Philipsburg – Bij de toewijzing door de overheid op Sint Maarten van (schaarse) erfpachtgronden is structureel sprake van willekeur. Achtereenvolgende regeringen, in het bijzonder ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu handelen stelselmatig in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dat staat te lezen in het vonnis dat rechter mr. C.T.M. Luijks vrijdag in Philipsburg in kort geding heeft gewezen.
“Burgers van Sint Maarten moet gelijke kansen worden geboden om een erfpachtrecht te verwerven en dat mag niet afhankelijk zijn van de toevallige omstandigheid wie op enig moment het ambt van minister van VROMI van het Land vervult”, aldus de rechter. Door gebrek aan transparantie is het onduidelijk op grond waarvan aanvragen van burgers wel of niet worden toegewezen. Daarbij speelt ook het fenomeen van ‘welkomst- en afscheidsbeleid’ van komende en vertrekkende ministers een rol.
“Het Gerecht kan zich niet aan de indruk onttrekken dat opeenvolgende ministers van VROMI van het Land hun discretionaire bevoegdheid om domeingronden van het Land in erfpacht uit te geven optimaal uitponden. Ambtelijke notities die ter behartiging van het algemeen belang worden opgesteld worden ongemotiveerd terzijde geschoven”, aldus mr. Luijks die erop wijst dat betrokken bewindslieden in privé aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun onrechtmatig handelen.
Lees hieronder de met het oog op het handelen van ministers belangrijkste passages uit het vonnis
4.27. Het Gerecht is van voorshands oordeel dat (een minister van VROMI van) het Land bij het nemen van de beslissing aan wie en onder welke voorwaarden schaarse overheidsgronden in erfpacht wordt uitgegeven de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen. Dat betekent onder meer dat het gelijkheidsbeginsel in acht moet worden genomen en dat niet willekeurig mag worden gehandeld.
Burgers van Sint Maarten moet gelijke kansen worden geboden om een erfpachtrecht te verwerven en dat mag niet afhankelijk zijn van de toevallige omstandigheid wie op enig moment het ambt van minister van VROMI van het Land vervult. Elke burger moet mee kunnen dingen naar de verwerving van deze registergoederen als meerdere gegadigden zijn aan te wijzen.
Het is dus de plicht (van de minister van VROMI) van het Land om met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria op te stellen aan de hand waarvan een gegadigde wordt geselecteerd voor de verwerving van een erfpachtrecht. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk te zijn. Aan dit beleid dient ook publiciteit te worden gegeven.
De plicht van de minister van VROMI van het Land om bij het nemen van zijn beslissingen transparant te handelen is essentieel. (De minister van VROMI van) het Land dient op grond van het gelijkheidsbeginsel teneinde gelijke kansen voor burgers te realiseren een passende mate van openbaarheid te verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de erfpachtrechten, de selectieprocedure, het tijdsschema en ook de toe te passen selectiecriteria. (De minister van VROMI van) het Land moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
Wanneer bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts een serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de vestiging van het erfpachtrecht kan van het voorgaande worden afgeweken. In zo’n geval dient de minister van VROMI van het Land zijn voornemen tot uitgifte tijdig voorafgaand aan zijn besluit op zodanige wijze bekend te maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij hij dient te motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts een serieuze gegadigde in aanmerking komt.
4.28. Het Gerecht is ermee bekend dat opeenvolgende ministers van VROMI van het Land domeingronden zonder enig hieraan ten grondslag liggend gepubliceerd beleid uitgeven, althans (hebben) willen uitgeven.
Het Gerecht kan zich niet aan de indruk onttrekken dat opeenvolgende ministers van VROMI van het Land hun discretionaire bevoegdheid om domeingronden van het Land in erfpacht uit te geven optimaal uitponden. Ambtelijke notities die ter behartiging van het algemeen belang worden opgesteld worden ongemotiveerd terzijde geschoven.
De reden hiervan laat zich raden, maar dat zal in het bijzonder samenhangen met ministeriële inbreuken op de openbare orde en goede zeden. Deze inbreuken moeten dan regelmatig met het door het GHvJ geïntroduceerd’ afscheidsbeleid’ en door het Gerecht geïntroduceerd ‘welkomstbeleid’ worden hersteld, zodat het Land niet aan deze (kostbare) rechtshandelingen wordt gebonden.
4.29. Dit handelen leidt ook tot schending van het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeurig overheidshandelen (vergelijk hiervoor onder sub 4.27.). In de te beoordelen zaak gaat het om schaarse domeingronden en zijn er veel gegadigden die in aanmerking willen komen voor een erfpachtrecht op percelen in het gebied van ‘Over the Bank’.
4.30. Zonder dit gepubliceerd beleid zoals hiervoor onder 4.27. van dit vonnis is beschreven, zou de minister van VROMI geen beslissingen mogen nemen over de uitgifte in erfpacht als er meerdere gegadigden voor deze gronden zijn aan te wijzen. Doet hij dat toch bestaat het risico dat deze uitgiften telkenmale als onrechtmatige en/of aantastbare (rechts-)handelingen worden gekwalificeerd.
Hoewel zulks in dit geding niet aan de orde is, loopt ook de persoon van de minister van VROMI zelf (financiële) risico’s als hij het Land bindt dan wel poogt te binden aan onrechtmatige en/of met de openbare orde en goede zeden strijdige (rechts-)handelingen. Deze risico’s hebben zich voor hem tot dusverre in de civiele rechtspraak18 in Sint Maarten nog niet gemanifesteerd, maar dat betekent niet dat een privéaansprakelijkheid jegens het Land en/of derden in voorkomend geval niet mogelijk is.