Den Haag – De Eerste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties heeft dinsdag een mondeling overleg met staatssecretaris Alexandra van Huffelen over het door haar aangekondigde beleid ten aanzien van de Caribische delen van het Koninkrijk.
Verwacht wordt dat de senatoren kritische vragen zullen stellen over de mate waarin het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling de autonomie van Curaçao, Aruba en Sint Maarten inperkt. Wat de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba betreft zal het accent liggen op de (tot nu falende) aanpak van de armoede.
De commissieleden lijken voldoende gespreksstof te hebben verzameld tijdens hun recente werkbezoek aan alle zes eilanden, getuige het onderstaande verslag van de reis. Voor het mondeling overleg is 2 uur uitgetrokken. Het is via de livestream van de Eerste Kamer te volgen (aanvang: 09.30 uur Nederlandse tijd).
Verslag werkbezoek Eerste Kamercommissie
Sint Maarten
Op vrijdag 25 februari 2022 is de delegatie gearriveerd in Sint Maarten. Zij voerde direct na aankomst een vertrouwelijk gesprek met de Gouverneur van Sint Maarten Holiday over de actuele politieke, financieel-economische en maatschappelijke situatie in Sint Maarten. Tijdens het daaropvolgende overleg kreeg de delegatie een korte briefing door de plaatsvervangend Vertegenwoordiger van Nederland in Sint Maarten Johnson.
Op zaterdag 26 februari sprak de delegatie met vertegenwoordigers van geloofsgemeenschappen en religieuze organisaties op Sint Maarten in de Victory Temple. Gesproken werd onder andere over de rol van de kerken in de bestrijding van armoede op het eiland. Kerken zijn vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen in nood. Ze hebben veel materiële en immateriële steun verleend na de orkanen Irma en Maria en tijdens de COVID19-pandemie. Zo werden soepkeukens ingericht. Daarbij werd samengewerkt met het Rode Kruis, maar de geloofsgemeenschapen deden ook zelf aan fundraising ten einde mensen te kunnen helpen. Momenteel zijn er nog steeds zo’n zeven soepkeukens aan de Nederlandse kant van het eiland, die dagelijks ca. 150 personen voeden. De kosten daarvoor worden gedragen door de kerkelijke gemeenschap. Door de vertegenwoordigers van de kerkelijke organisaties werd ook het belang van goed onderwijs onderstreept.
Daaropvolgend had de delegatie een gesprek met de regering van Sint Maarten onder leiding van minister-president Jacobs. Minister-president Jacobs blikte allereerst met een positief gevoel terug op het recente kennismakingsbezoek van de staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering Van Huffelen. Zij benadrukte het belang van goede onderlinge relaties op verschillende (politieke) niveaus, niet in de laatste plaats met de Staten-Generaal. Vervolgens schetste zij de startsituatie van haar kabinet. Het is aangetreden in een financieel precaire situatie, met name vanwege de gevolgen van de orkanen Irma en Maria en vanwege de COVID19-pandemie. Zij gaf aan te streven naar samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen, begrip voor de lokale situatie, onderling respect en duidelijke communicatie. Daarbij vroeg ze de aandacht van de delegatie voor de beperkte financiële middelen, menskracht en expertise op het eiland, wanneer deadlines voor structurele hervormingen worden gesteld. Zij sprak de zorg uit dat deze daarom soms niet kunnen worden gehaald, ondanks het feit dat de wil om eraan te voldoen aanwezig is. Sint Maarten blijft een land in ontwikkeling, zo werd naar voren gebracht, waarbij het bovendien van belang is te realiseren dat tussen de CAS-landen aanmerkelijke verschillen bestaan en een uniforme aanpak daarom niet bestaat (zie onder). De minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sportzaken Samuel deed een dringend beroep op de delegatie om waar mogelijk te beïnvloeden dat de 12.5% salariskorting voor het onderwijspersoneel ongedaan wordt gemaakt. Die salariskorting zou als voorwaarde zijn gesteld bij de verleende liquiditeitssteun aan Sint Maarten vanwege de COVID19-pandemie. Minister-president Jacobs riep op om meer te differentiëren in de voorwaarden die aan de liquiditeitssteun worden verbonden. Een voorwaarde die zou moeten gelden voor het ene Caribisch land in het Koninkrijk, hoeft niet noodzakelijkerwijs ook te worden toegepast op de andere Caribische landen. Grootste uitdagingen waarvoor het kabinet-Jacobs zich geplaatst ziet, zijn de overheidsfinanciën en het werven van voldoende gekwalificeerd personeel.
De delegatie werd in een volgende programmaonderdeel in aanwezigheid van minister-president Jacobs en minister van Justitie Rabess-Richardson gebriefd over het 2022 Prison Action Plan. Dat plan bevat de nodige verbetermaatregelen voor het gevangeniswezen op Sint Maarten, met name voor de Point Blanche gevangenis. Het streven is om het komende jaar een groot aantal maatregelen te treffen, zowel op het terrein van het bevorderen van de veiligheid (verbetering cameratoezicht, toegangsscanners, verlichting, screening en celleninspectie) als ter verbetering van het gevangenisterrein en het gebouw. Zo is renovatie nodig in de werkplaats, de kapel en de ontspanningsruimte en verdient de gehele gevangenis een grondige opknapbeurt. Ook de knelpunten inzake het werven, opleiden en behoud van gevangenispersoneel staan in het actieplan genoemd, bij voorbeeld ook het terugdringen van ziekteverzuim binnen het personeelsbestand, vaak veroorzaakt door stress gerelateerde klachten.
Aansluitend werd de delegatie nog kort door de directeur van het National Recovery Program Bureau (NRPB) bijgepraat over de laatste stand van zaken met betrekking tot de financiële middelen die door Nederland door tussenkomst van de Wereldbank aan Sint Maarten ter beschikking zijn gesteld in het kader van de wederopbouw na het passeren van de orkanen Irma en Maria.
