Den Haag – De Nederlandse regering zet zich op verschillende manieren in voor het vergroten van het wederzijds begrip en vertrouwen tussen Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dat schrijft staatssecretaris Knops in de kabinetsreactie op de afsprakenlijst van het onlangs gehouden Interparlementair Koninkrijksoverleg.
“Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de wens van de Curaçaose delegatie om te komen tot nieuwe vriendschappelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. De rechtsorde binnen het Koninkrijk is vastgelegd in het Statuut. Het Statuut bepaalt dat elk land de eigen belangen behartigt, en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgt en wederkerig bijstand verleent. Een goede relatie is essentieel om hier invulling aan te geven en daar werkt dit kabinet aan. De onderlinge relatie vraagt continu aandacht. Daarbij kan het soms – zeker in crisistijd – schuren”, aldus de bewindsman.
Over de inzet van het kabinet Rutte voor betere verhoudingen schrijft hij: “Dat gebeurt in de dagelijkse praktijk door intensieve samenwerking tussen de ambtenaren en bestuurders van de landen en de openbare lichamen en de departementen in Den Haag. Met de Haagse Hogeschool is een tweedaagse cursus ontwikkeld voor beleidsmedewerkers in Nederland met als doel kennis van en begrip voor het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten en daarmee de onderlinge samenwerking te versterken. Ook wordt aan het vergroten van wederzijds vertrouwen en begrip bijgedragen door uitwisselingen met Nederlandse gemeenten.”
Knops kondigt aan dat een ambtelijke werkgroep van de vier landen vanaf november met elkaar in gesprek gaat over de mogelijkheden om de relaties binnen het Koninkrijk beter en duurzamer vorm te geven. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan alweer ruim 2 jaar oude motie ‘Van Raak’. “De werkgroep zal zich in eerste instantie buigen over de vraag welke onderwerpen en vraagstukken precies tot haar taakopdracht behoren. De identificatie van een spanningsveld tussen formele bevoegdheden en taken en de uitwerking daarvan in de praktijk zou zich hiervoor ook goed lenen.”
De reactie van Knops op de IpKo-afsprakenlijst
Recente ontwikkelingen per land
De COVID-19 pandemie heeft de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten voor grote uitdagingen gesteld. Zoals bekend bij uw Kamer ontvangen de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten sinds begin 2020 liquiditeitssteun om de gevolgen van de COVID-19 pandemie op te vangen. Met deze steun worden de landen in staat gesteld te voldoen aan hun basisverplichtingen. Als voorwaarde voor het ontvangen van de noodzakelijke liquiditeitssteun dienen de landen hervormingen door te voeren met het doel de financiële, economische, institutionele en maatschappelijke weerbaarheid te versterken. Deze hervormingen zijn opgenomen in de landspakketten.
Nederland is zich bewust van de vreemdelingenproblematiek op Aruba en in de andere Caribische landen binnen het Koninkrijk. We staan Aruba en andere (ei)landen bij om deze uitdagingen het hoofd te bieden. Per voorjaarsnota 2019 is hiervoor 23,8 miljoen euro uitgetrokken. Met deze gelden is de ondersteuning aan Aruba, Curaçao en Bonaire uitgewerkt. Dit geld wordt deels generiek ingezet door bijvoorbeeld de Kustwacht Caribisch gebied te versterken. Voor Aruba betekent dit ook specifieke ondersteuning voor de Arubaanse asiel- en toelatingsorganisatie, voor de Arubaanse dienst terugkeer en vertrek en voor de voorzieningen die extra onder druk staan vanwege de verhoogde influx van (ongedocumenteerden) migranten, zoals de vrouwenopvang en de gevangenis. Deze ondersteuning wordt sinds eind 2019 geleverd. Als gevolg van COVID-19 is de uitvoering in 2020 vertraagd maar inmiddels zijn de projecten vrijwel allemaal afgerond. Nederland blijft in gesprek met Aruba over de invulling die het land geeft aan de Afl. 60 miljoen besparingen in de zorgsector.
