OPINIE – Gelijkwaardigheid binnen Nederland

Door Koos Sneek

Volgens art 132a van de grondwet kunnen er voor de openbare lichamen in het Caribisch deel van Nederland andere regels worden getroffen met het oog op bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland. Dit neemt echter niet weg dat conform art 1 van de Grondwet de gelijkwaardigheid van allen die zich in Nederland bevinden, onveranderd van kracht blijft. Na twaalf jaar 10-10-10 mankeert het hier nog wel wat aan.

De bedoeling van art. 132a in de Grondwet was om ervoor de zorgen dat de eilanden St. Eustatius, Saba en Bonaire, ook wel genoemd de BES-eilanden, gevrijwaard zouden blijven van regelgeving die niet bij hun bijzondere omstandigheden past vanwege o.a. het klimaat, de geografische ligging, de cultuur, de afstand tot het moederland etc.

Ik heb er een mooi voorbeeld voor. De BES-eilanden zijn een soort van bijzondere gemeenten. Indien ze als gemeente zouden worden behandeld en dezelfde regelgeving zouden hebben als een gemeente in Europees Nederland zouden ze verplicht zijn om een minimale hoeveelheid strooizout ter beschikking te hebben. We weten allemaal dat het echt niet zo vaak vriest bij ons, dus een dergelijke regel is voor ons niet echt nodig.

Een voorbeeld dat de regel dat er verschillen kunnen zijn al meteen aan de kant werd gezet, was de invoering van drie erg omstreden wetten, nl. het homohuwelijk, de wet op euthanasie en de abortuswet. Deze drie wetten werden zonder slag of stoot ingevoerd, niet omdat deze in de christelijke cultuur van de eilanden pasten, maar louter voor de eigen bühne in Europees Nederland. Het moest bij ons gelijk zijn. Ja, in dit geval dus wel. Waar in Europees Nederland een jarenlang publiek debat aan vooraf ging, werd de mening van onze inwoners niet eens gevraagd.

In de praktijk kunnen de inwoners van de eilanden zich niet aan het gevoel onttrekken dat artikel 132a wordt gebuikt om te valideren dat juist mindere voorzieningen dan men beschikbaar heeft voor de bewoners van Europees Nederland wel goed genoeg zijn voor de Caribische Nederlanders. Om ons te vrijwaren van de zaken die wel goed voor ons zijn en die ons op een gelijkwaardig niveau zouden plaatsen als de inwoners aan de Noordzee.

Een gevoel van ongelijkheid en het zijn van tweederangsburgers is het gevolg. Persoonlijk denk ik dat het verder gaat dan enkel een gevoel. Veel besluiten, of het nalaten of vertragen hiervan, maakt ons tweederangsburgers.

Het feit dat ik twee soorten Nederlanders heb genoemd geeft al aan dat er kennelijk een verschil is. Caribische Nederlanders wonen in St. Eustatius, Saba en Bonaire en Europese Nederlanders wonen in het stukje Nederland dat aan de Noordzee ligt. Wij Caribisch Nederlanders zijn ons terdege bewust van deze twee aanduidingen van mensen die welbeschouwd in hetzelfde land Nederland wonen. Negenennegentig komma negen procent van de inwoners aan de Noordzee hebben hier echter geen flauw benul van. Deze Nederlanders weten vaak niet eens dat er drie eilanden in de Caribische Zee liggen die bij het land Nederland horen.

Hoe zit het dan met de politiek, de regering en met onze volksvertegenwoordiging?

Wel, die zouden het eigenlijk moeten weten, ze weten het misschien ook wel, maar ze handelen er vaak helemaal niet naar. Om te beginnen worden onze belangen behartigd in het parlement door de commissie Koninkrijksrelaties. Het woord zegt het al, dit is de commissie die gaat over de relaties binnen het Koninkrijk, te weten tussen de landen Curaçao, Aruba, St. Maarten en Nederland. Hoe passen wij hierin? Louter en alleen omdat onze eilanden nu eenmaal in dezelfde Caribische Zee liggen als Curaçao, Aruba en St. Maarten? Het is natuurlijk gemakkelijk, maar hierdoor wel moeilijk om onderscheid te maken.

Maar wanneer de periodieke IPKO-vergaderingen worden gehouden, dan horen wij er natuurlijk weer niet bij. Want wij zijn geen land binnen het Koninkrijk, dan spreekt het land Nederland voor ons en gaat over onze belangen zonder ons zelfs maar te raadplegen.

