regering in afwachting van het eindrapport van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland financiële scenario’s uit te werken, waaronder het mogelijk invoeren van het sociaal minimum per 1 januari 2024, en de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling SZW te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Wuite.
De voorzitter: Mevrouw Bouchallikh is de volgende spreker en zij gaat namens GroenLinks het woord voeren.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks): Dank u wel, voorzitter. Twee moties.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat als gevolg van de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een substantieel deel van Bonaire, ondanks dat er op het eiland zelf geen grote uitstoters zijn, eind van deze eeuw dreigt te overstromen; overwegende dat zowel bewoners van Bonaire, wetenschappers als natuur- en milieuorganisaties zich grote zorgen maken over de gevolgen van de klimaatverandering en het gebrek aan beleid van Nederland om deze gevolgen tegen te gaan; overwegende dat bewoners zich dusdanig veel zorgen maken dat zij samen met Greenpeace overwegen om een rechtszaak tegen de Nederlandse overheid te starten om effectief klimaatbeleid af te dwingen; verzoekt de regering om op korte termijn in gesprek te treden met de bewoners van Bonaire die via een brief hun zorgen hebben geuit en hen te betrekken bij een voortvarende uitwerking van klimaatbeleid voor Caribisch Nederland, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Voorzitter. Ook wij hebben met grote zorgen gekeken naar de demonstraties. Vandaar de volgende motie.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat er sinds de vorming van de bijzondere openbare lichamen in 2010, ondanks herhaalde oproepen vanaf de eilanden en vanuit beide Kamers, nog steeds geen passend sociaal minimum is vastgesteld voor Caribisch Nederland; overwegende dat enkele duizenden huishoudens op de eilanden maandelijks onvoldoende inkomen hebben om fatsoenlijk rond te komen; overwegende dat afgelopen week een van de grootste demonstraties uit de geschiedenis van Bonaire plaatsvond waarbij burgers, vakbonden, kerken, politieke partijen en consumentenorganisaties protesteerden tegen het uitblijven van een fatsoenlijk sociaal minimum; verzoekt de regering alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat er per 1 januari 2024 een fatsoenlijk sociaal minimum wordt ingesteld voor Caribisch Nederland, en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks): Hiermee sluit ik ook aan bij de motie van mevrouw Wuite. We hebben vaak vanuit de Kamer aangegeven dat hier verandering in moet komen, maar ook in het debat blijft een concrete toezegging uit. Dus we zullen hierop blijven hameren totdat dit uiteindelijk gaat gebeuren.
De voorzitter: Tot slot is van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Kamminga. Zij zal namens de VVD spreken.
Mevrouw Kamminga (VVD): Dank, voorzitter. In het debat hebben we terecht stilgestaan bij het sociaal minimum. Twee collega’s refereerden daar al aan. De situatie is echt nijpend, want zelfs met twee banen kunnen mensen niet rondkomen. We hebben afgelopen weekend weer gezien dat mensen daar de straat opgaan. Ik snap dat de staatssecretaris niet vooruit kan lopen op de uitkomsten van het onderzoek, maar ik wil nogmaals benadrukken dat zij waar ze mogelijkheden ziet om nog een stap vooruit te zetten, dat zeker niet moet nalaten.
Ik heb de moties van mijn beide voorgangsters gehoord. Ik zal die goed lezen om te kijken wat ik daarvan vind. Nogmaals, ik snap namelijk ook het dilemma van de staatssecretaris. Er worden stappen gezet en ik vind het lastig om daar vooruitlopend op die conclusies nu al iets over te beslissen. De oproep in generieke zin dat we alvast moeten gaan nadenken over hoe we dat gaan implementeren en niet pas op 1 januari als dat rapport er is, kan ik van harte ondersteunen.
Dan toch nog even over Statia, Sint Eustatius. Ik heb het in het debat ook gehad over de bestuurlijke ingrepen en het teruggeven van het budgetrecht. Ik heb het toen gezegd en ik zal dat nu nogmaals doen: ik blijf het ongemakkelijk vinden dat we deze volgorde hebben gekozen. Ik ben altijd van mening dat je eerst de afspraken en alle vinkjes zet en het dan pas doet. We gaan het nu vooruitlopend doen. Ik stel op prijs dat de staatssecretaris onder andere op mijn verzoek de afspraken eerst heeft geconcretiseerd met de nieuwe eilandsraad, alvorens we doorgaan met het KB. Ik ga daar nu niet nog iets nader van vinden, want ik vind ook dat we een betrouwbare overheid moeten zijn. We zijn het traject ingegaan. Ik vind dat de eilandsraden hun kant van de afspraken zijn nagekomen, dus ik vind ook dat wij die stap nu moeten zetten. Ik wil de staatssecretaris wel vragen: hoe gaan we die voortgang borgen en hoe worden wij daar als Kamer over gerapporteerd? Ik hoop toch echt dat we de stap naar de laatste fase ordentelijk doen in de juiste volgorde. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris daar iets over kan zeggen.
