In de zondagse estafette-rubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht uit Sint Eustatius.
Doof en blind
Door Mia van Deelen
Kijkend en luisterend naar het debat in de Tweede Kamer over het sociaal domein in Caribisch Nederland (dinsdagavond 15 november) lijkt het enige tijd de goede kant op te gaan met het vaststellen van het sociaal minimum. Maar opeens wordt de harde werkelijkheid weer duidelijk: minister Schouten (Armoedebeleid) vertelt met zachte stem dat er weer een commissie ingesteld zal worden. Ditmaal om te bekijken hoe uitkeringen, wettelijk minimumloon en het kostenniveau voor de lokale bevolking in onderlinge samenhang kunnen leiden tot het gevraagde sociaal minimum.
Het is de zoveelste vertragingstactiek om maar niet te komen tot de meest voor de hand liggende uitkomst: Caribisch Nederland is gewoon Nederland dus het Nederlandse sociaal minimum is ook van toepassing op Caribisch Nederland! Maar de rekenmeesters van het kabinet (ingefluisterd door de verzamelde werkgevers in Caribisch Nederland) hebben liever een oplossing die het tweederangskarakter van de (Nederlandse!) bevolking aldaar handhaaft.
Het is net alsof het sociaal minimum in Nederland een regionale of zelfs een gemeentelijke diversificatie kent (hetgeen in elk geval in Europees Nederland niet het geval is). Er is al een Commissie Sociaal Minimum voor Nederland en nu moet er dus nog een commissie komen om ditzelfde te doen voor drie kleine Nederlandse dorpen zeven- à achtduizend kilometer westelijk van Den Haag. Wanneer komt ambtelijk en bestuurlijk Den Haag eens bij zinnen?
Verder vraagt minister Schouten enige clementie met de termijn van september 2023 om berekeningen in te dienen tot in ieder geval voor de begrotingsbehandeling voor 2024 (voor de goede orde: onderhavig debat van 15 november was ook al uitgesteld omdat deze minister niet tijdig informatie kon (lees: wilde) leveren aan de Tweede Kamer). En ze bestond het bovendien om er nog zoveel woorden aan toe te voegen dat het zou kunnen dat het sociaal minimum ook dan nog niet zou leiden tot enige vaststelling voor het jaar 2024. En als het nu een bijzonder moeilijk sommetje zou zijn, zou ik het nog kunnen begrijpen, maar een beetje havo- of vwo-leerling kan hierover zonder veel moeite een profielwerkstuk produceren dat werkelijk hout snijdt. Ik kan deze om- en terugtrekkende beweging van minister Schouten niet anders kwalificeren dan als ONWIL.
Een dag later is er een debat over (onder meer) de gezondheidszorg in Caribisch Nederland. Er is een klachtencommissie ingesteld voor patiënten van Sint Eustatius en Saba. Klachten van patiënten komen niet rechtstreeks hier terecht. Klachten worden door tussenkomst van de directie van het SEHCF (zorginstelling op Sint Eustatius) aangeboden. Hoe dit zo kan worden ingesteld is mij een raadsel. In een cultuur waarin nog volop wordt geïntimideerd bedenken patiënten zich wel twee- of driemaal alvorens met een klacht te komen. Enig inlevingsvermogen in de bevolking ontbreekt ten volle bij onze ministeriële bestuurders.
De roep om een onafhankelijk onderzoek naar de inrichting en werking van de gezondheidszorg op Sint Eustatius is er al heel lang en kwam in april tot een uitbarsting naar aanleiding van verschillende overlijdensgevallen met een ogenschijnlijke link met de slechte gezondheidszorg op het eiland. Een stille mars wordt op 5 april georganiseerd. Bestuur en management van SEHCF beloven het allerbeste en vooral veel transparantie. Dan is er zeer recent een voorval met morfine dat zou zijn ontvreemd door een verpleegkundige. Ondanks druk en protest van de lokale vakbond alsook van verscheidene lokale verpleegkundigen (die zich uit protest kleden in zwarte T-shirts) wordt ook nu weer de transparantie op zwart gezet. Er volgt geen onderzoek en de betrokken verpleegkundige verdwijnt van het toneel. Wat is er nog over van de mooie beloften van april? Helemaal niets! En Den Haag blijft doof en blind.
Staatssecretaris Van Ooijen (VWS) weigert een onafhankelijk onderzoek naar het functioneren van de gezondheidszorg en van Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (tot voor kort bekend als het Zorgverzekeringskantoor) in het bijzonder. Het belang van een dergelijk onderzoek is overduidelijk, maar ja, het eigen management van het ministerie van VWS zit natuurlijk tot over zijn oren verantwoordelijk te zijn voor de wanprestaties van de organisatie op Sint Eustatius. De Directeur Zorg en Jeugd Caribisch Nederland – het kan haast niet anders, gezien zijn langdurige betrokkenheid – is bekend met het gedrag in de medische sector op Sint Maarten alwaar corruptieve trekjes meer dan eens aan de oppervlakte komen, en waar het functioneren van het SECHF direct mee samenhangt. En nu weigert Van Ooijen dus een onafhankelijk onderzoek.
Hier is natuurlijk sprake van een gevalletje ‘slager keurt eigen vlees’ en wordt de voorkeur gegeven aan de procedure ‘doofpot’. Waar rook is, is vuur en de vraag wie nu de hand houdt boven wiens hoofd en wat dus onzichtbaar blijft voor de Tweede Kamer – of breder: voor het Nederlandse publiek – zal vooralsnog wel goed verborgen blijven. Wanneer neemt de Tweede Kamer haar rol als controleur van de regering nu eens serieus? Met andere woorden: wie is de staatssecretaris dat hij zomaar een onderzoek weigert? Waarom bijt de Tweede Kamer niet door? Welke belangen worden door wie verdedigd of beschermd en waarom?
Het vorenstaande lijkt een herhaling van hetgeen Kadushi gisteren in de column ‘Grootdenkers’ schreef. Het is een versterking. Het kan niet vaak genoeg gezegd en geschreven worden dat er met mooie woorden, uiterlijk vertoon, spiegeltjes en kraaltjes, geen magen worden gevuld en evenmin achterstanden in de basis worden aangepakt. Ministers en staatssecretarissen in het kabinet zijn allemaal onwillig om met gezwinde spoed de in 2010 aan de borst gedrukte Caribische Nederlanders zich thuis en Nederlander te voelen. We zijn twaalf jaar verder en in het beste geval komt er een studie naar iets dat allang bekend is.
Als iemand zich afvraagt hoe het komt dat de Caribische Nederlander eerder afkerig is tegenover Nederlander, dan dat hij zich ertoe aangetrokken voelt, zou iets beter moeten nadenken over hetgeen er gebeurt. Maar ja, electoraal is Caribisch Nederland niet een onderwerp waarmee je gemakkelijk en op korte termijn scoort, en dat is toch waar het veel politici om gaat…