Door Etienne Ys
Het kabinet Pisas is onlangs in de Rijksministerraad (RMR), onvoorwaardelijk akkoord gegaan met het ontwerp rijkswet inzake COHO. Er bestaat dus tussen de landen consensus (overeenstemming). Het is dus nu een ontwerp van de landen gezamenlijk, gebaseerd op art. 38 lid 2 van het Statuut. Een dezer dagen brengt de Raad van State (RvS) advies uit op een enkel onderdeel van het ontwerp, waarna met het wetgevingstraject kan worden aangevangen.
De artikelen 15 tot en met 18 van het Statuut leggen uit hoe een rijkswet tot stand komt. Er bestaat in principe geen verschil in behandeling tussen een normale en een consensusrijkswet. Nadat de RMR het ontwerp rijkswet vaststelt, stuurt hij deze tegelijkertijd aan zowel de Nederlandse Staten Generaal (de 2de en de 1ste Kamer) alsmede naar de Staten van de landen Curaçao, Aruba en St. Maarten. De Staten van de landen zijn bevoegd om, vóórdat het ontwerp in de 2de Kamer wordt behandeld, zelf over het ontwerp te beraadslagen en te oordelen. De beraadslaging in de Staten wordt schriftelijk vastgelegd en naar de 2de Kamer gestuurd.
De Staten van de landen hebben dus geen instemmings- of vetorecht. Ze hebben niet de bevoegdheid om door middel van een verklaring (bijvoorbeeld een motie) de behandeling van het ontwerp en de instemming daarmee in de Staten Generaal te blokkeren.
Staatssecretaris Knops heeft in een interview, vlak na het akkoord in de RMR, verklaard dat de Staten van de landen het recht hebben om zich tegen de rijkswet uit te spreken. Het gevolg hiervan zou zijn dat er geen financiële steun komt. Ik kom straks terug op deze verklaring.
Wel mag worden verwacht dat de leden van de Staten Generaal, de bevindingen uit de toegezonden Statenverslagen, zwaar laten meewegen in hun eindoordeel. Het gaat per slot van rekening om de meningen van de volksvertegenwoordigers van de landen waarin de rijkswet zal gaan gelden. Om hier kracht bij te zetten mogen de Staten van de landen een of meerdere statenleden afvaardigen om deel te nemen aan het Haags parlementair debat. Ze mogen
daarbij zelfs amendementen (wijzigingen) en moties voorstellen maar mogen zelf niet op de concept rijkswet stemmen. Uiteindelijk bepalen de Nederlandse volksvertegenwoordigers door middel van hun stem of de rijkswet, al dan niet in gewijzigde vorm, aangenomen wordt.
De consensus tussen de landen dient gedurende het hele wetgevingstraject te bestaan. Er dient ook consensus te bestaan over eventuele wijzigingen (amendementen) in de concept rijkswet, gedurende de behandeling in de 2de en 1ste Kamer. Indien (een van) de landen zich niet (wenst) wensen te verenigen met een amendement die de 2de Kamer wil doordrukken, kan dit in het ergste geval leiden tot intrekking van het ontwerp dan wel de intrekking van de steun aan het ontwerp door een van de landen.
Op grond van het leerstuk van ministeriele verantwoordelijkheid dient elke minister rekenschap te geven aan het parlement over zijn handelen met betrekking tot het regeringsbeleid. Dit geldt dus ook voor het tussen de landen bereikte akkoord. Een regering doet er verstandig aan om alvorens zich te verbinden aan een ontwerp consensusrijkswet, de Staten te raadplegen.
Premier Pisas heeft echter aangegeven dat het ontwerp en het onderliggend advies van de RvS vertrouwelijke documenten zijn die pas bij de indiening van het ontwerp aan de Staten Generaal, openbaar worden. Reden waarom het ontwerp niet in de Staten is besproken voordat de regering haar instemming heeft gegeven. De Staten heeft zich kennelijk bij dit argument neergelegd.
In het 101010-traject hebben alle eilandsraden zich over de consensusrijkswetten uitgesproken vóórdat deze in de RMR zijn vastgesteld. Curaçao heeft toen daartoe zelfs een volksraadpleging georganiseerd. Het is aan elke regering die onderhandelt over een ontwerp rijkswet, aan te bevelen om de Staten tijdig en goed te informeren alvorens zich te binden.
Wat gebeurt er nu als de Staten van Curaçao het ontwerp door middel van een motie afwijst? De regering zal dan voor de volgende keuzes komen te staan: 1. De motie naast zich neerleggen en het wetgevingstraject door laten gaan. Dit kan leiden tot een kabinetscrisis; 2. Het akkoord proberen open te breken. Nederland, Aruba en Sint Maarten zullen er bepaald niet blij mee zijn, omdat er al voor maanden veel tijd en energie in de onderhandelingen is gestoken; 3. De steun aan het ontwerp intrekken. Minister Pisas heeft al aangegeven dat dit geen optie is vanwege de vergaande financiele gevolgen voor het land.
Het is de Staten echter niet geraden om het kabinet Pisas voor een duivel’s dilemma te plaatsen. Het beste is nu om een goed inhoudelijk debat te voeren in de Staten. Er dienen onderbouwde voorstellen te worden aangedragen om de manco’s in het ontwerp te repareren.
De adviezen van de RvS en onze eigen Raad van Advies kunnen hierbij goed van dienst zijn. Het moet mogelijk zijn dat de Staten, aan de hand van het Statenverslag en de afvaardiging van gedelegeerden voor het debat in de Staten Generaal, voldoende Kamerleden weet te overtuigen van de noodzaak om bepaalde wijzigingen in het concept door te voeren. De gedelegeerden kunnen overigens, vóór de aanvang van het Kamerdebat, op pad worden gestuurd om hun collega’s in Den Haag, Oranjestad en Phillipsburg te proberen te bewegen.
En tot slot een reactie op de uitspraak van staatssecretaris Knops. Ik kan de uitspraak niet anders uitleggen dan dat de staatssecretaris een afwijzend oordeel van de Staten serieus neemt en er consequenties aan verbindt. Hij zal dan de regering van Curaçao niet meer houden aan het akkoord. Deze stellingname lijkt mij niet onjuist. Het oordeel van de volksvertegenwoordiging kan, zeker binnen Koninkrijksverband, niet zomaar genegeerd worden.
Onafhankelijk consultant Etienne Ys is financieel en fiscaal expert en onder meer voormalig minister-president van de Nederlandse Antillen.