Dan het laatste punt. Het is al gememoreerd. Er zijn twee moties over het belang van onderwijs en opleidingen ingediend, die ik mede heb ondertekend. Voor mij ligt de sleutel nog altijd in opleiden en werkgelegenheid. Dan hebben we, als het goed is en dat hoop ik ook, niet meer de discussies over het sociaal minimum. Dan verdienen ze daar goed genoeg met hun banen om zelf rond te kunnen komen.
De voorzitter: Dank voor uw inbreng. Daarmee hebben we het einde bereikt van de termijn van de Kamer. Er zijn zes moties ingediend. We schorsen vijf minuten en dan krijgen we daar een oordeel over.
De voorzitter: Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat naar aanleiding van het verzamelcommissiedebat over Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Staatssecretaris Van Huffelen: Dank u wel, voorzitter. Ik zal gelijk overgaan tot het appreciëren van de moties en het beantwoorden van de gestelde vraag.
Ik begin met de eerste motie, de motie-Van den Berg op stuk nr. 68, over het tekort op de begroting van het openbaar lichaam van Sint-Eustatius. Deze motie zal ik ontraden. De reden daarvoor is wat we eerder in het debat gewisseld hebben. Er ontbrak inderdaad ten onrechte een post op de begroting van 2022, maar dat is tijdens de looptijd van het begrotingsjaar hersteld. Dat is niet ten koste gegaan van andere eilandelijke taken. Er is een bestemmingsreserve gevonden die openstond en die gebruikt kon worden. Die bestemmingsreserve was gemaakt in het kader van coronakosten. Daardoor is het verwachte tekort over 2022 nagenoeg gelijk gebleven. Een andere argumentatie is nog dat als deze fout niet was gemaakt, het ook op de begroting had gestaan en het ook had moeten worden betaald vanuit de begroting van Statia; het gaat vooral om energiekosten. Daarmee ontraad ik de motie.
Mevrouw Van den Berg (CDA): Even twee korte vragen. Ten aanzien van de laatste opmerking heb ik tegen de staatssecretaris gezegd: fouten kunnen gemaakt worden en als ze op Statia zelf waren gemaakt, had ik het logisch gevonden dat het van de reserve af zou gaan, maar dit Statia had geen budgetrecht, dus dit gebeurde onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Vandaar mijn motie.
Dan het eerste punt dat de staatssecretaris noemde, namelijk dat er nog een aparte bestemmingsreserve was, die, naar ik begrijp, geoormerkt was voor coronakosten maar niet gebruikt is. Dat heeft niet in de brieven gestaan die wij voorheen hebben gekregen, dus ik zou hierover heel graag nog een schriftelijke uitleg van de staatssecretaris ontvangen voor de stemmingen.
Staatssecretaris Van Huffelen: Dat kan inderdaad. We hadden inderdaad een bestemmingsreserve die vrijviel, wat het mogelijk maakt om deze kosten, die het eiland sowieso moest betalen — er moeten gewoon kosten worden gemaakt voor energie — te betalen. Maar ik kan daar nog een kort briefje aan wijden.
De voorzitter: Goed. Dat komt dan voor de stemmingen van 23 mei.
Staatssecretaris Van Huffelen: Ja. Maar voor de helderheid: de motie is ontraden.
De voorzitter: Ja, die is ontraden. Dat is helder.
Staatssecretaris Van Huffelen: Dan de motie-Van den Berg c.s. op stuk nr. 69. Die gaat over een voorstel over onderwijs. Deze motie zou ik oordeel Kamer willen geven. Het verzoek is om een onderzoek uit te voeren om te kijken of het onderwijs voor de lokale beroepsbevolking kan worden versterkt. Die motie wil ik dus graag oordeel Kamer geven.
Dan de motie-Wuite c.s. op stuk nr. 70. Die gaat ook over onderwijs. Daarin wordt de regering verzocht te verkennen welke experimentele en eventueel hybride samenwerkingsverbanden mogelijk zijn op het gebied van vervolgonderwijs. Deze motie bevat elementen die al in de zogenaamde Strategic Education Alliance worden opgenomen. Daarmee is zij in lijn met het beleid dat we hebben. Deze motie zou ik dan ook oordeel Kamer willen geven.
