Door Aart G. Broek
Het emancipatorische traject sinds 1863 tot nu toe blijft buiten de pleidooien voor excuses, een slavernijmuseum en een herstelfonds van 200 miljoen euro. Zodoende blijven het eigen succesvolle handelen van de nazaten van slaven en de eigen verantwoordelijkheid buiten beeld. Niet alleen de succesvolle stappen worden aan het zicht onttrokken. Ook het eigen meer of minder gemankeerde gedrag en handelen blijft buiten de schijnwerpers. Dat is wel eens anders geweest.
In de alom bekende roman Dubbelspel (1973) van Frank Martinus Arion worden bepaalde ongunstige gedragskenmerken van Afro-Antillianen fel belicht en genadeloos afgestraft. Een zelfzekere generatie zal moeten breken met tal van kenmerkende gedragingen om zich doelbewust te kunnen richten op de toekomst. Het handelingsverloop van de roman maakt ondubbelzinnig duidelijk dat bepaalde levenspatronen en denkwijzen van de Afro- Antilliaanse bevolkingsgroep onaanvaardbaar zijn. Die verhinderen een positieve ontwikkeling van de Curaçaose samenleving en een gunstige persoonlijke ontplooiing.
Helden / De roman zal vertrouwd zijn. Merk dit op: afkeurenswaardig gedrag en handelen betreffen in de eerste plaats het personage Manchi, direct gevolgd door Boeboe Fiel: zij vinden de dood. Ook Chamon deugt niet: hij pleegt een moord, draait de gevangenis in en zijn levensvisie krijgt een zeer beperkte aandacht van de verteller. Tenslotte, Nora: in de geïdealiseerde toekomst (in het laatste hoofdstuk) wordt ze geheel genegeerd, zij is een van de verliezers. Die vier personages hebben gemeen dat zij geen krachtdadige stap zetten die op een persoonlijke en maatschappelijke verandering wijst, in tegenstelling tot Janchi en Solema. Zij zijn de helden van de roman, die het – in feite socialistische – ideaal van een betere toekomst in het afsluitende hoofdstuk weten te realiseren. Zij worden gekenmerkt door: wilskracht, ijver, verstand, visie, zelfbeheersing en gemeenschapszin.
Frank Martinus tekent de gedragingen waarmee emancipatie van Afro-Antillianen kan plaatsvinden en droomt zich die toekomst in het (nabije) heden. Elders in de regio werd dit als volgt verwoord: ‘la vieille Négritude progressivement se cadavérise’: de oude wijze waarop de Afro-Caribische mensen zich gedragen verrot langzaam maar zeker tot een lijk en er zal een nieuwe krachtdadige zwarte mens ontstaan. Zo droomde de Martinikaanse literaire grootheid Aimé Césaire zich al in zijn internationaal geroemde Cahiers d’un retour au pays natal (1939). Hij legde het fundament voor de vermaarde Négritude-beweging. Die zou door de hele Caraïben – waaronder de Nederlands-Caraïbische (ei)landen – resoneren en leek onvermijdelijk naar zwarte ‘onafhankelijkheid’ te moeten leiden, in ieder geval in sociaalpsychologische zin.
Het kiert echter heftig tussen droom en werkelijkheid.
Ernstig geschokt / In 1996 werd het besluit genomen tot de instelling van het Recherche Samenwerkingsteam (RST), dat meer in het bijzonder zou werken op Aruba, Sint Maarten en Curaçao. Het takenpakket van het RST was tweeledig. Enerzijds de bestrijding van eiland overschrijdende criminaliteit. Hiertoe ontwikkelde het RST zich tot een autonoom korps op de eilanden, hoofdzakelijk aangestuurd onder Nederlandse leiding. Anderzijds kon het RST uiteenlopende vormen van ondersteuning verlenen aan de eilandelijke politiële korpsen bij onderzoek naar misdrijven ‘die de lokale rechtsorde ernstig schokken’ en korpsen daartoe over onvoldoende expertise beschikten.
Niet alleen de feitelijke leiding, ook bijzonder geruchtmakende zaken waarbij het RST betrokken was, speelden een rol in de beeldvorming: Nederlandse crime fighters jagen op‘onze mensen’. Die indruk was al gewekt door de arrestatie van de populaire en invloedrijke politicus Claude Wathey op Sint Maarten in 1993 – een vingeroefening die mede tot RST zou leiden. In 1997 wist het RST onder het mom van een bommelding het bestuurlijke kantorencomplex op Curaçao te ontruimen en van de gelegenheid gebruik te maken om geavanceerde afluisterapparatuur te plaatsen in de kamer van de politicus Benny Demei.
Toen de strafzaak tegen Demei voor kwam, bleek het RST meer middelen in te zetten, die de wettelijke kaders oprekten. Wathey en Demei waren overigens geen uitzondering. Tal van gezaghebbende politici en bestuurders van overheidsbedrijven werden in de loop van de jaren vervolgd. Zo verkreeg in de jaren rond de eeuwwisseling de vervolging van de politici Nelson Monte, Anthony Godett, Ben Komproe, Rufus McWilliam, Ramon Chong en Louie Laveist veel publieke aandacht. De lijst wordt tot op de dag van vandaag met regelmaat aangevuld. Inmiddels zijn bestuurlijke banden met maffiose organisaties en zelfs een moordaanslag onderdeel van aangelegenheden die ‘de lokale rechtsorde ernstig schokken’.
Misschien is de volwaardige betrokkenheid van politici bij eiland overschrijdende criminaliteit wel een signaal van succesvolle emancipatie, vooralsnog houden we het op het ondermijnen van de eilandelijke samenlevingen en zodoende van het emancipatieproces van tal van nazaten van slaven.