Voor de politici maakt het niet veel uit of wij ons in onze situatie hier wel gelukkig bij voelen of niet. Of we onze stem nu wel of niet op hen uitbrengen heeft gezien onze geringe aantallen ging enkele invloed. Dit werkt dus ook niet echt in ons voordeel.

Door de constitutionele constructie, waarbij de eilanden niet onder een provincie vallen, vallen we rechtstreeks onder de ministeries, waarbij de coördinerende rol ligt bij BZK. En ja hoor, hoe heet de afdeling die hiervoor verantwoordelijk is, je raadt het al, Koninkrijksrelaties! En de verantwoordelijke staatssecretaris is de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties. Volop de ruimte dus om te handelen alsof onze drie eilanden geen Nederland zijn.

We zitten in een erg lastige positie. Ik weet dat politici het lastig vinden wanneer je het woord kolonialisme in de mond neemt. Weliswaar misschien onbedoeld, maar onze situatie lijkt er toch wel erg veel op.

Wanneer je de huidige wetten WolBES en FinBES bekijkt, de voornaamste wetten die op onze drie eilanden van toepassing zijn, en je vergelijkt deze met de gemeentewet of de Wet financiële verhoudingen, dan ontdek je opmerkelijke verschillen. Het voornaamste kenmerk van die verschillen vindt zijn oorzaak in een algeheel gebrek aan vertrouwen, zeg maar wantrouwen, welke terug te vinden is in de vele verplichtingen van de Caribische openbare lichamen om te rapporteren en de benodigde toestemming vooraf te moeten vragen om beslissingen te nemen op financieel en personeel gebied. Dit in tegenstelling tot een gemeente in Europees Nederland. Wij zijn per definitie corrupt en doen aan vriendjespolitiek.

Er loopt nu een proces, na twaalf jaar, waarbij onze wetten zullen worden aangepast. Toch werd nog de vraag gesteld, wanneer werd gesproken over de verhoging van het aantal raadsleden voor Statia, van 5 naar 11 conform de staffel die voor gemeenten wordt gebruikt, of er op ons eiland wel 11 raadsleden te vinden zijn. Hoe moet ik dit uitleggen, wanneer op Vlieland met 1.195 inwoners het aantal op 9 raadsleden ligt, terwijl op Statia 3.500 inwoners wonen? Wordt de vraag ook op Vlieland gesteld?

De verantwoordelijkheden die de raad op ons eiland heeft, maar zeker ook het bestuurscollege, zijn vele malen meer dan een vergelijkbare gemeente in Europees Nederland. Zo’n gemeente heeft meestal geen internationale luchthaven, geen internationale zeehaven, geen scholengemeenschap, geen ziekenhuis of een eigen lokale GGD. Wij hebben dit allemaal wel. Daarnaast kan ons openbaar lichaam niet terugvallen op een provincie.

Al jarenlang liggen er rapporten van Ideeversa en de Evaluatiecommissie Spies, waarin wordt aangegeven dat de vrije uitkering, waaruit veruit het grootste deel van de eilandelijke begroting bestaat, structureel zeker 25% te laag is om de eigen eilandelijke taken, zoals onderhoud aan infrastructuur, naar behoren uit te voeren. Hiervoor moet tot nu toe continue worden gebedeld bij de ministeries om doeluitkeringen, waarbij het ministerie natuurlijk een dikke vinger in de pap houdt. Het lijkt er bij dit beleid dus verdraaid veel op dat de eilandsbesturen niet worden vertrouwd.

De gebrekkige infrastructuur werd er op St. Eustatius zelfs bijgehaald om extra aan te tonen dat er toch wel sprake was van grove taakverwaarlozing. Dit terwijl de lokale overheid opzettelijk, want de rapporten liegen er niet om, door Den Haag te weinig middelen ter beschikking zijn gesteld om ervoor te zorgen dat men voor een goede infrastructuur kon zorgen.

De ombudsman, het College voor de Rechten van de Mens, onderzoeken van Regioplan, allen geven een beeld van de armoede op de BES-eilanden. Naar schatting 40% leeft onder het bestaansminimum. We weten het allemaal, we ontkennen het niet, maar we doen hier nagenoeg niets aan.