Daarnaast heb ik met belangstelling kennisgenomen van de wens van de Curaçaose delegatie om te komen tot nieuwe vriendschappelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. De rechtsorde binnen het Koninkrijk is vastgelegd in het Statuut. Het Statuut bepaalt dat elk land de eigen belangen behartigt, en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgt en wederkerig bijstand verleent. Een goede relatie is essentieel om hier invulling aan te geven en daar werkt dit kabinet aan. De onderlinge relatie vraagt continu aandacht. Daarbij kan het soms – zeker in crisistijd – schuren. Nederland heeft sinds het begin van de corona-crisis de landen, waaronder Curaçao, op verschillende manieren ondersteund. Ook heeft Nederland het aanbod gedaan om liquiditeitssteun en andere ondersteuning te leveren, waarbij aan Curaçao wel gevraagd is om noodzakelijke hervormingen door te voeren die de economie van Curaçao versterken en de samenleving weerbaarder maken. Nederland wil aan dit aanbod samen met Curaçao uitvoering geven.
Ik heb ook kennisgenomen van het feit dat de Ombudsman van Sint Maarten een zaak heeft voorgelegd aan het Constitutioneel Hof ten aanzien van de drie landsverordeningen waarmee salariskortingen en normering topinkomens worden geregeld, met als doel deze te toetsen op verenigbaarheid met de Staatsregeling van Sint Maarten. Een uitspraak hierover heeft het Constitutioneel Hof nog niet gedaan.
Op Sint Maarten wordt hard gewerkt aan de wederopbouw. Het Recovery Trust Fund is nu drie-en-een-half jaar onderweg en heeft zichtbare resultaten voor de inwoners van Sint Maarten opgeleverd. Na een gedegen voorbereiding wordt inmiddels een groot aantal projecten uitgevoerd. Zo start deze maand de reconstructie van de luchthaven, zijn de contouren van het nieuwe ziekenhuis zichtbaar, is het grootste gedeelte van de scheepswrakken in de Simpson Bay Lagoon verwijderd en zijn kinderen van drie scholen dit schooljaar weer naar hun eigen duurzaam herstelde school gegaan. Ik constateer evenwel dat het soms sneller kan, en sneller zou moeten. Ik blijf daar dan ook op aandringen tijdens de gesprekken met de Wereldbank en de regering van Sint Maarten. Zo nodig zal Nederland ondersteuning bieden.
Het kabinet is zich zeer bewust van de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland. Om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland structureel te verbeteren, heeft het kabinet zich ingezet om de kosten van levensonderhoud te verlagen en stapsgewijs de inkomens te verhogen. De afgelopen jaren is over dit onderwerp veelvuldig met de Kamer gesproken. In die debatten en in voortgangsrapportages zijn de stappen uiteengezet die dit kabinet heeft ondernomen om de armoedeproblematiek aan te pakken. Het is aan het volgende kabinet om de ingezette koers – samen met de openbare lichamen – te vervolgen.
Verkiezingen
Het kabinet onderschrijft dat wederzijdse verkiezingswaarnemingen door parlementariërs een positieve bijdrage kunnen leveren aan de borging en de versterking van vrije en eerlijke verkiezingen in de vier landen van het Koninkrijk. Het kabinet ziet dan ook uit naar de verdere concretisering tijdens de IPKO-vergadering van januari 2022.
Betere en duurzame relaties binnen het Koninkrijk
Het kabinet zet zich momenteel op verschillende manieren in voor het vergroten van het wederzijds begrip en vertrouwen tussen Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dat gebeurt in de dagelijkse praktijk door intensieve samenwerking tussen de ambtenaren en bestuurders van de landen en de openbare lichamen en de departementen in Den Haag. Met de Haagse Hogeschool is een tweedaagse cursus ontwikkeld voor beleidsmedewerkers in Nederland met als doel kennis van en begrip voor het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten en daarmee de onderlinge samenwerking te versterken. Ook wordt aan het vergroten van wederzijds vertrouwen en begrip bijgedragen door uitwisselingen met Nederlandse gemeenten. Noemenswaardig is ook de ambtelijke werkgroep “motie Van Raak”. Hierin gaan de vier landen vanaf november met elkaar na wat de mogelijkheden zijn om de relaties binnen het Koninkrijk beter en duurzamer vorm te geven. Deze werkgroep zal zich in eerste instantie buigen over de vraag welke onderwerpen en vraagstukken precies tot haar taakopdracht behoren. De identificatie van een spanningsveld tussen formele bevoegdheden en taken en de uitwerking daarvan in de praktijk zou zich hiervoor ook goed lenen.
