Den Haag – Nederland beëindigt per 1 oktober het subsidiëren van de voedselhulpprogramma’s op Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Dat schrijft staatssecretaris Knops (BZK) vandaag aan de Tweede Kamer. De landen zijn, aldus de bewindsman, vroegtijdig geïnformeerd over het besluit.
Sinds mei 2020 heeft Den Haag 85,4 miljoen euro aan de landen geschonken ten behoeve van voedselhulp voor inwoners die als gevolg van de coronacrisis zonder inkomen kwamen te zitten. Nu de acute nood voorbij is, ligt de verantwoordelijkheid vanaf 1 oktober weer bij de autonome landen, aldus Knops.
Hieronder de gehele brief
De inwoners van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben sinds COVID-19 en het daardoor weggevallen toerisme te maken met grote uitdagingen. Als gevolg van de pandemie kwamen vele mensen in armoede terecht. Om die reden heeft Nederland sinds mei 2020 financiële middelen verstrekt voor voedselhulp. Diegenen die door de crisis het hardst geraakt zijn, konden hiermee bij hun grootste noden worden geholpen.
Sinds de start van het programma in mei 2020 heeft het Nederlandse kabinet € 85,4 mln. beschikbaar gesteld voor voedselhulp. Hiermee zijn vele duizenden mensen geholpen. Nu het toerisme weer aantrekt, de acute nood daarmee voorbij is en de landen de zorg voor de meest kwetsbaren in de samenleving weer hebben overgenomen, wordt de subsidiering van het programma vanuit Nederland per 1 oktober 2021 beëindigd. De afbouw van de financiële steun is vroegtijdig met de landen besproken.
Het Rode Kruis heeft op verzoek van Nederland het voedselhulpprogramma op de landen in mei 2020 geleden opgestart. De uitvoering van het programma door het Rode Kruis en haar lokale partners was gericht op noodhulp en kon niet op lange termijn op dezelfde wijze blijven bestaan. Om die reden zijn met de landen aan het begin van dit jaar afspraken gemaakt over de transitie van het programma naar de lokale overheden en de afbouw van de financiële steun.
De lokale overheden hebben het programma aan het eind van het tweede kwartaal van dit jaar op constructieve wijze overgenomen. De zorg voor de meest kwetsbaren werd gecontinueerd, waarbij de landen zelf verantwoordelijk werden voor de uitvoering en Nederland nog financiële middelen voor het derde kwartaal van 2021 beschikbaar stelde.
Met ingang van 1 oktober 2021 zijn de landen weer volledig verantwoordelijk voor de zorg voor de meest kwetsbaren in de samenleving, passend bij de autonome status van de landen binnen het Koninkrijk. Eventueel benodigde vervolgfinanciering kunnen de landen, na verwerking in hun begroting, opnemen in een verzoek tot liquiditeitssteun, zodat de meest kwetsbaren geholpen kunnen blijven worden.
In tijden van crisis staan wij elkaar binnen het Koninkrijk bij, met name op humanitair terrein. Ook als dat in de toekomst weer nodig blijkt. Het voedselhulpprogramma voorzag in een onmiddellijke behoefte, waar de lokale overheden op korte termijn moeilijk zelf in konden voorzien. Nu de acute nood is gelenigd en de zorg door de lokale overheden is overgenomen heb ik er vertrouwen in dat de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten deze taak verder zullen uitvoeren op een wijze die binnen hun beleid past.
Met het herstel van het toerisme trekt ook de economie weer aan en daarom verwacht ik dat het aantal mensen dat een beroep doet op voedselhulp afneemt. Deze daling is reeds zichtbaar. Tegelijkertijd werken wij samen met de landen aan het duurzaam versterken van de economie, met aandacht voor sociale zekerheid en een sociaal vangnet. Ik blijf de ontwikkeling van de noden van de meest kwetsbaren op de landen volgen en hoop op een spoedig herstel van de economieën van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.