Sint Maarten

Advies: verbeter relatie College financieel toezicht en landsregeringen

Den Haag – Het verbeteren van de relatie tussen het College financieel toezicht en de regering van Curaçao en Sint Maarten is een van de aanbevelingen van de commissie die de Rijkswet financieel toezicht heeft geëvalueerd. Een andere aanbeveling is het wegnemen van belemmeringen bij de uitoefening van het financieel toezicht bij investeringen voor de langere termijn.

Dat blijkt uit het evaluatieverslag dat staatssecretaris van Koninkrijksrelaties vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Aanbiedingsbrief staatssecretaris Van Huffelen

Op vrijdag 8 april heeft in de Rijksministerraad (RMR) besluitvorming plaatsgevonden over de uitkomsten van de bijgevoegde Evaluatie Rijkswet financieel toezicht 2021. Doel van de Rijkswet is dat Curaçao en Sint Maarten houdbare overheidsfinanciën realiseren door structureel te voldoen aan de in  de Rft opgenomen begrotingsnormen. Het financiële toezicht door de RMR is erop gericht dat de instituties en de bestuurlijke werkwijze van de landen het  toezicht op termijn overbodig maken. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de Rijkswet (Rft) en vervolgens in beginsel elke drie jaar daarna wordt door de RMR een beslissing genomen over voortzetting, beperking of beëindiging van het toezicht. Dit geschiedt op basis van een analyse van de mate waarin Curaçao en Sint Maarten in de voorgaande drie jaar hebben voldaan aan de begrotingsnormen uit de Rft door een onafhankelijke evaluatiecommissie van deskundigen. Ook wordt bezien of en hoe deze normen en het toezicht erop zijn verankerd in de eigen wetgeving van de landen.

Bijgaande evaluatie betreft de derde evaluatie van deze Rijkswet sinds 10 oktober 2010, toen deze van kracht werd. De eerste twee evaluaties vonden plaats in 2015 en 2018. In beiden evaluaties heeft de commissie geadviseerd om het toezicht te handhaven waarna dit advies is overgenomen door de RMR. De nu voorliggende evaluatie betreft de periode 2018 – 2020.

De evaluatiecommissie 2021 heeft ook een drietal aanbevelingen gedaan over maatregelen die bevorderen dat Curaçao en Sint Maarten aan de normen kunnen voldoen en over het uit te oefenen toezicht.

Hoofdadvies commissie: voortzetting financieel toezicht

De commissie adviseert het financieel toezicht voor zowel Sint Maarten als Curaçao onverkort voort te zetten, omdat beide landen in de periode 2018-2020 niet hebben voldaan aan de normen uit de Rft. Zo zijn de begrotingen in deze periode niet in evenwicht en zijn niet alle verwachte uitgaven en ontvangsten op de begroting en de meerjarige begroting opgenomen en toereikend toegelicht. De begrotingen voldoen evenmin aan de criteria van ordelijkheid en controleerbaarheid. De RMR heeft op basis van dit advies besloten het financieel toezicht door de RMR voor beide landen in zijn geheel te continueren en de volgende evaluatie binnen drie jaar – uiterlijk in 2024 – te laten plaatsvinden.

Aanvullende aanbevelingen

De RMR heeft ook de drie aanvullende aanbevelingen van de evaluatiecommissie besproken.

De RMR onderschrijft het advies van de commissie dat de landen mandaat, budget en uitvoeringscapaciteit dienen te organiseren, zodat het financieel beheer op orde kan worden gebracht. Het is hierbij van belang dat de afzonderlijke ministeries verantwoordelijkheid dragen voor een goed financieel beheer en die verantwoordelijkheid ook (moeten en kunnen) nemen. Om als bestuur op basis van voldoende beslisinformatie beleidsvoornemens om te kunnen zetten in adequate besluitvorming is het mijns inziens noodzakelijk dat het land ‘in control’ is. De landspakketten kunnen daar, zoals de commissie aangeeft, een belangrijke bijdrage aan leveren. De hervormingen en maatregelen met betrekking tot het financieel beheer uit de landspakketten hebben tot doel het beheersen en het op orde krijgen van het financieel beheer en het financieel toezicht. Momenteel wordt door de landen dan ook samen met de COHO i.o. hard gewerkt aan de uitvoering van thema A Financieel beheer van de landspakketten. Curaçao en Sint Maarten zijn verzocht om in overleg met het COHO i.o. te bezien in hoeverre deze aanbeveling van de evaluatiecommissie kan worden meegenomen bij de uitvoering van het landspakket en het Cft en mijn ministerie hierbij te betrekken.

De commissie adviseert daarnaast het financieel toezicht zodanig te organiseren dat een grotere bijdrage geleverd kan worden aan de lange termijn sociaaleconomische ontwikkeling. Momenteel wordt doordat de normen van jaar op jaar gelden, onvoldoende ruimte geboden voor bijvoorbeeld extra uitgaven  in onderwijs die later rendement opleveren. Bovendien werken de strakke normen ten tijde van economische recessies procyclisch uit. Mede namens de RMR onderschrijf ik bovengenoemde  tekortkomingen van het financieel toezicht langs de normen van de Rft – met name ten tijde van economische crises – en het belang van een langere termijn economisch kader voor Sint Maarten en Curaçao. Zoals ook reeds aangegeven in de hoofdlijnenbrief d.d. 7 maart jl. zal ik samen met de landen en andere relevante partijen onderzoeken waar het binnen de geldende wettelijke kaders mogelijk is om belemmeringen voor investeringen te verminderen en daar afspraken over maken.

Tot slot, de commissie constateert dat de relatie tussen de landsbesturen en het Cft af en toe gespannen is en doet een aantal aanbevelingen om deze relatie te verbeteren. Zo zou het Cft zijn adviserende rol meer kunnen oppakken en zijn adviezen beter kunnen toelichten en presenteren.

Mede namens de RMR onderschrijf ik het belang van een goede samenwerking tussen het Cft en de landen. Ik zie het Cft in zijn taakomvatting overigens in beginsel als een onafhankelijk toezichthouder die vanwege de inhoudelijke kwaliteit van het secretariaat de landen ook gevraagd en ongevraagd van gedegen financieel-economisch advies kan voorzien. Een constructieve samenwerking van beide zijden zal zowel de kwaliteit van het toezicht in termen van inhoud en van toon verbeteren, als kunnen leiden tot betere financieel-economische prestaties van de landen. Uit de evaluatie concludeer ik dat de relatie tussen het Cft en de landen al is verbeterd. De wijze waarop deze samenwerking verder kan worden versterkt vind ik primair de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de landen en het Cft. Ik heb de betrokkenen mede namens de RMR dan ook verzocht om samen deze handschoen op te pakken en hierover in de halfjaarrapportages van het Cft/CAft te rapporteren.

Klik hier voor het evaluatieverslag

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.