Na deze presentaties en na een informele werklunch in aanwezigheid van de Statenvoorzitter van Sint Maarten Heyliger-Marten, het Statenlid Panthophlet, de directeur van de NRPB Connor en de Griffier van de Staten van Sint Maarten maakte de delegatie een rondrit over het Nederlandse deel van Sint Maarten met deelname van minister-president Jacobs en directeur Connor. Zij toonden de delegatie meerdere projecten die in het kader van de wederopbouw door tussenkomst van de Wereldbank door Nederland zijn gefinancierd. Zo werd onder meer de afvalberg, de nieuw gebouwde schuilplaats voor orkanen en het project ter berging van de scheepswrakken in de Simpson Bay Lagoon bezocht. Ook kreeg de delegatie een korte rondleiding door de Sint Maarten Archaeological Center (SIMARC) dat zich onder andere richt op het informeren van kinderen en jong volwassenen inzake geschiedenis, cultuur en archeologie van Sint Maarten.
In de avond voerde de delegatie groepsgewijs informele gesprekken met de vicevoorzitter van de Raad van Advies, de voorzitter van de Algemene Rekenkamer, de Ombudsman van Sint Maarten en met een lid van de Integriteitkamer. Hiermee werd het werkbezoek aan Sint Maarten afgesloten.
Saba
Het werkbezoek aan het openbaar lichaam Saba begon op 27 februari 2022 direct na aankomst op het vliegveld op Saba met een bezoek aan het naastgelegen zonnepark. Vertegenwoordigers van het Sabaanse energiebedrijf vertelden de delegatie over de ontwikkelingen om het eiland zoveel mogelijk te voorzien van duurzame energie. Op dit moment leveren de zonnepanelen al zo’n 36% van de Sabaanse energiebehoefte. Het streven is om dit percentage verder uit te breiden, ook door bijvoorbeeld windenergie. Het plaatsen van windmolens op zee is evenwel een uitdaging, omdat de wateren rondom Saba kort uit de kust al zeer diep zijn.
Vervolgens bracht de delegatie een bezoek aan de showroom van het hydroponic teeltbedrijf op het eiland. Hydroponics is een vorm van hydrocultuur, een methode om bladgroenten te kweken zonder grond of substraat, door minerale voedingsstoffen op te lossen in water. Het vergt minder ruimte dan vollegrondsteelt en is waterefficiënt. Het doel van dit teeltbedrijf is om uiteindelijk te kunnen voorzien in een groot deel van de behoefte aan verse groenten op het eiland, waarmee de kosten aanzienlijk kunnen worden beperkt aangezien minder invoer noodzakelijk zal zijn. Tevens wordt van een grotere groetenconsumptie een positieve bijdrage aan de Sabaanse volksgezondheid verwacht. Het teeltbedrijf is in juli 2021 van start gegaan, mede dankzij financiering door het ministerie van LNV. De lokale expert zoekt de samenwerking met instellingen in Nederland, waaronder Wageningen University & Research (WUR), en ontvangt met enige regelmaat stagiairs. Het ligt in de bedoeling om in een volgende fase een grotere orkaanbestendige kas te ontwikkelen.
De delegatie bracht aan het einde van de zondagochtend een bezoek aan de kliniek van de Saba Cares Foundation. Zij werd geïnformeerd over de gezondheidszorg voor de Sabaanse bevolking (ca. 1900 inwoners). De gezondheidsproblematiek betreft obesitas, hoge bloeddruk, diabetes, longziekten en (huid)kanker. Daarnaast is sprake van infectieziekten als soa’s en tbc. Een deel van de gezondheidsklachten hangt samen met armoede en levensstijl. De kliniek bestaat uit drie huisartsen, heeft een opnameafdeling met een capaciteit van 10 bedden en een verpleeghuis met een capaciteit van 22 bedden. Er zijn daarnaast visiterende specialisten (medisch specialisten, medisch ondersteunde functies en een tandarts). De overige zorg is off-island. Er bestaat spanning tussen het feit dat het gezondheidszorgaanbod op Nederlandse leest is geschoeid voor een vraag van een (Zuid-)Amerikaans georiënteerde gemeenschap. Andere zorgpunten zijn de achterstanden met betrekking tot chronische zorg, ggz, bevolkingsonderzoeken, preventie en gezonde levensstijl en het feit dat op het eiland geen met de wmo vergelijkbare ondersteuning bestaat. Logistiek vraagt veel tijd en aandacht, evenals het vinden en behouden van goed opgeleid personeel.
Op maandag 28 februari 2022 werd in de ochtend in het Eugenius Johnson Centre van gedachten gewisseld met de Gezaghebber van Saba Johnson, het Bestuurscollege, de Eilandsraad, de eilandsecretaris en de eilandgriffier over een aantal onderwerpen. Als aftrap van de discussie waren er steeds presentaties van lokale vertegenwoordigers en ambtenaren, respectievelijk over: het levensonderhoud op Saba, hernieuwbare energie, economie/toerisme/natuur en landbouw, en overheidsfinanciën. De Gezaghebber begon de bijeenkomst met een terugblik op de maatregelen die ter bestrijding van de COVID19-pandemie waren genomen en de steunverlening uit Nederland.