Zo blijkt ook uit minder stuitende zaken. ‘Uit de fraude- en corruptiezaken met benoemingen en aanbestedingen,’ zo constateerde de criminoloog Nelly Schotborgh-Van de Ven, ‘blijkt dat de procedures bestaan, maar dat de naleving van comptabiliteitswetgeving, begrotingsvoorschriften of andere wetten en procedures, een aanhoudend probleem vormt. Er wordt een hele eigen interpretatie, of een gebrekkige of onjuiste invulling aan regels gegeven. Vooral ministers, gedeputeerden en bestuurders van overheids-nv’s maken in dit verband misbruik van hun bevoegdheden.’
Kortom, het ligt niet aan de regels, die zijn er genoeg, maar het handelen van de nodige Afro-Antilliaanse bestuurders deugt niet. Vergunningen worden verstrekt, betalingen worden uitgevoerd, aanbestedingen genegeerd, personen worden benoemd, de trias politica niet gerespecteerd. Toezicht, controle, transparante verantwoording, handhaving mogen in regels zijn vastgelegd, maar alles staat of valt met het handelen van mensen: het naleven van wat er aan regelgeving voorhanden is.
Eigen boezem / Het ontstaan van een nieuwe krachtdadige Afro-Antilliaanse mens met ‘wilskracht, ijver, verstand, visie, zelfbeheersing en gemeenschapszin’ – zoals Martinus Arion en anderen zich droomden – liet en laat op zich wachten. Sommigen mogen nog menen een zekere inspanningsverplichting te hebben, maar – ongeacht de huidkleur – het blijft een ploeteren voor ieder van ons. In het laatste kwartaal van de vorige eeuw is er door de hele Caraïben heen uiterst kritisch uitgehaald naar het meer dan eens twijfelachtige gedrag en handelen van mensen met Afrikaanse roots. Deze kritische opstelling verkreeg bovenal door nazaten van slaven vorm en inhoud. De hand werd – dikwijls op bewonderenswaardige wijze – in eigen boezem gestoken.
Curaçao vormde hierop geen uitzondering, auteurs als Pierre Lauffer, Elis Juliana en Frank Martinus Arion haalden flink uit naar gedrag dat de verdere emancipatorische ontwikkelingen van de nazaten ondermijnde. De Antilliaanse componist en musicus Rignald Recordino was ook een van hen. Hij vroeg begrip voor het eigen falen in het Papiamentstalige lied ‘Tula, warda’ (Tula, nog even geduld; 1979). In dit – nog steeds bijzonder populaire – lied wordt Tula, de voorbeeldige held van de revolte van 1795, aangeroepen en gevraagd om geduld te betrachten. De inspanningen die zijn nazaten zélf hebben verricht om zich te bevrijden zijn niet altijd even inspirerend en constructief. Dat maken enkele coupletten – hier in vertaling – wel duidelijk.
Tula, wacht, nog even niet kijken. / Er moeten nog dingen worden hersteld. / We zijn nog heel hard aan het werk. //
Tula, je leven lang heb jij gezwoegd / om een stukje brood en om slaag te vermijden. / Tegenwoordig willen wij ons lijf niet vermoeien / toch graaien wij met twee handen naar de wereld. / Wij presteren niet veel, nee, wij presteren niet veel. //
Toen jij onze gids was / wist jij wat je doel was. / Nu staan wij op eigen benen, / maar waar we op afstevenen, weten we niet. / Bij de huidige koers blijft onze weg duister.
Doelbewust / Het hedendaagse zwart-activisme had wel wat vaker naar de tekst van ‘Tula, warda’ mogen luisteren én aan Frank Martinus Arion een voorbeeld moeten nemen. Het emancipatorische handelen vanaf 1863 had meegenomen moeten worden in de advisering, zowel de prestaties als de mankementen. Dán kan het zwart-emancipatorische proces pas echt een constructieve impuls worden gegeven: krachtdadig en doelbewust.
Zoals in de roman Dubbelspel kan het onderkennen van mankementen de weg wijzen naar wat verbetering vereist voor de praktijk van alledag. Wanneer corruptiezaken het samenleven in het algemeen en de emancipatie in het bijzonder ondermijnen dan weet je waartoe je ondersteuning behoeft. Dat verlangt justitiële en politiële steun, training inzake integriteit en het leren geven, nemen en faciliteren van tegenspraak.
Zo zijn er meer velden waar we de mankementen van kennen: onderwijs, monumentenzorg en natuurbeheer bijvoorbeeld. Inderdaad, daartoe kun je de slavernij niet in herinnering roepen. Niet alleen is het emancipatieproces al heel lang in gunstige zin gaande, maar het wordt dikwijls evenzeer ondermijnd door handelen en gedrag van nazaten. Tula, nog even geduld: werk in uitvoering.
Uit activistisch oogpunt lijkt het een sluwe opstelling alles vanaf 1863 opzij te schuiven. Zonder nuances een opeenstapeling van ellende uit de slavernij voor de voeten van blanke (politiek) bestuurders smijten. Van dik hout zaagt men planken. Inderdaad, het levert een flinke pot met poet op, maar – let wel! – die poet is eenmalig en exclusief voor een kleine geprivilegieerde groep van nazaten van slaven en – ook die waren er – van zwarte slavenhouders; hoofdzakelijk woonachtig in Nederland. Ko’i chambón. Wat een grofheid.
De eerste twee aflevering van deze beschouwing verschenen op 25 januari en 5 februari jl op deze website.