Ministers, staatssecretarissen, maar ook Eerste en Tweede Kamer leden, het is een komen en gaan en men is allemaal hevig geschrokken van de armoede die men bij ons aantreft. Nu, 12 jaar later is de armoede echter niet minder geworden, maar het is nu nog veel beroerder dan eerder. Zelfs beroerder dan voordat wij een onderdeel werden van Nederland.

En wat gaan we doen? We gaan rapporten schrijven, we gaan nog weer een nieuw onderzoek doen. Wat ook erg aanslaat bij ons, is dat we een internetconsulatie gaan doen. En dan verbaast men zich erover dat er hier maar twee reacties op zijn binnengekomen. Meestal weten wij bij ons helemaal niet dat er een internetconsultatie wordt gehouden en daarnaast is dit een tool dat op de eilanden helemaal geen bekendheid geniet. Maar toch doen he!

Mevrouw Schouten gaat de armoede nu met de helft verminderen. Je vraagt je af waarom met de helft? Mag die andere helft wel gewoon arm blijven, niet of nauwelijks te eten hebben, in een huis wonen waar de sanitaire voorzieningen ontbreken? Mensen die zonder pardon worden afgesloten van water en elektriciteit omdat ze eenvoudig weg de torenhoge rekeningen niet kunnen betalen. Mensen die van een minimumloon moeten rondkomen of een AOV-uitkering die ruim onder de armoede grens ligt, maar 8 dollar voor een krop sla moeten betalen.

En wanneer zij dan haar maatregelen neemt en de tijd die zij daarvoor neemt, dan loopt ze alweer achter de feiten aan. De kosten van levensonderhoud rijzen sneller dan haar besluitvorming. Gevolg is dat de omstandigheden van de mensen ondanks haar maatregelen verslechteren in plaats van verbeteren.

Voor het vaststellen van een sociaal minimum gaan we nu eerst weer een onderzoek doen, nu naar de systematiek. Ook dit lijkt weer op een vertragingstactiek. Waarom is dit onderzoek? Bestaat er al niet een systematiek hiervoor in Europees Nederland? Misschien kan er uitgelegd worden waarom we ook hier weer anders moeten worden behandeld?

Comply or explain is tegenwoordig de kreet. Dit betekent dat in principe regelgeving die in Europees Nederland geldt ook voor de BES-eilanden moet gelden. Mooie woorden waar in de praktijk weinig van terechtkomt. Meestal moet de betrokken minister of staatssecretaris na het opstellen van een wet eraan herinnerd worden dat onze drie eilanden er ook nog zijn. En als er dan uitleg moet worden gegeven dan liefst waarom iets goeds niet voor ons van toepassing behoeft te zijn en dan op voorhand al zeggen nee, dit is niet voor die kleine eilanden.

Tot dat er een maatschappelijke organisatie, zoals onlangs Greenpeace toen het over het klimaat ging, de druk opvoert om hem of haar op andere gedachten te brengen.

Per 1 januari zullen de uitkeringen en het minimumloon voor de tweede keer op rij worden verhoogd. Voor wat betreft het minimumloon betekent dit dus dat naast de inflatiecorrectie er netto meer bij komt voor de mensen. Vorig jaar was het een verhoging van 10%, dit keer is het voor St. Eustatius een verhoging van 14,3%. Het doel is om uiteindelijk het minimumloon op de hoogte van het sociaal minimum te hebben, waar het nu nog ruim onder ligt. Welk sociaal minimum hier precies bedoeld wordt is mij niet helemaal duidelijk. Het zal wel het sociaal minimum zijn, door bureau Regioplan onderzocht en vastgesteld, maar dat zonder verdere onderbouwing door Den Haag met 25% omlaag werd bijgesteld.

Hartstikke goed zou je zeggen dat het minimumloon omhoog gaat. Maar er wordt een klein dingetje vergeten. Uitkeringen worden betaald door de overheid. Lonen en dus ook het minimumloon worden betaald door de bedrijven. In twee jaar tijd zien deze hun personeelslasten met bijna een kwart toenemen. En dit zijn niet de enige kosten die omhooggaan. Transsportkosten om hun spullen naar het eiland te krijgen zijn niet te betalen. En stijgen bijna elke week. Banken vragen voor hun diensten astronomische vergoedingen. De elektriciteitsrekening is verdubbeld. Verzekeringspremies zijn een viervoud van wat men in Europees Nederland gewend is.