Ten aanzien van armoedebestrijding werd een presentatie gegeven over het percentage van de bevolking dat op of nabij de armoedegrens leeft. Vanwege de hoge kosten voor het levensonderhoud en de geringe bestaanszekerheid in Caribisch Nederland blijft het voor deze gezinnen overleven, onder grote stress en vaak met meerdere banen om rond te kunnen komen. De sociale werkers op het eiland pogen samen met cliënten de vicieuze cirkel te doorbreken. Vaak gaat het daarbij om een stapeling van problemen: laag opleidingsniveau, laag inkomen, slechte budgettering, slechte besluiten, ongezonde coping-mechanismen en slechte voeding. De eilandbestuurders hielden een pleidooi voor een brede en doelgerichte aanpak van de armoedeproblematiek. Maatregelen moeten enerzijds zijn gericht op kostenverlaging (elektriciteit, water, dagelijkse boodschappen, huren, off-island transport, internet, telefoon etc.) en anderzijds op een hoger minimumloon, realistische onderstand en verbetering van pensioenen. Bij maatregelen gericht op armoedebestrijding moet tevens rekening worden gehouden met sterk fluctuerende marktprijzen. Deze zijn moeilijk in de hand te houden. Bij de berekeningen van compenserende maatregelen zou daarom steeds moeten worden uitgegaan van het hoogste prijsniveau. In plaats van het vaststellen van een ijkpunt voor een sociaal minimum is behoefte aan het daadwerkelijk vaststellen van een toereikend sociaal minimum. Niemand lijkt momenteel bereid de rekening hiervoor te betalen, waardoor vaststelling van een sociaal minimum uitblijft en een slepende kwestie dreigt te worden. In het kader van de discussie over armoedebestrijding werd ook aandacht gevraagd voor de bureaucratie (bij voorbeeld bij de huurtoeslag) waarmee de bestrijding gepaard gaat en werd in het verlengde daarvan de vraag opgeworpen naar een herijking van de taakverdeling tussen rijk en het Openbaar Lichaam Saba (verder: OLS), en naar beleidsdifferentiatie tussen de eilanden van Caribisch Nederland.
Medewerkers van de Saba Electric Company gaven de delegatie een presentatie over het bedrijf en over de energiestrategie. Het bedrijf telt 17 werknemers. 95% van alle elektriciteitskabels is ondergronds, er zijn 5 dieselgeneratoren, er is een zonnepark, en er zijn 1300 elektriciteitsaansluitingen gerealiseerd. De energiestrategie is gericht op duurzaamheid en op het zo laag mogelijk kunnen vaststellen van de energietarieven. Om dit te bereiken wordt gewerkt aan onder andere verbeterde mogelijkheden voor energieopslag, het vergroten van het percentage hernieuwbare energie, het onderzoeken van de mogelijkheid van elektrisch rijden en het moderniseren van het netwerk. Momenteel zijn er op energiegebied een aantal uitdagingen, waaronder de stijgende dieselprijs en de stijging van de variabele elektriciteitskosten.
De directeur voor toerisme presenteerde het masterplan toerisme voor de komende periode waarbij aandacht werd gevraagd voor de afhankelijkheid van Sint Maarten als hub in de regio en voor de connectiviteit met dat eiland. Saba wil zich profileren als een ‘green destination’ en onderzoekt de mogelijkheden van verdere diversificatie van de economie. Het huidige aantal hotelkamers op het eiland werd als knelpunt benoemd. Dit knelpunt kan reeds deels worden verholpen met de opening van het Arawak hotel later in 2022. Om Saba als ‘green destination’ te kunnen bevorderen werd in een separate presentatie ook aandacht gevraagd voor de landbouw, omgang met dieren en de verwijdering van verwilderde geiten op het eiland. Er wordt bewust beleid gevoerd op het herbebossen van kaalgevreten delen van het eiland. Met betrekking tot het luchtverkeer werd nog opgemerkt dat Saba in de ogen van bijvoorbeeld Sint Maarten wordt gezien als internationale vlucht en dat navenant kosten worden doorberekend, waardoor het luchtverkeer duur blijft. Daarnaast is sprake van strengere controle dan voorheen door de douane en immigratie en wordt 100%-controle toegepast bij invoer van goederen. Een en ander zorgt voor hogere kosten op het eiland.
De laatste presentatie en discussie zag op de financiën het OLS. Sinds jaar en dag is sprake van deugdelijk financieel beheer, zoals ook uit externe controle blijkt. De bestuurders van het eiland betogen dat er een scheefgroei is tussen de toenemende taken en verantwoordelijkheden van het OLS, bijvoorbeeld op het terrein van gezondheidszorg en maatschappelijke ontwikkeling, en de hoogte en de (geringe) groei van de zogenaamde ‘vrije uitkering’. Structurele taken zouden nu niet zelden worden bekostigd uit incidentele middelen, waaronder bijvoorbeeld in het sociaal domein, wat niet houdbaar is. Ook wordt een vergelijking getrokken met Sint Eustatius (waar is geïntervenieerd en wordt geïnvesteerd i.h.k.v. de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius en de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius) en Bonaire waar de begroting doorgaans een surplus toont. Er wordt daarom gepleit voor een andere verdeelsleutel tussen de drie eilanden van Caribisch Nederland wat de vrije uitkering betreft. Als streefbedrag van de totaal 30 miljoen euro vrije uitkering wordt gepleit voor 5 miljoen euro voor het eigen beleid van Saba.
Hierna bracht de delegatie een bezoek aan de locatie voor de nieuwe haven van Saba (Black Rocks Harbor), alwaar Gedeputeerde Zagers samen met verantwoordelijke ambtenaren de werkzaamheden en plannen nader toelichtte. Afsluitend vond een informele ontmoeting plaats met de bevolking, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en ngo’s en de pers, alvorens aan het einde van de middag het werkbezoek aan Saba af te ronden en te vertrekken naar Sint Eustatius.
Sint Eustatius
Na de korte vlucht van Saba naar Sint Eustatius had de delegatie in de avond een informele bijeenkomst met regeringscommissaris Francis, plaatsvervangend regeringscommissaris Toet, enkele eilandsraadsleden, de eilandsecretaris en de eilandgriffier.
