Den Haag – Een gang naar de Nederlandse rechter door de regering van Curaçao, Aruba of Sint Maarten maakt, als dat al mogelijk is, een regeling voor het beslechten van geschillen tussen de landen van het Koninkrijk niet overbodig.
Dat blijkt uit het antwoord van staatssecretaris Van Huffelen op vragen uit de Eerste Kamer: “Mocht blijken dat besluiten kunnen worden aangevochten bij de Nederlandse bestuursrechter of burgerlijke rechter, dan vervalt daarmee naar mijn mening geenszins de noodzaak om een geschillenregeling tot stand te brengen. De genoemde rechters zijn organen van het land Nederland en spreken recht op grond en ten aanzien van Nederlandse wetten. Zelfs als rechtsingangen bij deze rechters zouden openstaan, is het daarom de vraag of zij voor dit soort geschillen wel als adequaat kunnen worden beschouwd.”
Het Koninkrijksrecht vraagt om specifieke expertise en oog voor de bijzondere constitutionele context bij de geschilbehandelende instantie, aldus Van Huffelen: “Het ingetrokken voorstel van rijkswet Koninkrijksgeschillen voorzag daarin door de bevoegdheid om geschillen te beoordelen in handen te leggen van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en, na amendering door de Tweede Kamer, van een binnen de Raad in te stellen Afdeling Koninkrijksgeschillen. Andere opties die in dit verband in het verleden zijn genoemd, zijn de Hoge Raad of een (op te richten) Gemeenschappelijk Hof voor Geschillenbeslechting.”
Lees hier de vragen en antwoorden