BIJ1: Eilanden niet de puinhoop verwijten die Nederland ervan heeft gemaakt

Deze week behandelt de Tweede Kamer de begroting Koninkrijksrelaties/BES-fonds. Vandaag is het woord aan de Kamer. Donderdagavond antwoordt staatssecretaris Knops. DossierKoninkrijksrelaties.nl publiceert de inbreng van de fractiewoordvoerders integraal. Hieronder de bijdrage van Sylvana Simons van BIJ1.

Ik wil graag beginnen met mijn liefdevolle felicitaties aan mevrouw Wuite. Dank voor een prachtige maidenspeech. Het is heel fijn om te zien dat er ook stemmen in dit debat zijn met geleefde ervaring vanuit het Caribisch perspectief. Ik ben daar heel blij mee.

Het is 226 jaar geleden dat er een man opstond in de toenmalige kolonie van ons Koninkrijk, Curaçao. Het was een zwarte man. Hij was tot slaaf gemaakt en van zijn menselijkheid beroofd. Hij was als niets meer dan handelswaar en bezit tewerkgesteld, uitgebuit en mishandeld. De man was echter ook slim, strijdvaardig en intelligent. Hij was, ondanks zijn ketenen, een man vol dromen en idealen. Hij was een man die hoorde over de Amerikaanse en de Franse revolutie en over gelijkheid voor de wet. Hij had dromen en idealen die Nederland op dat moment nog niet voor ogen hield. En dus stond hij op. Zijn naam was Tula. Tula was een zwarte verzetsstrijder en verzetsheld uit de Nederlandse geschiedenis, die opstond tegen de slavernij, tegen de onmenselijke mishandeling van tot slaaf gemaakten en tegen de onvrijheid waartoe zij werden gedwongen. Zijn naam en nalatenschap leven nog altijd voort op Curaçao, maar hier in Nederland weten maar weinig mensen dat de strijd voor vrijheid en menselijkheid al eeuwenlang deel is van de zwarte Nederlandse geschiedenis.

Voorzitter. Ik deel deze geschiedenis niet omdat het een mooie manier is om iedereen hier een schuldgevoel aan te praten. Nee, ik deel deze geschiedenis omdat het ónze geschiedenis is. Onze Nederlandse geschiedenis. Het is kwalijk dat we die stukken geschiedenis niet kennen en er niet mee opgroeien. Sterker nog, het is kwalijk dat ze onder het tapijt worden geschoven, verzwegen en actief buitengesloten van ons onderwijs. Daarmee verliezen we niet alleen een archief aan verhalen over leiderschap, zwart leiderschap, talent en verzet, maar verliezen we ook de collectieve herinnering aan wat we als samenleving al hebben doorstaan, aan waar we vandaan komen met elkaar en aan hoe die geschiedenis ons heden blijft kleuren. Want Tula streed niet alleen voor een einde aan de mishandeling. Hij streed voor vrijheid, voor waardigheid en voor gelijkwaardigheid. Voor een ongedwongen bestaan zonde armoede, honger of angst.

Tula wilde niet meer dan een ander, maar zeker ook niet minder. Zijn vrijheidsstrijd werd met grof geweld en marteling de kop ingedrukt, maar zijn strijd voor een waardig bestaan zonder dwang blijft kennelijk onverminderd belangrijk binnen ons Koninkrijk, en zeker hier in deze commissie. Het is exact deze commissie waar ons koloniaal erfgoed tot leven komt. Aan de basis van de relatie tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland ligt immers onvermijdelijk en logischerwijs 400 jaar slavernij, kolonialisme en dwang. Ondanks dat Nederland stug volhoudt dat die geschiedenis ver achter ons ligt, is de slavernij pas 148 jaar geleden afgeschaft. Die geschiedenis gaat over familieleden die wij nog hebben gekend. Over intergenerationeel leed, dat tastbaar is in het heden. Over mentaal en fysiek herstel, dat nog altijd plaatsvindt, en over vooroordelen die je kansen in het leven blijven bepalen.

Ook het kolonialisme is niet iets van lang geleden. Sterker nog, ik proef het soms nog en ik hoor het soms nog in de woorden die enkele Kamerleden hier spreken. Het koloniale bewind ligt voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten nog maar elf jaar achter hen. Ik moet dan een beetje grinniken als ik Kamerleden hoor spreken over: het is tijd om volwassen te worden. Je zou je helemaal het schompes schrikken als een baby van 2 maanden opeens rechtop staat en zijn tanden in een appel zet. Tja! Vervelend nieuws; ik zie het aan sommigen.