Op dinsdagochtend 1 maart 2022 vervolgde de delegatie haar werkbezoek met een officieel gesprek met regeringscommissaris Francis en plaatsvervangend regeringscommissaris Toet. Met hen beiden besprak de delegatie de opgaven waar het openbaar lichaam Sint Eustatius voor staat onder het wettelijk regime van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius. Daarbij werd in het bijzonder stilgestaan bij de fase waarin het proces van bestuurlijke verbetering en democratisch herstel op het eiland zich bevindt en de knelpunten die vooralsnog verhinderen dat een volgende fase wordt ingegaan. De nadruk werd gelegd op de noodzaak van het duurzaam inbedden van de verbeteringen en de tijd die daarmee gemoeid is. Het gaat daarbij vooral ook om het inrichten van toezicht en handhaving, zodat veranderingen ten goede duurzaam zullen zijn. Ook het politieke klimaat op het eiland kwam aan de orde. De politiek zou het welzijn en de welvaart van de inwoners van Sint Eustatius naar de mening van de bestuurders meer centraal moeten stellen. Ook werd van gedachten gewisseld over de onderlinge relatie tussen enerzijds de regeringscommissaris en anderzijds de eilandsraad. Miscommunicatie en onderling wantrouwen lijken deze relatie vooralsnog te bepalen, maar binnenkort is sprake van mediation-traject.
De delegatie sprak vervolgens met de voltallige Eilandsraad waarbij iedere fractie de gelegenheid kreeg om problemen op het eiland voor het voetlicht te brengen. Er ontspon zich een breed gesprek onder meer over het (ontbreken van afdoende) notariaat op het eiland, alsook over de horde van dubbele belastingen bij doorvoer van goederen via bijvoorbeeld Sint Maarten en het ontbreken van een goed bancair systeem. Ook werd aandacht gevraagd voor de kosten van levensonderhoud en het vaststellen van een sociaal minimum. Een groot deel van het gesprek ging ook over de weg naar en het tijdpad van het herstel van de democratie en het lokale bestuur op het eiland, en over de relatie met de regeringscommissaris. Een enkel raadslid was van mening dat alle checks and balances aanwezig zijn om de lokale democratie en het lokaal bestuur onmiddellijk te herstellen, andere eilandsraadsleden brachten naar voren zich niet of onvoldoende te herkennen in de route-/tijdtabel en de in dat kader geformuleerde criteria voor iedere fase van herstel van de voorzieningen. Daarbij werd onder andere betoogd dat een gebrek aan voortgang niet meteen moet worden aangemerkt als taakverwaarlozing of bestuurlijk onvermogen, maar ook zou zijn terug te voeren op capaciteitsgebrek bij de uitvoering. Als punt van aandacht werd ook de verstoorde relatie met de regeringscommissaris genoemd. Er zou sprake zijn van een gebrek aan dialoog en gebrek aan transparantie. Een van de eilandsraadsleden noemde ook het gebrek aan visie en het ontbreken van een lange termijnplan. Algemeen heerste het gevoel dat alles te lang duurt, dat de eilandsraad nauwelijks invloed heeft, terwijl het toch om gekozen volksvertegenwoordigers gaat. Daarbij ontstaat het probleem hoe zich te verantwoorden bij de komende verkiezingen in 2023, als het gevoel bestaat grotendeels buiten spel te staan.
Onder leiding van de eilandsecretaris van Sint Eustatius Dijkshoorn-Lopes ontving de delegatie vervolgens diverse presentaties die licht werpen op professionalisering en versterking van het lokale bestuur van het openbaar lichaam en de ambtelijke ondersteuning. De delegatie toonde zich onder de indruk van de diverse ambtelijke presentaties en de kwaliteit en de hoeveelheid werk dat reeds is verzet. Zij kreeg inzicht in de vorderingen en resterende knelpunten op het terrein van juridische zaken, toezicht en handhaving, het kadaster, domeinen, ICT en het instellen van een eigen Rekenkamer. Het werkbezoek aan Sint Eustatius werd vervolgens afgesloten met statafel-gesprekken met ondernemers op het eiland over het ondernemersklimaat en het ondernemen zelf.
In de avond vertrok de delegatie naar Sint Maarten met het oog op de doorreis naar Bonaire op woensdagochtend.
Bonaire
Aan het begin van de middag van 2 maart 2022 arriveerde de delegatie op Bonaire, alwaar zij werd ontvangen door de Gezaghebber van Bonaire Rijna en de wnd. Rijksvertegenwoordiger voor Nederland in Bonaire, Sint Eustatius en Saba Helmond. Tijdens een korte informele werklunch met de Gezaghebber en Gedeputeerde Den Heyer werd de delegatie bijgepraat over een aantal lopende zaken op Bonaire.
De delegatie vertrok vervolgens voor een geplande openbare vergadering met Bonairiaanse eilandsraadsleden in de Passangrahan. Bij aankomst bleek het benodigde aantal eilandsraadsleden om de vergadering te kunnen aanvangen (het quorum) niet aanwezig, waardoor het gesprek tot spijt van de delegatie geen doorgang kon vinden.
Tijdens het volgende programmaonderdeel ging de delegatie in twee deelgroepen uiteen. De eerste deelgroep sprak in een besloten overleg met een verandermanager van het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB). Dit gesprek concentreerde zich met name op de directe relatie tussen het OLB en het rijk, wat daarvan de consequenties zijn en hoe dit lokaal wordt ervaren. Aansluitend spraken deze delegatieleden met een aantal Bonairiaanse ondernemers. In dat gesprek kwam onder andere naar voren dat de kosten van ondernemen op Bonaire hoog zijn, dat sprake is van een moeilijke arbeidsmarkt, van onvoldoende handhaving (illegale werknemers en illegale verhuur) en dat de ontwikkeling van de infrastructuur zou achterblijven bij de economische groei. De lokale bestuurlijke slagkracht zou beperkt zijn en zou zich geconfronteerd zien met interventies vanuit de Nederlandse departementen zonder dat van goede coördinatie sprake zou zijn. Taken en verantwoordelijkheden zouden beter moeten worden afgebakend en het lokale bestuur zou nadrukkelijker moeten worden meegenomen bij initiatieven vanuit Den Haag.
