Den Haag – Kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland staan voor een “stevige uitdaging” om te voldoen aan de kwaliteitsnormen, maar minister Carola Schouten heeft het vertrouwen dat ze zich de komende jaren blijven inzetten om het gewenste kwaliteitsniveau te realiseren.
Dat schrijft de bewindsvrouw in antwoord op schriftelijke vragen van de Tweede Kamerleden Kamminga en Van den Hil (beiden VVD) over de constatering van de Onderwijsinspectie dat er ten aanzien van de kwaliteit van de kinderopvang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba nog het nodige te verbeteren valt.
De antwoorden van minister Schouten
1. Bent u bekend met het bericht ‘Kwaliteit kinderopvang Caribisch Nederland moet omhoog, zegt Onderwijsinspectie’?
Antwoord: Ja, ik ken het bericht. Laat ik vooropstellen dat de kwaliteit, en in het bijzonder de veiligheid en gezondheid, van de kinderopvang te allen tijde gewaarborgd moet zijn. Zoals ook blijkt uit de onderstaande beantwoording is het kabinet hier met de openbare lichamen en kinderopvangorganisaties van de BES hard mee aan de slag.
2. Welke oorzaken liggen eraan ten grondslag dat de kwaliteit van de kinderopvang op Caribisch Nederland tot dusver achter is gebleven? Zijn deze structureel?
Antwoord: Op 4 april jl. heb ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, mijn beleidsreactie op het eindrapport bestandsopname kwaliteit kinderopvang van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) gestuurd. Daarin heb ik aangegeven dat ik de conclusie van de inspectie volledig onderschrijf: de kwaliteit van de kinderopvang in Caribisch Nederland moet verbeteren om volledig te kunnen voldoen aan de eisen uit de bestaande eilandsverordeningen en de toekomstige eisen bij of krachtens het wetsvoorstel Wet kinderopvang BES.
Sinds de staatkundige transitie van 10 oktober 2010 is de verantwoordelijkheid voor kinderopvang in Caribisch Nederland belegd bij de openbare lichamen; de Europees Nederlandse wetgeving voor de kinderopvang geldt er niet. Bonaire had een Eilandsverordening Kinderopvang met daarin opgenomen kwaliteitseisen waaraan de organisaties moesten voldoen. Op St. Eustatius was er een verordening voor de dagopvang en op Saba was er geen verordening. Er vond nauwelijks toezicht op plaats. Bovendien waren er zeer beperkt overheidsmiddelen voor de kinderopvang beschikbaar gesteld. Gelet op de sociaaleconomische omstandigheden op de eilanden en de noodzaak om kinderopvang financieel toegankelijk te houden voor ouders die moesten werken, was de financiële ruimte om te investeren in goede kwaliteit van de opvang en medewerkers naar waarde te betalen, beperkt.
In 2019 is het programma BES(t) 4 kids gestart waarbij openbare lichamen en het Rijk samenwerken met de kinderopvangorganisaties aan het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang en het financieel toegankelijk maken van de kinderopvang. Dit werd vanaf 2020 ondersteund met de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland.
Het toezicht op de kwaliteit kreeg vorm vanaf 2020, toen binnen elk openbaar lichaam de herziene Eilandsverordening Kinderopvang in werking trad.
Sindsdien zijn kinderopvangorganisaties serieus aan de slag met het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang en moeten ze de omslag maken naar een professionele organisatie. Voor een groot deel van de kinderopvangorganisaties is dit een stevige uitdaging, naast de andere uitdagingen waar ze mee te maken hebben (personeelstekort, verbeteren van het opleidingsniveau, administratieve verplichtingen). In dat opzicht ben ik verheugd met de stappen die zijn gezet om de kwaliteit (verder) te verbeteren.
3. Hoe beschouwt u door kinderopvanginstellinghouders gemaakte opmerkingen dat er lokale inspecteurs betrokken moeten worden bij het uitvoeren van de inspectie?