Deze landen hebben slechts een decennium achter de rug als onafhankelijke landen in dit Koninkrijk en slechts een decennium op hun naam waarin zij hun rechtsstaat, hun bestuur en hun leiderschap hebben vorm kunnen geven. Zij kunnen dat alleen doen naar het voorbeeld dat hun is achtergelaten. Deze landen zijn gevormd door onze gedeelde geschiedenis en hebben slechts dat om op voort te bouwen. Met andere woorden: als je een land in puin achterlaat, dan zal het ook nog wel even in puin blijven. Bonaire, Statia en Saba zijn nog altijd onderdeel van dit Koninkrijk, als bijzondere gemeenten, openbare lichamen of welke namen we er dan ook maar aan mogen geven om de realiteit te verhullen. Nederland heeft nog steeds koloniën aan de andere kant van de wereld, heeft eeuwenlang de eilanden uitgebuit en stambomen naar een deel van de wereld gedwongen waar hun wortels niet lagen, maar waar zij toch vaste voet aan de grond moesten weten te krijgen. Het is in die zin niets meer dan logisch dat je vervolgens verantwoordelijkheid neemt voor het gezond opbloeien van hetgeen je hebt gezaaid.

Voorzitter. De slavernij en het kolonialisme doorleven nog altijd onze realiteit, kleuren nog altijd onze relaties en bepalen ook nog steeds onze vertrekpunten. Ze laten sporen na in de machtsverhouding tussen Europees en Caribisch Nederland, een relatie waarin Den Haag nog altijd de agenda bepaalt. Hoe opvallend dat wij weer spreken over deze Koninkrijksdelen, zonder dat er daadwerkelijk vertegenwoordiging uit die delen in deze Kamer aanwezig is.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik was deze zomer voor het eerst in mijn leven op Bonaire, of überhaupt buiten Europa. Wat mij opviel in de gesprekken die ik daar voerde met de mensen, was dat er aan de ene kant een drang tot onafhankelijkheid was en aan de andere kant ook een hele grote afhankelijkheid van Nederland. Ik snap dat, maar ik heb eigenlijk al die maanden daarna zitten nadenken: hoe kun je dit nou weer veranderen? Ik ben benieuwd hoe mevrouw Simons daarover denkt.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik dank mevrouw Bromet voor deze vraag. Het is een oprechte vraag die heel erg raakt aan de kern van de uitdagingen die voor ons liggen. De vergelijking met familie en kinderen wordt hier vaak gemaakt. Opgroeien is een proces. Elke ouder weet dat het loslaten van je kinderen begint op het moment dat ze geboren worden en elke ouder weet ook hoeveel pijn dat doet, want je wilt er alles aan doen om dat kind te beschermen en om dat kind alles mee te geven waardoor het kan worden wie jij denkt dat het moet zijn of mag zijn of kan zijn. De realiteit is dat kinderen een eigen identiteit hebben. Wat ze vooral nodig hebben, is de ruimte om die eigen identiteit te ontdekken. Kinderen leren lopen door te vallen en dan weer op te staan. Ze leren dat ze hun hand niet op een hete kachel moeten leggen doordat ze het een keer proberen en er dan achter komen dat dat helemaal niet zo’n goed idee is. Als wij ons realiseren dat de echte onafhankelijkheid voor een aantal van deze Nederlandse Koninkrijksdelen maar tien jaar oud is, dan mogen wij helemaal niet verwachten dat zij de handschoen oppakken om tot die zelfstandigheid te komen. De voormalige colonizer moet hun de ruimte geven om tot volwassenheid te komen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Net als bij het ouderschap — ik heb zelf vier kinderen — is het een voortdurende zoektocht naar waar je grenzen stelt en waar je stimulerend optreedt. Ik snap dat er geen pasklaar antwoord is, maar ik zou ook tegen de mensen daar willen zeggen: het is een zoektocht en die moeten we gezamenlijk maken.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u wel. Ik wil mevrouw Bromet bedanken voor deze oprechte bijdrage. Het is inderdaad een zoektocht, maar die zoektocht kunnen we alleen samen volbrengen als we dat vanuit gelijkwaardigheid doen. Ik denk dat de toon die ik af en toe in dit huis hoor, nog heel erg uitgaat van: wij weten hoe het moet en zij moeten het doen zoals wij denken dat het goed is voor hen. Dat is een ongelijkwaardigheid, die weliswaar een verklaarbare wortel heeft, maar waar we, denk ik, toch afscheid van moeten nemen, want het is niet de manier. Nogmaals, ik denk niet dat je van een land kunt verwachten dat het uit het niets zelf de sleutel heeft tot de uitdagingen waar zij zelf middenin zitten. Dat kleurt ook het perspectief waarmee zij naar zichzelf kijken en naar hun eigen identiteit. Het is inderdaad een zoektocht en ik ben blij dat mevrouw Bromet dat ook zo ziet. Dat schept hele mooie vooruitzichten voor het werk dat we samen in deze commissie kunnen doen.

De slavernij en het kolonialisme doorleven dus nog altijd onze realiteit. Ze kleuren nog steeds onze relaties en, zoals ik al zei, ze bepalen ook onze vertrekpunten. Ze laten hun sporen na in de machtsverhouding tussen Europees Nederland en Caraïbisch Nederland. Dat is een relatie waarvan wij nog altijd denken dat wij de agenda moeten bepalen, en die dus zelfbesturen van de eilanden de facto weinig zeggensmacht gunt.