De tweede deelgroep sprak met diverse stakeholders op het terrein van armoedebestrijding, onder wie Gedeputeerde Den Heyer, een afvaardiging van de stichting Sentro Akseso Boneiru, vertegenwoordigers van de Centrale Dialoog (werkgevers en werknemers) en van de SZW-unit van de Rijksdienst Caribisch Nederland, alsmede een afvaardiging van UNKOBON. Vanuit verschillende invalshoeken werd stilgestaan bij de maatregelen die in Bonaire noodzakelijk worden geacht om de armoedeproblematiek op het eiland te kunnen aanpakken, waaronder ook het ijkpunt voor de bestaanszekerheid in Bonaire en in het verlengde daarvan dit ijkpunt in heel Caribisch Nederland. Binnen het OLB knelt het dat het armoedebeleid wordt gezien als een eilandelijke taak, maar dat het openbaar lichaam niet het instrumentarium heeft om het probleem te kunnen aanpakken. Het instrumentarium ligt voor een belangrijk deel op rijksniveau. De in Nederlandse gemeenten beschikbare voorzieningen zouden het benchmark voor Bonaire moeten zijn, zo luidt het pleidooi. Zo kunnen – anders dan in Europees Nederland – ouders van een gehandicapt kind bijvoorbeeld in Bonaire op dit moment geen dubbele kinderbijslag krijgen en is de huurtoeslag te beperkt. Uit het gesprek kwam ook het verzoek naar voren om te bezien in hoeverre de ww-uitkering, die tijdens de COVID19-pandemie ook in Caribisch Nederland werd toegepast, voor de toekomst kan worden gecontinueerd. Er blijft op het eiland sprake van een tekort aan sociale huurwoningen. Ook zijn er veel voorbeelden te geven van working poor op het eiland. Het minimumloon, respectievelijk de uitkeringen, voldoen niet voor de te maken noodzakelijke kosten voor het levensonderhoud. Tevens werd aandacht gevraagd voor een voortvarende wetsbehandeling van het bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel van wet Aanbieden onderwijs en examens van mbo-opleidingen op Bonaire in het Papiaments (35.893). De mogelijkheden om mbo-opleidingen ook in het Papiaments te kunnen aanbieden kan bijdragen aan het verder ontwikkelen van mogelijkheden op de lokale arbeidsmarkt. Tot slot werd de oproep gedaan om bij te dragen aan de plannen om Bonaire zo duurzaam mogelijk te maken, bijvoorbeeld via het project voor duurzame energievoorziening van het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB). Dergelijke verduurzaming zou moeten leiden tot kostenreductie.
De vertegenwoordigers van UNKOBON stonden in hun bijdrage stil bij het feit dat er nog geen sociaal minimum in Bonaire is vastgesteld op basis van de kosten van levensonderhoud en dat de kosten van levensonderhoud, ondanks daartoe genomen beheersmaatregelen, sterk zijn gestegen. Ook werd gewezen op de lage inkomens op Bonaire en bij de gevolgen van het voortzetten van het – naar de mening van UNKOBON – mislukte ijkpuntenbeleid. Vanuit UNKOBON werd becijferd dat 39% van de bevolking op Bonaire leeft van een inkomen op of onder 125% van het ijkpunt voor de bestaanszekerheid dat voor Bonaire geldt. Ook vroeg de organisatie aandacht voor het groeiende verschil in consumentenbeschermende regelgeving binnen Nederland
Aan het slot van het werkbezoek aan Bonaire vond in de vooravond een gesprek plaats met vertegenwoordigers van de eerstelijnszorg op Bonaire. De delegatie sprak met een huisarts, tandarts, fysiotherapeut en vertegenwoordigers van de thuiszorg op Bonaire. Er werden een aantal zorgpunten geformuleerd. Er bestaat bij betrokkenen soms weinig begrip voor de wijze waarop Nederlandse regelgeving juist wél of juist niet van toepassing wordt verklaard voor Bonaire. Dit wordt als willekeur ervaren. Hierbij past een gevoel van het ontbreken van transparantie over besluiten op het terrein van de gezondheidszorg. Een ander overheersend gevoel is dat bij het uitvoeren van regelingen niet zelden voorbij wordt gegaan aan de expertise van de zorgverleners en de specifieke casus, en dat gekozen wordt voor een strikte uitvoering volgens het boekje zonder zich van de context rekenschap te geven. Tevens werd betoogd dat er onvoldoende wordt geïnvesteerd in de eerstelijnsgezondheidszorg, terwijl de zorgvraag groeit en gekwalificeerd personeel (bijvoorbeeld in de thuiszorg) moeilijk is te krijgen. Daarnaast werd specifiek aandacht gevraagd voor ontbreken van goede verpleeghuiszorg, waardoor mensen noodgedwongen in de thuiszorg blijven. Andere aandachtpunten die werden geformuleerd, betroffen preventie, patiëntenrechten en de vergoeding van hulpmiddelen.
Curaçao
Het werkbezoek aan Curaçao op donderdag 3 maart 2022 werd gestart met een korte briefing over de actuele politieke, financiële, economische en sociaal-maatschappelijke situatie op Curaçao door de Vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten Arkenbout. De delegatie voerde hierover vervolgens ook een vertrouwelijk gesprek met de Gouverneur van Curaçao George-Wout.
