In de zondagse estafette-rubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht uit Sint Eustatius.
Armoedig beleid
Door Mia van Deelen
Wonend op Statia valt het mij op dat veel Statianen op de vraag “How are you?” antwoorden met “Not too bad today” of “not complaining” met daar achteraan: “that doesn’t help”. In het begin klinkt het opgewekt, charmant. Langzamerhand ben ik mij echter gaan afvragen: vanwaar die berusting, dat flegmatieke? In de loop van de jaren hier valt het immers op dat de houding ten opzichte van het ‘gezag’ en de ‘autoriteiten’ zo berustend is, vaak zelfs onderdanig. Waarom legt men zich zo gemakkelijk neer bij ‘situaties die nu eenmaal zijn zoals ze zijn’?
Niet dat er niet geklaagd wordt: zeker wel. Maar uitsluitend onder, tegen en over elkaar, maar niet daar waar klachten terecht zouden moeten komen. Men weet gewoon niet altijd de juiste weg te vinden, maar er is zeker ook angst voor intimidatie en bijbehorend baanverlies. De confrontatie wordt niet gezocht waardoor er weinig verandert en als dat al wel zo is, is dat meestal zonder inbreng van Statianen!
Maar soms is het teveel. Dan is er een druppel die de spreekwoordelijke emmer doet overlopen. Zoals een week of 3 geleden door de dood van een jongeman door een aaneenschakeling van onduidelijkheden, slechte communicatie, het niet duidelijk zijn waar de verantwoordelijkheden liggen en waar de beslissingen genomen worden.
Donderdag 21 april werd door regeringscommissaris Francis aangekondigd dat er hard gewerkt wordt aan de samenstelling van een onafhankelijke commissie om ziekenhuis te onderzoeken. Ik neem aan (en hoop) dat behalve dit onderzoek ook door de Inspectie Gezondheidszorg een onderzoek naar de algemene gang van zaken zal worden ingesteld.
Een andere voor mij niet transparante organisatie is de Voogdijraad, die direct valt onder de moederorganisatie: de Raad voor de Kinderbescherming in Europees Nederland. De werkzaamheden van deze Raad omvatten onder meer het uitbrengen van advies bij jeugdstrafzaken, bescherming van minderjarigen in kwesties rond gezag, verdeling van zorg- en opvoedingstaken, omgang met ouders en derden, hoofdverblijfplaats van het kind, rapport uitbrengen ten behoeve van vaststelling alimentatie en betaling ervan.
Over dit laatste, de betaling van alimentaties, was de Nationale Ombudsman in zijn verslag over armoede nogal duidelijk: “Alimentatie wordt lang niet altijd aangevraagd en/of betaald” en “Soms wordt wel alimentatie aangevraagd, maar wordt het dossier pas na vier jaar (!) opgepakt” (aldus de Nationale Ombudsman). Gaat het hier om incidenten? Of is dit een structureel probleem? Wie het weet mag het zeggen, maar ik heb wel mijn vermoeden. Dit is geen armoedebeleid, maar armoedig beleid!
Hoewel beide ouders verplicht zijn om een bijdrage te leveren in de kosten van het levensonderhoud van hun kinderen, wordt toch lang niet altijd alimentatie betaald. De meeste vaders kunnen of willen niet bijdragen in de kosten. En de moeders laten, om gedoe te voorkomen, het er vaak maar bij zitten. Dit ondanks het feit dat ze het geld meestal hard nodig hebben. Niet iedereen weet de juridische wegen te bewandelen of mensen kunnen de rechtshulp niet betalen. Er is onbekendheid met procedures door slechte of geen voorlichting.
Verder lijkt het alsof er een permanent onvolledig inzicht is in het aantal jongeren die onder het jeugdstrafrecht vallen, de zogenoemde recidivisten. Deels wordt dit veroorzaakt dat er geen grote aangiftebereidheid lijkt te zijn. Het gevolg hiervan is dat jeugdige overtreders niet of veel te laat begeleiding krijgen.
Zolang de cirkel niet wordt doorbroken, zal nog vaak gehoord worden dat men niet klaagt omdat het toch niet helpt. Hoe kan de cirkel worden doorbroken? Het begint met werkelijke en oprechte aandacht van de instituties in Europees Nederland en met brede en permanente voorlichting. Werkelijke betrokkenheid en een luisterend oor (en een schrijvende pen) kan een wereld van verschil maken. Ook Nederlandse instituties weten volgens mij wel hoe dingen het best kunnen worden aangepakt, maar ook hier geldt: is er werkelijke betrokkenheid? Is er de werkelijke wil om van Caribisch Nederland iets te maken?
Als vanuit Europees Nederland eens wat vaker de helpende hand wordt aangereikt, eens wat vaker serieus wordt geluisterd naar de noden en behoeften op de eilanden, in plaats van met een opgeheven vingertje zeggen hoe het moet.