Antwoord: In het kader van de bestandsopname heeft de inspectie samengewerkt met lokale inspecteurs op de eilanden. Er is een waarderingskader opgesteld waarin de eisen uit de eilandsverordeningen zijn opgenomen. De lokale inspecteurs hebben bij alle locaties een onderzoek uitgevoerd, onder auspiciën van de inspectie. Dit onderzoek betreft eisen omtrent administratie, personeel, accommodatie en veiligheid & gezondheid. De inspectie heeft ook de locaties bezocht. De inspectie heeft het kinderopvangproces beoordeeld, waaronder het pedagogisch- en educatief handelen, en de kwaliteitszorg. Op basis van de gezamenlijke bevindingen zijn de rapporten per locatie door de inspectie opgesteld en gedeeld met de locaties.
4. Zijn er bepaalde sancties opgelegd naar aanleiding van de conclusies van de Onderwijsinspectie? Zo ja, zou u deze uiteen kunnen zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Op basis van de bestaande eilandsverordeningen zijn de openbare lichamen verantwoordelijk voor de handhaving; de inspectie heeft die bevoegdheid niet. Het openbaar lichaam kan overgaan tot tijdelijke of structurele sluiting van een locatie, middels het (tijdelijk) intrekken van de exploitatievergunning. Dit instrument zal alleen in uitzonderlijke gevallen worden ingezet, namelijk als de veiligheid of gezondheid van de kinderen in het geding is. Tot op heden was dit niet het geval en is er door het openbaar lichaam niet overgegaan tot sancties.
De inspectie heeft wel de mogelijkheid om een herstelopdracht te geven als houders van kinderopvangorganisaties niet aan de eisen voldoen. Houders van kinderopvangorganisaties moeten, naar aanleiding van de herstelopdracht, binnen een bepaald termijn voldoen aan de eisen. Daarbij houdt de inspectie rekening met ‘grace periods’ in de exploitatievergunning: houders van kinderopvangorganisatie hebben extra tijd gekregen om aan eisen op het gebied van huisvesting en opleiding te voldoen. Herstelopdrachten met betrekking tot eisen die zien op het gebied van veiligheid en gezondheid dienen zo snel mogelijk te worden opgepakt, anders zal de inspectie het openbaar lichaam adviseren om te handhaven. Verder werkt de inspectie risicogericht: op locaties waar herstelafspraken zijn gemaakt onderzoekt zij vaker of de geconstateerde verbeterpunten binnen de afgesproken termijnen zijn opgepakt.
5. Hoe worden de conclusies van de Onderwijsinspectie bij het lopende wetsvoorstel met betrekking tot de kinderopvang in Caribisch Nederland betrokken?
Antwoord: Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven is het rapport van de inspectie voor mij geen aanleiding om het ingediende wetsvoorstel Wet kinderopvang BES aan te passen. In het wetsvoorstel is rekening gehouden met het ontwikkelpad dat kinderopvangorganisaties doorlopen. Zo is in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet kinderopvang BES en in het nader rapport aangekondigd dat voor de nadere regels met betrekking tot opleidings- en huisvestingseisen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zal worden voorzien in een overgangsregeling. Verder geldt dat de meeste kwaliteitseisen die bij of krachtens het wetsvoorstel zullen worden gesteld overeenkomen met de kwaliteitseisen uit de bestaande eilandsverordeningen. Daarnaast kan de inspectie door middel van stimulerend toezicht en het handhavingsinstrument ‘herstelopdracht’ kinderopvangorganisaties aanzetten tot kwaliteitsverbetering.
6. Hoe beschouwt u de beweging om meer kinderopvangcapaciteit te creëren in Caribisch Nederland terwijl de basiskwaliteit nog niet op orde blijkt te zijn? Komt de kwaliteit hierdoor niet nog meer onder druk te staan?
Antwoord: Eerder heb ik al aangegeven dat de kwaliteit van de opvang en in het bijzonder de veiligheid en gezondheid, van de kinderopvang te allen tijde gewaarborgd moet zijn.
In mijn beleidsreactie heb ik opgenomen dat ik met de openbare lichamen in gesprek ga over de aanbeveling ‘streng aan de poort’. Ik deel het uitgangspunt van de inspectie dat een nieuwe locatie aan de voorwaarden die in de bestaande eilandsverordening of, na inwerkingtreding, in de wet zijn opgenomen moet voldoen om te kunnen starten. Als op voorhand duidelijk is dat een kinderopvangorganisatie niet in staat is om aan deze eisen te voldoen dan is het onwenselijk om de organisatie toe te laten tot het kinderopvangstelsel.