Hiermee wil ik dus zeggen, dat het mooi is om iets aan de inkomstenkant te doen, maar wanneer je niets aan de kostenkant doet dan raakt de zaak helemaal uit balans. De verhoging van het minimumloon zal dan tot gevolg hebben dat er bedrijven gaan sluiten en banen gaan verdwijnen of dat de extra kosten door de entrepreneur zullen worden doorberekend in de prijs van zijn product of dienst. In beide gevallen levert het dus niets op.

Het bereiken van een gezond sociaal minimum kan alleen worden bereikt indien tegelijkertijd aan de inkomsten en de kostenkant iets wordt gedaan. Niet alleen voor de consument maar juist ook voor de bedrijven. En daarnaast moeten er maatregelen worden getroffen die de economie versterken. Het laatste zien we helaas ook niet of nauwelijks gebeuren.

In de ongelijkheid wil ik ook nog even betrekken het vrij verkeer van personen. Onlangs werd ik hiermee zelf weer eens geconfronteerd. Reizende rechtstreeks tussen Saba en St. Eustatius werd ik door een Europees-Nederlandse immigratiebeambte verplicht om mijn paspoort te laten zien. Ik was dus Nederland niet uit geweest en kwam dus ook niet Nederland binnen. En dit was geen incident.

Dus u gaat een bezoek brengen aan het eiland Texel en daar staat een immigratieambtenaar bij de TESO-boot u om uw paspoort te vragen en zelfs ook nog vragen wat je komt doen en waar je verblijft. Wel, dat doen ze dus bij ons.

En ik wil hiermee nog een stapje verder gaan. St. Maarten bijvoorbeeld is een ander land, maar nog steeds wel binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Hetzelfde geldt voor Curaçao en Aruba. Echter als Nederlander moet je je bij al die landen bij de immigratie melden.

Ondanks dat er met een beetje goede wil vanuit Den Haag andere alternatieven zijn, moet je via de landen St. Maarten en Curaçao naar Bonaire reizen. Omdat deze van tot het Koninkrijk behorende landen als buitenland worden aangemerkt, moet je maar liefst vier keer door de immigratie. Dit nog afgezien van het feit dat zo’n reis een volle en soms zelfs twee dagen duurt. Terwijl Bonaire per vliegtuig slechts anderhalf uur vliegen verwijderd is van Statia.

Dit, terwijl wanneer je als Nederlander naar Boedapest, Barcelona of Berlijn reist, niemand je tegenhoudt en vraagt naar een paspoort. Waarom behandelen wij, binnen ons eigen Koninkrijk elkaar dan zo?

En het grappige is, of eigenlijk is het triest, er vliegt een vliegtuig twee keer per week tussen Bonaire en St. Eustatius. Deze vlucht wordt betaald door het ministerie van VWS. Meestal zitten er een of twee patiënten in dit toestel van 28 stoelen. Het ministerie weigert echter deze vluchten ook open te stellen voor gewone passagiers. Als excuus wordt aangevoerd dat er namelijk ook wel eens een patiënt op een brancard moet worden vervoerd. Dat een dergelijke vlucht kan bijdragen aan onze economie, reistijd voor ons drastisch kan verkorten en daarbovenop ook besparend werkt voor het ministerie zijn kennelijk geen argumenten.

Ik heb nog een paar irritante dingetjes voor ik afsluit. Onze ID kaart, afgeven door het ministerie van BZK, met op de achterkant vermeld dat het eigendom is van het Koninkrijk der Nederlanden wordt door ditzelfde ministerie, en ook door de anderen overigens, niet geaccepteerd als geldig identiteitsbewijs en je wordt de toegang geweigerd.

Er wordt nu een internetconsultatie gestart naar de behoefte van een BSN-nummer voor onze studenten die in Nederland gaan studeren. Tot nu toe wanneer deze jongelui aankomen hier in Nederland worden ze behandeld als buitenlanders. Ze kunnen zonder BSN-nummer geen kamer huren, geen elektriciteits- of wateraansluiting krijgen, geen bankrekening openen. Je vraagt je ten eerste af waarvoor is in hemelsnaam die internetconsultatie nodig, maar nog meer vraag je je af, waarom zijn onze inwoners die al 12 jaar bij Nederland horen nog steeds niet allemaal voorzien van een BSN-nummer?

Juist, we zijn zoals ik eerder al opmerkte, tweederangsburgers en kunnen volgens art 132a van onze grondwet anders worden behandeld.

Koos Sneek is lid van de Eilandsraad van Sint Eustatius

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.