Daaropvolgend had de delegatie een gesprek met de Raad van Ministers van Curaçao. Centraal in dat gesprek stonden de voorwaarden die door Nederland waren verbonden aan de diverse tranches liquiditeitssteun, met name de lokale invulling van de voorwaarde om 12.5% te besparen op de kosten van overheidssalarissen. Daarnaast werd uitvoerig stilgestaan bij de Curaçaose verwachtingen ten aanzien van de voorgenomen instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (COHO) en de consensusrijkswet die hierover bij de Tweede Kamer is ingediend. De Curaçaose regering noemde onder andere de volgende knelpunten: (1) de bevoegdheid om ook overheids-nv’s te kunnen doorlichten en (2) het feit dat slechts instemming van het betreffende Caribische land nodig is voor het aangaan van samenwerkingsprotocollen met internationale organisaties, zodat de vrees bestaat dat de CAS-regeringen kunnen worden gepasseerd. Betoogd werd bovendien dat er in het kader van COHO en de landspakketten en uitvoeringsagenda’s wel concrete hervormingen van Curaçao worden verlangd, maar dat over de in het vooruitzicht gestelde investeringen geen duidelijkheid wordt verschaft.
De delegatie had vervolgens een gesprek met Human Rights Defense, de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) over de vluchtelingen- en migrantenproblematiek in Curaçao, met name gerelateerd aan Venezuela. De drie organisaties beschreven ieder hun rol in dit vraagstuk. Zo zetelt de UNHCR momenteel nog op Aruba, maar worden gesprekken gevoerd over het inrichten van een kantoor op Curaçao. Deze organisatie richt zich onder meer op het verlenen van juridische bijstand aan vluchtelingen en het goed doorlopen van de artikel 3-procedure. Vluchtelingen zijn op deze procedure aangewezen, omdat Curaçao geen lid is van het VN-Vluchtelingenverdrag. De IOM opereert in de regio met een kantoor op Curaçao en maakt zich hard voor veilige, ordentelijke en reguliere migratie. Punten van aandacht zijn met name ook het onderwijs en de gezondheidszorg. Human Rights Defense is een ngo die in 2019 op initiatief van een burger van Curaçao is opgericht met als missie het bevorderen en beschermen van de mensenrechten in de Curaçaose gemeenschap. In relatief korte tijd is deze ngo uitgegroeid tot een helpdesk en vraagbaak op straat, onder meer door zich te richten op de procedures en op statistieken. Mede op basis van haar bevindingen, zijn in de afgelopen jaren door Amnesty International een tweetal indringende rapporten geschreven over de mensenrechtensituatie.
Aansluitend bracht de delegatie een bezoek aan het kantoor van het Recherche Samenwerkingsteam (RST), alwaar gesproken werd met de Koninkrijkspartners op het terrein van de rechtshandhaving: het RST, de Koninklijke Marechaussee (KMar), Kustwacht / Defensie en met het Parket van de Procureur-Generaal (PG) van Curaçao en Sint Maarten. Alle gesprekspartners maakten duidelijk dat de ketenaanpak bij de rechtshandhaving voorop dient te staan en essentieel is. De keten is zo sterk als zijn zwakste schakel. Het ligt om die reden niet voor de hand om op één onderdeel de inzet fors uit te bereiden, zonder de andere onderdelen daarbij mee te nemen. Voor vervolging, berechting en detineren is de keten afhankelijk van wat op landsniveau realiseerbaar en mogelijk is (capaciteit, mensen, middelen en expertise) en wenselijk wordt geacht en geprioriteerd. Ook werd van gedachten gewisseld over de rol die het Koninkrijk zou kunnen spelen bij rechtshandhaving en onderwijs.
De lokale rechtshandhavingspartners waren door de delegatie uitgenodigd voor een gesprek op Landhuis Vredenberg. Met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, de gevangenis SDKK, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties/Financial Intelligence Unit (FIU), Stichting Reclassering Curaçao, Landsrecherche Curaçao, Korps Politie Curaçao (KPC), Douane en de Kustwacht werd in twee groepsgesprekken gesproken over kansen en uitdagingen bij de rechtshandhaving. Het ontstane beeld uit dit en het voorgaande gesprek is dat er bij een aantal diensten sprake is van een structurele onderbezetting en personeelstekort, en dat het uitermate lastig is om vacatures vervuld te krijgen. Dit hangt ook samen met een gebrek aan financiële middelen, en vaak projectmatige in plaats van structurele financiering. Dit klemt des te meer, omdat het werk (bijvoorbeeld bij de reclassering en FIU) tegelijkertijd sterk toeneemt. Door diverse gesprekspartners werd erop gewezen dat in het kader van de uitvoering van de landspakketten is afgesproken tot nader orde geen bezuinigen toe te passen die de operationele capaciteit binnen de meest vitale sectoren van de rechtsstaat beperken. De noodzaak tot multidisciplinair samenwerken en goede onderlinge communicatie in de keten wordt door alle partners gevoeld. De aanpak van sommige problemen, zoals online gokken en cybercriminaliteit, vergt mogelijk meer intereilandelijke samenwerking. Ook werd de vraag opgeworpen of gelet op het belang van de rechtsstaat en de rechtshandhaving en het structurele tekort van mensen en middelen niet een grotere rol moet zijn weggelegd voor het Koninkrijk.
De delegatie had vervolgens de mogelijkheid om kennis te maken met twee zeer diverse organisaties die jong talent een kans bieden en opleiden. De delegatie sprak met vertegenwoordigers van het Instituto Buena Bista (IBB). Dit is het Curaçaose Centrum voor Moderne kunst, opgericht in 2006, als platform voor kunst en onderwijs. Centraal staat sociaal engagement en de maatschappelijke betekenis van kunst. Het biedt lokale jongeren kansen door middel van een tweejarige (voor)opleiding waarin wordt samengewerkt met gastkunstenaars. Doel van die opleiding is om daarna te kunnen aansluiten op een Kunstacademie of andere kunstopleiding.