Kunnen we eigenlijk spreken over gelijkwaardigheid als besluitvorming slechts getolereerd wordt op onze voorwaarden? Kunnen we spreken over vrijheid als we autonomie beschouwen als iets wat men dient te verdienen? Neem bijvoorbeeld de liquiditeitssteun en het COHO. Het is noodsteun om de coronacrisis te overleven, om de bevolking niet verder de armoede in te duwen en om in de meest basale levensbehoeften te blijven voorzien. Zo is de liquiditeitssteun noodzakelijk voor de kosten die de humanitaire noden vragen. Het Rode Kruis heeft van die fondsen minstens een kwart van de bevolking voorzien van voedselpakketten. Een kwart! Dat is hoe schrijnend de armoede in Caraïbisch Nederland is. En die hulp is niet langer mogelijk bij het stopzetten van de liquiditeitssteun; die fondsen zijn dus noodzakelijk. Maar ondanks de noodzakelijkheid vindt Den Haag het wel welletjes geweest. Het moet maar eens afgelopen zijn.

En nog fundamenteler: de eilanden dienden eerst te voldoen aan onze voorwaarden om die noodsteun te verdienen. Maar wat betekent zeggenschap nog als je praktisch gezien geen andere keuze hebt dan instemmen met de eisen die Den Haag aan je stelt? Kunnen we spreken over gelijkwaardigheid als we besluitvorming slechts tolereren op onze voorwaarden? Kunnen we spreken over vrijheid als we autonomie beschouwen als een verdienmodel?

Ik lees door de hele begroting meerdere malen dat Nederland de eilanden ondersteunt in het opbouwen van de bestuurscapaciteit. Mijn vraag is: wat houdt die ondersteuning in? Spreken we over incidentele gelden, leningen of personeel? Of spreken we over het structureel opleiden, scholen en verdiepen van de bestuurskennis van de capabele ambtenaren op de eilanden, en het bieden van technische ondersteuning, in plaats van hun kwalijk te nemen dat ze niet weten wat hun nooit geleerd is? Want als dat laatste hier niet aan de orde is, dan is het ronduit hypocriet om de beperkte bestuurscapaciteit in de schoenen van de eilanden zelf te schuiven. Immers, kunnen we spreken over zeggenschap als je een volk zijn daadkracht eeuwenlang hebt ontnomen, en het vervolgens niet in volle glorie wil herstellen?

En in het kader van een gelijkwaardige relatie tussen daar en hier vraag ik: zijn de eilanden eigenlijk zelf gevraagd naar hún prioriteiten? En zijn die behoeften tot uiting gekomen in de huidige begroting? Zo niet, wat zegt dat dan over de waarde die we toekennen aan de wensen en de kennis van Caribisch Nederland zelf? Want als ik naar de verschillende bewindspersonen van de eilanden luister, dan komen er heel andere prioriteiten naar voren. Ik heb bijvoorbeeld gehoord over de gewenste belastinghervormingen. Die vinden wij hartstikke belangrijk, maar zij dus ook. We hoeven ze die hervormingen dus niet eens op te leggen, want ze willen die gewoon zelf. Ik hoor over een ijkpunt sociaal minimum, dat de werkelijke noodzakelijke kosten van levensonderhoud dekt. Het is een schande dat er mensen, nota bene in ons land, zo ver onder het bestaansminimum moeten leven. Maar ja, waar vind ik dat terug in de begroting? Ik heb het niet gezien.

Het argument dat er geen dekking is, snijdt wat ons betreft geen hout. Want als tijdens de APB de begroting plotseling wél opengebroken kon worden en als bijvoorbeeld de energiearmoede in Europees Nederland kan worden bestreden, dan kunnen we ook iets doen voor het andere stukje Nederland, als we het belangrijk vinden.

Is het realistisch dat de landen de liquiditeitssteun kunnen aflossen vanaf april 2022, terwijl de crisis nog in volle gang is en er nog behoefte is aan meer steun? Is er nagedacht over de gevolgen hiervan? Leidt dit niet tot een vicieuze cirkel, waarin het afbetalen van de lening zorgt voor minder beschikbare gelden voor de vereiste hervormingen, waardoor de hervormingen niet kunnen worden gerealiseerd, wat er vervolgens weer voor zorgt dat liquiditeitssteun wordt stilgelegd en waardoor er op diens beurt weer te weinig fondsen zijn om de eilanden uit de crisis te helpen? Is er überhaupt overwogen om de terugbetalingsverplichting van de liquiditeitssteun kwijt te schelden? Afsluitend zeg ik nogmaals: de hulp die de eilanden nodig hebben van Europees Nederland, staat niet op zichzelf. Die hulp komt voort uit een eeuwenlange geschiedenis van kolonialisme, slavernij en dwang. Hij komt voort uit een geschiedenis die niet ver achter ons ligt, maar die sterk leeft. Daaruit vloeit de verantwoordelijkheid voor Nederland voort om, voor zolang als nodig, zorg te dragen voor het gezond opbloeien van hetgeen Nederland heeft gezaaid. En dat kan best zonder het paternalisme dat zich hier vandaag, maar bijvoorbeeld ook in de begroting, weer heeft verspreid.

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.