In de zondagse estafetterubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht uit Sint Maarten.
Een les uit het verleden
Door Terrance Rey
Er zijn parallellen te trekken uit het verleden van Sint Maarten met wat er zich nu afspeelt rond het ontstaan van het COHO, het Caribisch Orgaan voor Hervormingen en Ontwikkeling. Nederland heeft miljoenen aan liquiditeitssteun tijdens de pandemie aan Sint Maarten geleend. Maar dat is een ontwikkeling die niet lang volgehouden kan worden. Nederland moet ook de nodige steun aan liquiditeiten aan de partnerlanden binnen de Europese Unie schenken. Echter, daar gaat het om miljarden Euros.
Natuurlijk kon Nederland de eilanden binnen het Koninkrijk tijdens de pandemie niet aan hun lot overlaten. Maar in het verleden is het voor een tijdje heel anders geweest. Ik praat over de periode dat Nederland als de Republiek der Verenigde Nederlanden moest herstellen van de verwoestende Franse overheersing. De West Indische Compagnie (WIC II), dat decennia lang de eilanden kolonialiseerde en economisch exploiteerde, hield op te bestaan in 1791. In de 160 jaar onder het bewind van de WIC werden op Sint Maarten alleen de meest noodzakelijke bouwwerken gedaan. De houten steigers van de Great Salt Pond naar Great Bay (alleen in het begin), Fort Amsterdam (op de plaats van het Spaanse fort), St. Peter’s Batterij en de lay-out van Philipsburg zijn de enige fysieke bewijzen uit die periode.
De oorspronkelijke functie van het ‘bakstenen gebouw’ in Backstreet is niet bekend, maar het werd in 1785 door Commandeur J.S. Gibbes gebouwd. Het kan een magazijn voor de WIC zijn geweest. Er was ook een Nederlandse Gereformeerde Kerk (de officiële religie in de Republiek) in Cul de Sac, die in Philipsburg in 1738 op de locatie van de Oranjeschool herbouwd zou worden. De pannen in de Great Salt Pond werden gecreëerd door de plantage-eigenaren en hun slaven en zijn volgens het in 1648 gesloten verdrag van Concordia voor de mensen van het hele eiland bestemd. Alle waterwerken en verbeteringen aan de Great Salt Pond werden in de 19e eeuw uitgevoerd.
Recentelijk door Facebookposts van eilandsarchivaris Alfonso Blijden komen we wat te weten over de geschiedenis van Sint Maarten. Door het schrijfwerk van architect en geschiedkundige Elso Kraai kan ik het bovenstaande over Sint Maarten in deze column navertellen. Elso heeft veel vastgelegd over de geschiedenis van Sint Maarten op bouwkundig gebied. Hij vertelde me onlangs veel over de geschiedenis van het ‘Courthouse’, het eerste bestuurskantoor op Sint Maarten. Samen met een aantal anderen is Elso met de restauratie en renovatie van het Courthouse bezig. Daarvoor hebben ze veel onderzoek gedaan in de archieven van Sint Maarten.
In archiefstukken uit de periode van 1780 tot 1830 toen Nederland van een republiek naar het Koninkrijk der Nederlanden overging, was Sint Maarten een handelspost onder de bewindvoering van de West Indische Compagnie. In die periode werden veel verzoekschriften naar Nederland gestuurd waarin om hulp werd gevraagd. In de archieven zijn stukken te vinden waarin de commandeurs de Bewindhebbers van de WIC verzochten Sint Maarten financieel te helpen om technische en sociale kwesties op te lossen. Steeds kwamen de reacties terug met het antwoord dat de kolonies zelf hun eigen problemen moesten oplossen. Sint Maarten werd in die tijd aan zijn lot overgelaten.
Op een gegeven moment kwam er een kentering. Er waren misstanden ontstaan in het bewind die leidden tot onregelmatigheden op Sint Maarten tussen 1785 tot 1787. Twee jaar later werd een onderzoekscommissie door de opperste Bewindhebber van de WIC gestuurd. Begin 1790, tijdens het onderzoek, werd het ontslag van Commandeur Gibbes en de hele Raad geaccepteerd. Dr. W.H. Rink, een advocaat die op het eiland woonde en eigenaar was van de plantage ‘Retreat’, werd als de nieuwe commandeur door de WIC in februari 1790 aangesteld. Rink was een graag geziene gast bij velen in de gemeenschap en had een goede relatie met de commandeur van de Franse kant van het eiland. In juni 1790 stuurde Rink een brief naar de Bewindhebbers van de WIC met het verzoek om een bestuurskantoor te bouwen. De kostenraming van de constructie was 14.000 florijn. Ik neem aan dat hij nul op het rekest kreeg.
Gelukkig was de zoutoogst van 1789 zeer succesvol geweest. Na 1790 toen de WIC failliet ging vonden er geen afdrachten meer plaats aan de WIC voor de verkoop van zout en goederen. Alhoewel de zoutwinning in de jaren negentig van de 18e eeuw mislukte vanwege veel regenval en orkanen, trok de zoutindustrie op Sint Maarten weer aan omdat de jonge natie van Amerika en ook Canada veel zout nodig hadden voor de visindustrie en voor de conservering van voedsel. Geld werd volop ontvangen uit het verkopen van zout en de belastingen daarop. Sommige onderzoeken tonen aan dat in die tijd meer dan een kwart miljoen gulden werd geïnd. In die tijd was dat was een fortuin natuurlijk.
Er waren factoren die een belangrijke rol speelde waardoor de Raad van Sint Maarten zijn ‘eigen’ beslissingen kon nemen. Ze hadden inkomsten uit de verkoop van zout, de WIC bestond niet meer en de Republiek was in rep en roer. Zodoende kreeg men de kans op het eiland om een groot project te entameren. Zoals het bestuurskantoor, wat we nu als de Courthouse kennen. Eindelijk kwam er een gebouw in Philipsburg voor en van de lokale gemeenschap zelf. De raadsleden in 1793 waren W.H. Rink, als voorzitter; R.F. Muller, H. Godet, I. Pantophlet, A. Van Heijningen en A. Cannegieter, allemaal namen van bekende families die nog steeds op Sint Maarten voorkomen.
Hieruit kunnen we concluderen dat Sint Maarten, in een periode dat het eiland op zichzelf aangewezen was, de moed en het geluk had zichzelf te bedruipen. Parallelen met de huidige tijd zijn te trekken door de zoutwinning uit het verleden van Sint Maarten te vergelijken met de mogelijkheid om tegenwoordig inkomsten via het internet te genereren. Bijvoorbeeld door het opzetten van zonnepanelenparken om bitcoins elektronisch te winnen. Daarom wil ik deze column afsluiten met de vraag of Sint Maarten zichzelf zou kunnen bedruipen door zich bijvoorbeeld te storten op crypto-currency en inkomen voor het eiland te genereren door het aanbieden van digitaal geld.
In deze tijd van de pandemie is er veel geld in omloop dat een safe haven zoekt om veilig gesteld te kunnen worden, bestand tegen devaluatie en inflatie. Met andere woorden, Sint Maarten heeft onder andere de mogelijkheid om een digitale handelspost voor crypto-currency te kunnen worden en zodoende voor liquiditeitssteun niet van Nederland afhankelijk te zijn. Voor Sint Maarten kunnen veel lessen uit het verleden getrokken worden om zich van een duurzame toekomst te verzekeren, net zoals de Cannegieters, de Van Heijningens, de Pantophlets en vele anderen dat in de 18e eeuw voor het eiland deden. Het Gerechtsgebouw in Philipsburg is als monument een getuigenis van die erfenis.