Daarnaast geldt de opdracht aan de rijkswetgever in artikel 12a Statuut om een geschillenregeling tot stand te brengen inderdaad onverminderd. De Nederlandse leden van de Rijksministerraad zullen een aangekondigd nieuw wetsontwerp met belangstelling afwachten. Hierbij is het van belang dat door de Caribische regeringen in een tijdig stadium wordt gezocht naar draagvlak voor het betreffende ontwerp.
Het is goed om kennis te nemen van het feit dat de uitvoering van Mensenrechtenverdragen de aandacht heeft van de Statendelegaties. Op dit moment ziet het kabinet geen noodzaak om te onderzoeken of het College voor de Rechten van de Mens hierbij ondersteuning kan bieden. Beoogd is de uitvoering eerst via samenwerking tussen de landen op regeringsniveau te bevorderen, In de toelichting bij de begroting bent u geïnformeerd, dat hiervoor op ambtelijk niveau een mensenrechtenverdragencommissie in het leven is geroepen. In deze commissie wordt besproken hoe de vier landen van het Koninkrijk elkaar kunnen bijstaan bij het bespoedigen van de implementatie van verdragen, die in sommige gevallen in de Caribische landen al jaren op zich laat wachten. Vandaar uit wordt bezien welke vervolgstappen genomen kunnen worden door de regeringen. De commissie streeft ernaar in de loop van het aankomende begrotingsjaar de eerste resultaten van haar samenwerking aan de parlementen van het Koninkrijk te kunnen overleggen.
Het Verdrag van Istanbul is voor Europees Nederland in 2015 geratificeerd en een jaar later in werking getreden. Ten aanzien van Caribisch Nederland werkt het ministerie van VWS sinds 2017 in het kader van een bestuursakkoord samen met de openbare lichamen om de situatie op de BES-eilanden in overeenstemming te brengen met het verdrag. De staatssecretaris van VWS heeft u toegezegd dit najaar per brief te informeren over de uitkomsten van de analyse inzake de medegelding van het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland.
Ik heb geen formele rol of verantwoordelijkheid bij de bekrachtiging van het Verdrag van Istanbul in de autonome landen. Wel heeft mijn departement een voortrekkersrol bij de bevordering van samenwerking tussen de landen ten behoeve van de uitvoering van mensenrechtenverdragen, zoals het Verdrag van Istanbul. Deze uitvoering – waar ratificatie door de Koninkrijksregering aan vooraf gaat – is bij mensenrechtenverdragen een autonome aangelegenheid van de Caribische landen. In een vorig jaar ingestelde mensenrechtenverdragencommissie werken de landen samen om de totstandkoming van implementatiemaatregelen te bespoedigen. Ook organiseert het ministerie van VWS in samenwerking met het ministerie van BZK voor de zes (ei)landen een conferentie over huiselijk geweld en kindermishandeling met als doel kennis delen en samenwerken. Zo wordt er een
samenwerkingsovereenkomst voorbereid om de intereilandelijke opvang te bevorderen.
De delegaties hebben met recht aandacht voor de rechtsstaat en de onafhankelijke journalistiek. In Europees Nederland is in de Mediawet 2008 opgenomen dat publieke en commerciële omroepen redactionele autonomie hebben. Voor omroepen in Caribisch Nederland is dit opgenomen in de Mediawet BES. Verder ondersteunt de overheid in Europees Nederland onafhankelijke journalistiek, bijvoorbeeld met subsidies via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.