Ook sprak de delegatie met het bestuur van Fundashon Korsou Transparente. Dit is een stichting, opgericht door een aantal young professionals vanuit de Curaçaose samenleving, met als doel de bevordering van integriteit en het tegengaan van corruptie in Curaçao. De stichting promoot in publiekscampagnes, waarin actieve participatie van burgers wordt gevraagd, de waarden van trouw, moed en integriteit.
In de avond vond een informeel diner plaats met als gasten de Statenvoorzitter Francesca-America. de voorzitter van de vaste Statencommissie voor Koninkrijksaangelegenheden Thodé en de Statengriffier.
Op vrijdagochtend werd het werkbezoek aan Curaçao afgesloten met een presentatie door vertegenwoordigers van schoolbesturen van het bijzonder en openbaar onderwijs en een ambtenaar van het departement van Onderwijs. De schoolbestuurders vroegen aandacht voor de knelpunten in het onderwijs op Curaçao, zowel beleidsmatig, als voor wat betreft beschikbare mensen en middelen.
De leerlingenpopulatie in Curaçao betreft een kleine 30.000 leerlingen, van wie ca. 13.500 in het funderend onderwijs, ca. 9.000 in het voortgezet onderwijs en ca. 4.500 leerlingen in het secundair beroepsonderwijs. De kwaliteit van het onderwijs staat onder druk. Beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs zou te weinig gebaseerd zijn op objectief verdiepend onderzoek, deels terug te voeren op capaciteitsgebrek bij de lokale overheid en het onvoldoende benutten van de expertise van schoolbesturen. Onderwijs zou onvoldoende aansluiten bij de doelgroep: lesmethoden zijn behoorlijk verouderd, er is sprake van ontoereikende bekostiging, de financiering per leerling is laag, de digitalisering verloopt traag, waardoor veel scholen bijvoorbeeld nog geen internetaansluiting hebben, en er zou sprake zijn van een verouderde pedagogische en didactische aanpak. Ook zou sprake zijn van achterstallig onderhoud van schoolgebouwen. Het recht op bijzonder onderwijs zou steeds meer onder druk komen te staan, onder andere door een ongelijke bekostiging. Niet alle aanwezigen onderschreven evenwel deze analyse. Tot slot werd nog gewezen op de gevolgen van de korting van 12.5% van de arbeidsvoorwaarden die ook in het onderwijs is doorgevoerd. Het belang van onderwijs kan moeilijk worden overschat: de sociale problematiek op het eiland is groot. De vertegenwoordigers van de schoolbesturen houden een pleidooi voor het nadrukkelijker toewerken naar gelijke (onderwijs)kansen voor kinderen en jongeren binnen het Koninkrijk en een vergelijkbare onderwijskwaliteit tussen de landen. In dat kader zou objectief en gedegen onderzoek moeten plaatsvinden naar de onderwijsproblematiek, waarbij schoolbesturen als deskundigen nauw betrokken zouden moeten worden betrokken. Tot slot werd van gediscussieerd over de instructie- en voertalen in het onderwijs.
Vervolgens bracht de delegatie een bezoek aan de St. Paulus VSBO, waar zij sprak met medewerkers en gastvrij werd rondgeleid.
Aruba
Na een korte vlucht ging het werkbezoek aan Aruba direct van start met een briefing door de plaatsvervangend Vertegenwoordiger van Nederland in Aruba Abrahams. Hij sprak met de delegatie over de verschillen tussen Aruba en de andere eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk, daarbij zoemde hij in op de economische en financiële situatie, alsmede op het onderwijs, de (duurzame) energievoorziening en de rechtshandhaving. Vervolgens had een vertrouwelijk gesprek plaats met de Gouverneur van Aruba Boekhoudt.
Aansluitend aan het gesprek met de Gouverneur ontving de delegatie minister-president Wever Croes voor een gesprek. De minister-president werd bij dit gesprek vergezeld door de minister voor Economische Zaken, Duurzame Ontwikkeling en Communicatie Wever en de minister voor Onderwijs en Sport E. Croes. Het gesprek spitste zich toe op de thema’s COVID19, wederopbouw post-COVID19, overheidsfinanciën en sociaal-economische hervormingen (met name het COHO en het voorstel van Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft)). De minister-president benadrukte dat het merendeel van de voorwaarden en hervormingen in het landspakket voor Aruba overeenkomen met het eigen masterplan voor de wederopbouw. Het commitment voor de hervormingen wordt van regeringszijde dan ook benadrukt. Desondanks ziet de regering aanzienlijke uitdagingen met name in de capaciteit (een groot aantal acties die tegelijk moet worden uitgevoerd) en in de middelen. Daarnaast bestaan zorgen over de goede taakafbakening tussen het CAft en het COHO. De normstelling in de RAft is scherp: (1) 1% begrotingsoverschot, (2) personeelsbestand van minder dan 10% van het bbp, en (3) het bereiken in 2040 van een schuldenlast van 50%.
Aansluitend had de delegatie een gesprek met een aantal Statenleden o.l.v. van Statenvoorzitter Vrolijk. Ook in dit gesprek stonden de financiële en sociaal-economische problemen van Aruba centraal. De omvang van de Arubaanse schuldenlast, de omvangrijke publieke sector en bijvoorbeeld de stijgende zorgkosten vragen om ingrijpende hervormingen. Er werd erkend dat hervormingen noodzakelijk zijn, maar veel Statenleden maken zich zorgen over de omvang en het tijdpad van de hervormingen, waarbij ze refereren aan de draagkracht van de bevolking. In dit verband wezen ze op de ingrijpende kortingen op de ambtenarensalarissen en op de bezuinigingen in de gezondheidszorg. Ze zouden in de toekomst ruimte willen krijgen om hervormingen en bezuinigingen anders in te vullen, zonder dat het doel van de herstructurering uit het oog wordt verloren.
