Den Haag – De Tweede Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties heeft het verzoek van de Staten van Curaçao, Aruba en Sint Maarten om meer tijd te krijgen voor de schriftelijke reactie op het COHO-wetsvoorstel ten dele gehonoreerd.
De Staten hadden gevraagd de deadline te verschuiven van 20 april naar 17 juni. De Kamercommissie reageerde verdeeld: Joba van den Berg (CDA) en Roelien Kamminga (VVD) vinden dat er lang genoeg (2 jaar) over COHO is gesproken en zien graag dat de behandeling van de wet voor het zomerreces wordt afgerond. “Het komt niet uit de lucht vallen”, aldus Van den Berg. Kamminga wees erop dat de schriftelijke vragenronde niet het einde van het proces betekent, want er komt ook nog een plenair debat waar de Staten aan kunnen deelnemen.
Attje Kuiken (PvdA) had minder moeite met uitstel zolang het slechts enkele weken is tot kort na het Interparlementair Koninkrijksoverleg van begin mei op Sint Maarten. Bijval kwam er van Jorien Wuite (D66) die het overzeese verzoek vanuit het uitgangspunt van gelijkwaardigheid en de wil één Koninkrijk te zijn zei te willen respecteren. Kauthar Bouchallikh (GroenLinks) kon zich eveneens vinden in een beperkt uitstel.
Van den Berg en Kamminga gaven zich gewonnen, maar verwachten wel van alle betrokken partijen (tot en met de Eerste Kamer die het laatste woord heeft) dat er vaart wordt gemaakt zodat de COHO-wet toch nog uiterlijk 11 juli een feit is. De nieuwe deadline voor het indienen van een schriftelijke reactie op het wetsvoorstel is door de commissie bepaald op 13 mei.
Het uitstel geldt ook voor de rijkswet voor het financieel toezicht op Aruba die gelijktijdig wordt behandeld.