Bevordering samenwerking en uitvoering landspakketten
Over de zorg vinden overleggen tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten al op reguliere basis plaats sinds 2013. Deze overleggen zijn door de COVID-19-crisis in 2020 geïntensiveerd tot maandelijkse overleggen, zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, onder leiding van de staatssecretaris van VWS. Met de landen is afgesproken dat dit overlegplatform ook post-COVID gecontinueerd wordt, zodat hierin ook andere onderwerpen besproken kunnen worden.
Het kabinet onderschrijft het belang om aspecten van preventie en detentie meer regionaal te verkennen. Zo wordt in het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) bij deze onderwerpen stilgestaan. In het JVO van 7 juli dit jaar is de Taskforce detentie en de complexiteit van de uitvoeringsmogelijkheden van forensische zorg en TBS-/PIJ-maatregelen in de Caribische regio aan de orde gesteld. De minister van Justitie en Veiligheid en ik informeerden de Tweede Kamer hierover.
Het kabinet acht toegang tot stabiele financiële systemen voorwaardelijk voor de economische ontwikkeling van de Caribische delen van het Koninkrijk en voor de zelfontplooiing van zijn inwoners. Net zoals in Europees Nederland wordt het betalingsverkeer in de Caribische delen van het Koninkrijk verzorgd door commerciële partijen. Het is in beginsel aan de markpartijen zelf om te bepalen waar en op welke manier elektronische betaaldiensten worden aangeboden. Het kabinet draagt zorg dat regelgeving hier niet aan in de weg staat. Handelsverdragen worden voor Europees Nederland door de Europese Unie onderhandeld en gelden alleen voor het Europese deel van Nederland. Gelet op de autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen de landen zelfstandig over handelsverdragen onderhandelen en deze afsluiten. De Autoriteit Financiële Markten oefent toezicht uit op de financiële ondernemingen in Caribisch Nederland. Gelet op de hierboven genoemde autonomie is het aan de landen zelf om te onderzoeken of er noodzaak is tot een vergelijkbare organisatie voor de landen.
De zorg van de landen dat de hervormingen nieuwe uitdagingen opleveren, bijvoorbeeld waar het gaat om financiering van nieuw beleid, sociaal beleid, gezondheidsvoorzieningen en het effectief maken van het ambtelijk apparaat is mij bekend. Veel van de hervormingen hebben echter juist tot doel om de financiën beter in evenwicht te brengen. Zo zal het hervormen van het belastingstelsel bij moeten dragen aan het verhogen van de overheidsinkomsten en het moderniseren van de overheidsorganisatie aan het verlagen van de uitgaven. Hiermee ontstaat ruimte voor kwaliteitsimpulsen op andere terreinen.
Het kabinet onderschrijft het belang van goed onderwijs in de landen en samenwerking tussen de landen daarbij. In januari 2021 heeft de Minister van OCW met de onderwijs ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in het Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur afspraken gemaakt over nauwe samenwerking. Daarnaast is in het kader van de landspakketten gestart met een doorlichting van het onderwijs in de landen. Op basis hiervan zal het kabinet de landen helpen de aanbevelingen om te zetten in maatregelen die het onderwijs beter maken.
Sustainable Development Goals
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de gesprekken over de voortgang en uitdagingen in de verschillende landen op de Sustainable Development Goals (SDG’s) die raken aan klimaat en duurzaamheid. Voor een onafhankelijk lidmaatschap van de WTO zouden Aruba en Sint-Maarten zelf een aanvraag voor toetreding moeten doen. Als de General Council van de WTO deze aanvraag goedkeurt, zal het Land in kwestie moeten onderhandelen met in potentie alle huidige 164 WTO-leden over de voorwaarden van toetreding, zoals bijvoorbeeld tariefschema’s. Het is daardoor moeilijk om vooraf een inschatting te geven van de juridische en economische verplichtingen en voordelen die voortvloeien uit een dergelijke onafhankelijk lidmaatschap. Het is aan het land om te onderhandelen en tot afspraken te komen.