Aan het einde van de middag bracht de delegatie een bezoek aan het SKOA St. Franciscus College. In de presentatie die delegatie ontving van Stichting Katholiek Onderwijs Aruba (46 scholen, 9.500 leerlingen en 750 werknemers; goed voor 15% van het onderwijs (kleuter, basis en mavo) op Aruba) werd stilgestaan bij de zorgpunten die leven bij SKOA. Er werd gewezen op verouderde leermethodes, gebrek aan doorstroom leerlingen, achterstallige ict-faciliteiten, onvoldoende bekostiging, toegenomen sociaal-emotionele problematiek bij leerlingen, personeelstekort en het ontbreken van na-en bijscholing, wispelturig politiek beleid en een gebrekkige infrastructuur (onder andere achterstallig groot onderhoud). Ook werd naar voren gebracht dat het openbaar onderwijs meer bekostiging zou ontvangen en dat de schoolgelden daar tevens veel lager kunnen zijn. De aandacht van de delegatie werd tevens gevraagd voor het rapport van de Onderwijsvakbond SIMAR met betrekking tot het Landspakket-Aruba (20 juli 2021).
In de avond had de delegatie een werkdiner waaraan werd deelgenomen door verschillende ondernemers op Aruba.
Zaterdagochtend bracht de delegatie een bezoek aan het Horatio Oduber Hospital (HOH), waar de delegatie in twee groepen werd rondgeleid door medisch specialisten, verplegend personeel en bestuurders. Aansluitend was er een werklunch georganiseerd waaraan werd deelgenomen door de directie en medische staf van het HOH en onder andere vertegenwoordigers van de GGZ en de Huisartsenzorg. Het beeld dat oprees uit de gesprekken was de verontrustende situatie van de financiering van de zorg op Aruba. De zorgkosten zullen – als niet wordt ingegrepen – verder blijven stijgen, onder andere ten gevolge van de vergrijzing, door het ontbreken van opvang voor ouderen en goede ouderenzorg, en onvoldoende preventie. Het HOH kampt met problemen bij het aantrekken van medisch personeel omdat de salarissen en arbeidsvoorwaarden elders in het Caribisch deel van het Koninkrijk beter zijn. Verliezen komen voor rekening van het HOH, winsten worden afgeroomd. De vertegenwoordiger van de GGZ wees erop dat op Aruba het minst wordt uitgegeven aan GGZ-zorg per hoofd van de bevolking binnen het Koninkrijk. Desondanks ziet de zorg zich met aanzienlijke bezuinigingen geconfronteerd in het kader van het landspakket-Aruba. Bij betrokkenen leeft de vraag waar de genoemde bezuinigingspercentages en -bedragen nu precies vandaan komen. Intereilandelijke samenwerking, specialisatie en concentratie van zorgen worden niet zonder meer als oplossing van de gerezen problemen gezien. In het gesprek werd ook de vraag opgeworpen naar de eventuele betekenis van de Koninkrijksband voor de zorg.
Voor vertrek naar Nederland sloot de delegatie het werkbezoek aan Aruba af met een presentatie op het vliegveld van Aruba, het Aeropuerto Internacional Reina Beatrix. De CEO van de luchthaven presenteerde aan de delegatie het masterplan elektrisch vliegen. In zijn presentatie stond hij allereerst stil bij de gevolgen van de COVID19-maatregelen voor het luchtverkeer. In 2021 was het aantal vluchten terug op 69% van het peil van vóór de COVID19-pandemie. Voor 2022 wordt een verder herstel naar 85 tot 90% van het vluchtverkeer verwacht. Reden voor dit snelle herstel is gelegen in het feit dat weinig vrachtverkeer op Aruba vliegt en het vooral een toeristenmarkt betreft. In totaal gaat het om ca. 2,5 mln passagiers op jaarbasis, waarvan ca. 80% afkomstig uit de Verenigde Staten.
In het masterplan ligt de focus op vier gebieden: mensen, innovatie, service en duurzaamheid. Met name op het terrein van duurzaamheid kunnen grote stappen worden gezet met het op termijn introduceren van elektrisch vliegen. Het idee is om te komen tot een soort ‘busverbinding in de lucht’ tussen de eilanden, zowel tussen de drie Benedenwindse eilanden als tussen de drie Bovenwindse eilanden. Vluchten met toestellen die ruimte bieden aan negen passagiers, zouden in pendeldienst meermaals per dag tussen de eilanden moeten vliegen tegen lage tickettarieven. In totaal zouden dan vier toestellen per zone moeten vliegen. Volgens de berekening kan dit worden gerealiseerd zonder overheidssubsidie en kan dit een enorme afname in de CO2-footprint tot gevolg hebben. Het streven is om terug te keren naar 250.000 passagiers per jaar die van deze vluchten gebruik zullen gaan maken, waarbij wordt uitgegaan van goedkopere tickets met een kleinere marge, bij een groei van het aantal vluchten. Bijkomende voordelen zijn het uitbreiden van de arbeidsmarkt en het arbeidspotentieel naar de regio in plaats van het eigen eiland. Ook op het toerisme kan de luchtbusverbinding een positief effect hebben, bij voorbeeld in de vorm van een dagtrip naar een naastgelegen eiland.
Het masterplan gaat uit van een periode van ca. 5 tot 10 jaar waarbinnen de mogelijkheid van elektrische vliegverbindingen in de regio kan worden gerealiseerd. Op de vliegvelden zijn slechts kleine aanpassingen nodig in de verschillende terminals Een goede samenwerking binnen de Dutch Caribbean Corporation of Airports (DCCA), waarin de zes CEO’s van de Nederlands-Caribische luchthavens zijn vertegenwoordigd, op het terrein van duurzaamheid is daarbij zeer gewenst.