Dan de motie op stuk nr. 71 van mevrouw Wuite over het sociaal minimum. Die motie moet de regering helaas ontraden. Daar zou ik wel graag wat meer tekst en uitleg bij willen geven. Het gevoel van urgentie dat blijkt uit deze motie en ook uit een motie die is ingediend door GroenLinks, is helder. We moeten iets doen om ervoor te zorgen dat we ook een sociaal minimum gaan invoeren — dus niet alleen gaan vaststellen, maar ook gaan invoeren — op de eilanden van Caribisch Nederland. De minister voor APP, voor Armoedebeleid, en ik hebben u ook toegezegd dat we hieraan willen werken. Dat doen we ook met zeer veel kracht. Dat betekent niet alleen dat we al voor de begrotingsbehandeling komen met dat onderzoek om ervoor te zorgen dat er resultaten zijn, maar ook dat wij aan de slag gaan met de uitkomsten van dat onderzoek, dus wat het sociaal minimum moet zijn en wat dat betekent voor uitkeringen en salarissen. Wij gaan ook al nadenken over de vraag hoe we invulling zouden kunnen geven aan een eventueel gat, waarvan wij vermoeden dat dat wel uit dat onderzoek zal komen. Dat doen we, omdat we er ook voor willen zorgen dat er zo weinig mogelijk tijd is tussen het moment waarop we dit vaststellen, waarop het onderzoek van de commissie klaar is, en het feitelijk ervoor zorgen dat dat effecten heeft voor de mensen op de drie eilanden van Caribisch Nederland. Het probleem bij uw motie — dat is ook de reden waarom ik die moet ontraden — is dat er ook in staat dat dat al per 1 januari zou moeten kunnen. Dat is wat ons betreft niet een haalbare kaart, althans, daar willen we ons niet op vastleggen. Dat zou namelijk betekenen dat we wellicht hiermee een toezegging doen die we ook helemaal niet kunnen realiseren. We weten niet precies hoe groot het gat is dat de commissie gaat constateren. We weten ook nog niet precies aan welke knoppen we kunnen draaien en wat de invulling wordt. U mag ervan verzekerd zijn dat wij alles op alles zetten om het zo snel mogelijk te doen.
Mevrouw Wuite (D66): Dank aan de staatssecretaris dat ze aangeeft dat het onderwerp de urgentie van haar en ook van de minister voor Armoedebeleid heeft. Ik zag ook in een persbericht dat er actie nodig is. Daarom zien wij deze motie ook als een aanmoediging. Ik begrijp dat er al voorbereidingen worden getroffen. Mijn vraag is of de staatssecretaris zou kunnen toezeggen dat de financiële scenario’s die voorbereid worden, ook beschikbaar zijn om te proberen tot een besluit te komen dat impact heeft op 1 januari 2024. En dan vindt het politieke debat, zo begrijp ik uit de woorden van de staatssecretaris, plaats op het moment dat de commissieresultaten er zijn.
Staatssecretaris Van Huffelen: Wat ik net aan mevrouw Wuite en aan u allemaal aangaf, is dat die datum steeds genoemd wordt en dat we gewoon nog niet weten of we het op die datum kunnen realiseren, of dat überhaupt haalbaar is. Dat is ons probleem. Wij willen niet de indruk wekken dat dat zou kunnen of dat we dat ook gaan doen. Ik zeg er ook steeds bij dat ik dat in alle voorzichtigheid doe, omdat we zo snel mogelijk de stappen willen zetten die nodig zijn om een sociaal minimum te kunnen invoeren. De commissie is hard aan het werk om vast te stellen wat het sociaal minimum moet zijn. Wij werken er hard aan vanuit de verschillende ministeries. Dat gebeurt met name op het ministerie van Sociale Zaken, maar wij helpen vanuit andere ministeries ook mee, want er zijn verschillende manieren waarop je een eventueel gat zou kunnen overbruggen. Maar de pijn zit bij die datum. Dat maakt dus ook dat ik daar geen toezegging over kan doen.
Zoals gezegd nemen we dit uiteraard wel zeer serieus. We willen ook graag dat we niet alleen zo snel mogelijk vaststellen wat het sociaal minimum is, maar dat we dat ook gaan invoeren om ervoor te zorgen dat de mensen op de eilanden van Caribisch Nederland rond kunnen komen van het geld dat ze verdienen met een baan of van een uitkering.
