Bonaire

COLUMN – Bericht uit Bonaire

In de zondagse estafette-rubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht uit Bonaire.

One size does not fit all

Door Burney el Hage

Dat er paal en perk gesteld moet worden aan salarisuitwassen in de met gemeenschapsgelden gefinancierde instellingen staat voor mij vast. Dit fenomeen speelt binnen alle landen en gebieden binnen ons Koninkrijk. Als tegenmaatregel is in Nederland destijds gekozen voor de introductie van de ‘Balkenendenorm’. Die schrijft voor dat openbare bestuurders in Nederland niet meer mogen verdienen dan 130 procent van een ministerssalaris.

In de actualiteit bestaat de Wet normering topinkomens. Bestuurders van organisaties en instellingen die onder de Wet normering topinkomens (Wnt) vallen, mogen in 2022 ten hoogste 216.000 euro verdienen. Topverdienen is door het Caribische gedeelte van het Koninkrijk klakkeloos overgenomen van het Europese gedeelte, maar denk hierbij dat Caribisch Koninkrijk weinig tot geen echte multinationals kent.

Dit weekend publiceerde de Volkskrant dat bestuursvoorzitters gemiddeld 40 keer zoveel verdienen als het gemiddelde van hun werknemers. De beloningen zouden vorig jaar met 32% zijn gestegen. De beloningen zijn zeker niet gestegen omdat er innovatieve ontwikkelingen zijn gerealiseerd die ‘carbon footprint’ drastisch omlaag brengen of armoede hielpen bestrijden. Doorgaans omdat er meer winst wordt behaald, voornamelijk door absurd hoge prijsstelling en ontwijken van strengere belastingregimes.

Ondertussen zijn de CAS-landen, mede naar aanleiding van enkele lokale excessen in de top van de semipublieke sector en ter reductie van de loonsommen van de (semi)overheidsinstellingen, met dezelfde normstelling aan de slag gegaan waarbij de beloningen van topbestuurders wordt gekoppeld aan het salaris van de minister-president van het betrokken land. Uiteraard zal deze normering neerwaarts doorwerken op de gehele salarisstructuur van deze gefinancierde instellingen.

Deze ‘normstellings-aanpak’ klinkt en lijkt aannemelijk, maar dreigt een ‘one size fits all’ oplossing te zijn die volledig voorbijgaat aan de realiteit dat het een grote uitdaging is om professionals aan te trekken (en te behouden) voor kritieke en specialistische functies binnen de (semi) overheid. Dit type personeel is schaars en tegelijkertijd hard nodig om de publieke sector te dragen en op niveau te houden. Denk bijvoorbeeld aan fiscalisten, inspecteur luchtvaart, medisch specialisten, IT-specialisten, maar ook aan goede ‘managers’. Voor deze groep geldt dat het arbeidsvoorwaardenpakket in vergelijking met de privésector of elders (internationaal) niet aantrekkelijk is.

Op termijn zullen deze functies gekoppeld moeten worden aan de ‘markt’ willen wij kwalitatief goed personeel behouden. Zo niet, dan zullen de functies vervuld worden met minder geschikt personeel met alle (financiële) gevolgen van dien. Uiteraard zullen er grenzen aan de beloningen moeten worden gesteld, maar niet op deze ‘one size fits all’ wijze.

In dit verband wil ik wijzen op het in 2019 door Deloitte Dutch Caribbean op Curaçao uitgevoerd nationaal salarisonderzoek. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de beloningsstructuren en arbeidsvoorwaarden op Curaçao. De resultaten van dit onderzoek zijn vrij representatief voor de eilanden en het zou zonde zijn als de aangedragen suggesties niet worden meegenomen bij de invulling van de normstelling op de afzonderlijke eilanden.

Een van de suggesties is om binnen de algehele normstelling binnen de (semi) overheid, onderscheid te maken tussen enerzijds administratieve/ondersteunende- en kernfuncties en anderzijds specialistische- en kritieke functies. De normering en het arbeidsvoorwaardenpakket zou hierop aangepast moeten worden om voor specialistische en kritieke functies geschikt personeel te werven en te behouden.

De botte bijl die naar buiten toe de exorbitante topinkomens moet aanpakken zal, op de manier waarop het nu lijkt te worden ingeregeld, wellicht achter de schermen ook de ruggengraat van de instellingen beschadigen door specialistische en kritieke functies onaantrekkelijk te maken.

Bovendien is het hanteren van deze norm als middel om de loonsom van de semioverheidsinstellingen te verlagen eigenlijk niet wenselijk, noch effectief. De stelling dat ambtenaren overbetaald worden, is gewoon niet juist. De olifant in de publieke en semipublieke sector is eerder de kwalitatieve onderbezetting, het disfunctioneren van medewerkers, politieke invloeden en inefficiënte processen en procedures. Op dat gebied is er veel ruimte voor verbetering, maar die verbetering bereik je in ieder geval niet door normering van de topinkomens.

De andere niet voldoende onderkende werking van de ‘one size fits all’ aanpak is het klakkeloos volgen van het beloningssysteem dat Nederland hanteert voor zijn politieke bestuurders. In Nederland liggen deze beloningen wat lager, maar wat achter de schermen wel wordt ingecalculeerd is het feit dat er, indien nodig, ‘voor elkaar gezorgd wordt’ na het beëindigen van de politieke/bestuurlijke carrière.

Dit historisch gegroeide systeem draagt ertoe bij dat kwalitatief goede bestuurders de uitdaging accepteren, ondanks de relatief lagere beloning. Een politieke carrière opent naderhand de deuren naar betaalde (top)functies. En zo niet, dan kan men gewoon weer aan de slag op de arbeidsmarkt.

Dit systeem kennen wij op de eilanden niet. Integendeel, de politiek ingaan of een bestuurlijke functie vervullen is een groot risico en kan vergeleken worden met ‘carreer suicide’: na je politieke loopbaan is de kans op een goede carrière elders op het eiland vrijwel verkeken. Dit in combinatie met het feit dat de salarissen van politici echt niet exorbitant zijn, vooral niet in vergelijking met de extreem hoge kosten van levensonderhoud, maakt het de rol van politieke ambtsdragers wel heel onaantrekkelijk. Je verdient relatief weinig en je loopt een carrièrerisico. Vandaar ook dat politici op de eilanden zo eindeloos lang in de politiek blijven hetgeen eigenlijk onwenselijk is.

Uiteraard hebben wij in het verleden ook uiterst bekwame politici en bestuurders gekend, maar de wetenschap dat een carrière na een politieke termijn niet makkelijk is, kan ongewenste effecten hebben waaronder het afschrikken van capabele kandidaten die we juist zo hard nodig hebben. Wat mij te binnen schiet is een quote van James Goldsmith: “If you pay peanuts you will get monkeys”. De ‘one size fits all’ cultuur en uitvoering in ons Koninkrijk heeft al veel kapot gemaakt op de eilanden.

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.