Verdrag tegen huiselijk geweld niet voor 2025 van kracht op BES-eilanden

Den Haag – Het Verdrag van Istanbul tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld gaat op zijn vroegst pas in 2025 voor Caribisch Nederland gaan gelden. Dat schrijft staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Maarten van Ooijen vandaag aan de Tweede Kamer.

Het verdrag trad in 2016 in werking voor Europees Nederland, maar niet voor de BES-eilanden omdat deze niet in staat waren te voldoen aan de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen.

De brief van Van Ooijen

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de minister voor Rechtsbescherming en de minister van Justitie en Veiligheid, over de voortgang van de bekrachtiging van het Verdrag van Istanbul inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld in Caribisch Nederland, zoals toegezegd in het commissiedebat over Jeugdbeleid en huiselijk geweld op 22 juni 2021. Tevens zal ik in het licht van de motie Ceder de stappen voor de bekrachtiging van het Verdrag voor Caribisch Nederland beschrijven.

Inleiding

Het Verdrag van Istanbul (hierna het Verdrag) stelt eisen aan de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op velerlei vlakken, zoals voorlichting, preventie, signaleren, interveniëren, hulpverlening, nazorg bieden en de strafrechtelijke aanpak van plegers. Het Verdrag trad op 1 maart 2016 voor Europees Nederland in werking. Het Verdrag trad destijds nog niet in werking voor Caribisch Nederland, omdat Caribisch Nederland nog niet voldeed aan de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen. Zo ontbrak specifiek beleid ten aanzien van de aanpak van geweld tegen vrouwen en geweld in huiselijke kring. Ook was het nodig om te investeren in voorlichting, deskundigheidsbevordering ten behoeve van signalering, interventiemogelijkheden en opvangvoorzieningen voor slachtoffers. Daarnaast is er voor Caribisch Nederland wetgeving nodig ter uitvoering van het Verdrag.

Sinds 2017 werk ik samen met de openbare lichamen om de situatie in Caribisch Nederland in overeenstemming te brengen met het Verdrag. Hiertoe is in 2017 een eerste bestuursakkoord gesloten voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland. U bent over de voortgang hiervan op 14 mei 2020 geïnformeerd. In haar evaluatierapport van 20 januari 2020 juicht GREVIO – het monitoringsinstituut van het Verdrag – het toe dat er in Caribisch Nederland stappen zijn gezet die nodig zijn voor het bekrachtigen van het Verdrag in Caribisch Nederland. Op 7 december 2020 is de continuering van bovengenoemd bestuursakkoord bekrachtigd. In de bijlage bij deze brief treft u het Bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland 2021-2024 aan.

Bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling CN 2021-2024

Ook in dit vervolg-bestuursakkoord zijn de onderwerpen, zoals beschreven in het Verdrag, opgenomen. Daarnaast zijn de aanbevelingen van onder andere Unicef betrokken. Mede op basis hiervan ben ik met de openbare lichamen tot de volgende prioriteiten voor 2021-2024 gekomen:

  • Preventie gericht op bewustwording en voorlichting rondom het thema huiselijk geweld en kindermishandeling;
  • Deskundigheidsbevordering van de betrokken professionals op de eilanden;
  • Het versterken van de hulpverlening en van samenwerking in de keten waaronder de veilige opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling en de samenwerking tussen zorg-, politie en justitiepartners om de cirkel van geweld voor slachtoffers en plegers te doorbreken;
  • Een goed functionerende laagdrempelige meldstructuur voor professionals en burgers voor het verkrijgen van advies over en voor het melden van (vermoedelijke) situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling;
  • Een juridisch kader waarin bestaande wet- en regelgeving in Caribisch Nederland met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling waar nodig wordt aangevuld ter bevordering en ondersteuning van de bovenstaande prioriteiten.

Het doel van het bestuursakkoord is om een volwaardige en duurzame aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland in te richten en daarmee toe te werken naar het bekrachtigen van het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland.

Vooruitblik bekrachtiging Verdrag van Istanbul Caribisch Nederland

De motie van het lid Ceder ten aanzien van de bekrachtiging van het Verdrag voor Caribisch Nederland sluit aan bij de wens van de openbare lichamen en het Rijk om toe te werken naar bekrachtiging. De aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling is op vele vlakken ingericht, maar moet ook nog verder worden uitgebouwd en versterkt. Belangrijke stappen voor de toepassing van het Verdrag in Caribisch Nederland zijn de verdere uitrol van het AMHK op de Bovenwindse eilanden, de introductie, naar verwachting per 1 juli 2023, van een verplichte beschermingscode met de AMvB ter bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling en de pilot tijdelijk huisverbod die in 2022 en 2023 zal lopen.

Ook als het Verdrag eenmaal bekrachtigd is voor Caribisch Nederland zullen er bepaalde uitdagingen zijn die voortvloeien uit de kenmerken van de eilanden en die een effectieve aanpak van alle vormen van geweld tegen vrouwen zoals bedoeld in het Verdrag onder druk zetten. Zo is de directe verbondenheid van professionals en burgers vanwege de schaal en het insulaire karakter van Caribisch Nederland een belangrijke uitdaging voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Veel professionals op de Bovenwindse eilanden hebben te maken met het feit dat zij eigen familieleden of vrienden tot hun cliënten rekenen. Andersom kan dit ook een drempel opwerpen om hulp te vragen, wetende dat er bekenden bij een hulporganisatie werken.

Als de pilot tijdelijk huisverbod afgerond is, kan de voor bekrachtiging noodzakelijke uitvoeringswetgeving opgesteld worden. Dat betekent dat het bekrachtigen van het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland op zijn vroegst in 2025 verwacht kan worden. Dit vormt het sluitstuk van het proces om de aanpak van geweld tegen vrouwen in Caribisch Nederland in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. Hiervoor zetten we de komende periode de in deze brief beschreven noodzakelijke stappen. Ik zal u samen met de minister voor Rechtsbescherming en de minister van Justitie en Veiligheid jaarlijks over de voortgang informeren.

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.