Mevrouw Wuite (D66): Ik heb toch nog even een laatste vraag. Ik had het met name over de financiële scenario’s en vroeg of die wel of niet thans worden uitgewerkt door de ministeries die betrokken zijn bij deze kwestie. Dat zijn BZK en SZW. Dat heb ik nog niet helemaal begrepen.
Staatssecretaris Van Huffelen: Wij zijn aan het werk om dat te doen. Wij gaan ervan uit dat geconstateerd zal worden dat er sprake is van een gat. We weten alleen nog niet hoe groot dat is. Wij zijn aan het nadenken over de vraag: als er inderdaad sprake is van een gat, aan welke knoppen kunnen we dan draaien? Dat klinkt misschien een beetje technisch, maar het komt neer op: wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat dat gat daadwerkelijk zo snel mogelijk wordt gedicht voor mensen die ofwel een uitkering ofwel een salaris hebben? Nogmaals, daar werken we dus heel hard aan.
De voorzitter: De motie op stuk nr. 71 blijft dus ontraden?
Staatssecretaris Van Huffelen: Ja.
De voorzitter: Dan gaan we door met de motie op stuk nr. 72.
Staatssecretaris Van Huffelen: De motie op stuk nr. 72 van mevrouw Bouchallikh gaat over klimaat en de klimaattafel. De heer Nijpels heeft inderdaad deze week het onderzoek gepresenteerd naar wat er gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat we een antwoord hebben op verschillende klimaatthema’s. Dat betreft zowel mitigatie, dus het zorgen voor minder uitstoot van CO2 en andere schadelijke stoffen, als adaptatie: het ervoor zorgen dat het eiland zich kan voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Ik noem bijvoorbeeld de heftige regenbuien die we in de afgelopen tijd hebben gezien. We moeten ervoor zorgen dat we daar een antwoord op definiëren. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om dat samen in een klimaattafel te doen, waarbij niet alleen mensen vanuit de wetenschap, het bestuur of de politiek aanwezig zijn maar ook de bewoners. Die worden daar vanzelfsprekend bij betrokken. Daarmee wil ik deze motie dus ook graag oordeel Kamer geven.
De motie-Bouchallikh op stuk nr. 73 gaat eigenlijk nog een stap verder dan de motie die door mevrouw Wuite was ingediend. Helaas moet ik die motie ook ontraden. Op dit moment kunnen we niet zeggen dat er op 1 januari een sociaal minimum zal worden ingesteld. Dat is ook weer een beetje een moeilijk woord, want we hebben het over het vaststellen en het invoeren daarvan. Zoals ik begrijp, vraagt deze motie om ervoor te zorgen dat iedereen vanaf 1 januari daadwerkelijk een inkomen heeft dat op het sociaal minimum ligt of daaraan gerelateerd is. Dat kunnen we op dit moment niet toezeggen, maar dat laat onverlet de urgentie die wij voelen en die wij zien, ook op de eilanden, om hieraan te werken. Ook uw Kamer heeft daar druk op gezet. Wij zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk weten wat het gat is op basis van het onderzoek en hoe we dat kunnen dichten. Maar deze motie moet ik dus helaas ook ontraden.
Dan kom ik op de vraag die was gesteld door mevrouw Kamminga naar aanleiding van het zetten van een volgende stap in het laten terugkeren van de democratie op Statia. Inderdaad is het zo dat er nog stappen gezet moeten worden door het bestuur van het eiland om ervoor te zorgen dat met name op het gebied van het beheer van de financiën nog werk wordt gedaan. Het openbaar lichaam, dus zowel het bestuurscollege als de eilandsraad, heeft mij laten weten dat zij eraan willen werken om die stappen daadwerkelijk te realiseren. De vraag van mevrouw Kamminga was: hoe gaat u dat in de gaten houden? De opstellers van het rapport van Ernst & Young gaan rapporteren over de voortgang hiervan in een stuurgroep die we daarvoor hebben opgezet. Die stuurgroep bestaat uit de gedeputeerden van het openbaar lichaam Statia, de regeringscommissaris en mijzelf, het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarmee gaan we dus in de gaten houden dat de stappen daadwerkelijk worden gezet. Er zal voor worden gezorgd dat de ondersteuning die wij hebben aangeboden, gerealiseerd zal worden. Daarmee kunnen we het traject ingaan om die volgende fase in te zetten, maar houden we wel de vinger aan de pols om ervoor te zorgen dat het op orde krijgen van de financiële checks-and-balances en controls daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Daarmee heb ik volgens mij de beantwoording afgerond.
De voorzitter: Fijn. Dan sluiten we dit tweeminutendebat af. Over de ingediende moties wordt dinsdag 23 mei gestemd.