Kralendijk – De Eilandsraad van Bonaire wil dat een nieuw kabinet zo snel mogelijk een sociaal minimum vaststelt dat is afgestemd op de werkelijke kosten van levensonderhoud. Vooruitlopend op invoering dient de regering de inwoners van Caribisch Nederland via een tijdelijke toeslagenregeling van een leefbaar minimum te voorzien. Een door coalitiepartij MPB ingediende motie waarin daartoe wordt opgeroepen is dinsdagavond met unanieme stemmen aangenomen.
De huidige regering houdt vast aan een virtueel bestaansminimum dat ver afstaat van de realiteit. Gevolg is dat uitkeringen zo’n 30 tot 40% te laag zijn om de maand rond te komen. Ook het minimumloon ligt ver onder de armoedegrens. Een voorstel van de sociale partners om het minimumloon te verhogen en daarmee ook de uitkeringen op te krikken, is ondanks druk uit de Tweede Kamer door Rutte III terzijde geschoven.
Het gebrek aan ambitie in Den Haag om de armoede in Caribisch Nederland de kop in te drukken, heeft de anders tot op het bot verdeelde Eilandsraad van Bonaire verenigd in een motie en een brief die aan de informateur en de onderhandelaars die bij de formatie betrokken zijn.
MOTIE
De eilandsraad van Bonaire bijeen op 31 Augustus 2021, in de raadsvergaderzaal te Passangrahan:
OVERWEGENDE:
-dat volgens artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens een ieder recht heeft op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil,
-dat artikel 20 van de Nederlandse Grondwet regelt dat de overheid verantwoordelijkheid draagt voor de bestaanszekerheid der bevolking en voorts dat Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege hebben,
-dat volgens artikel 1 van de Nederlandse Grondwet allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld,
-dat volgens artikel 132a van de Nederlandse Grondwet voor de openbare lichamen (zoals de eilanden in het Caribische deel van Nederland, te weten; Bonaire, Sint Eustatius en Saba) regels kunnen worden gesteld en andere specifieke maatregelen kunnen worden getroffen met het oog op de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, hun insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren waardoor deze lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland,
-dat het VN-comité voor Economische, Sociale en Culturele Rechten in 2017 Nederland (opnieuw) heeft gewezen op haar verplichtingen inzake het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) en Nederland erop heeft gewezen om ervoor te zorgen dat alle inwoners van Nederland volledige bescherming van economische en sociale rechten genieten,
-dat de Nederlandse regering voor het Europese deel van Nederland een sociaal minimum heeft vastgesteld met bedragen gebaseerd op de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud voor verschillende huishoudens, dat tot grondslag dient voor minimumlonen en uitkeringen, maar voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet een sociaal minimum vaststelt gebaseerd op de noodzakelijke kosten voor het levensonderhoud;
-dat door de Nederlandse regering daarmee een niet noodzakelijke en ook niet overtuigend beargumenteerde differentiatie wordt toegepast tussen het Europese deel van Nederland enerzijds en Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Caribische deel van Nederland anderzijds,
-dat een groot deel van de bevolking van Bonaire, Sint Eustatius en Saba leeft onder de armoedegrens en geen toereikende levensstandaard ervaart, inclusief ouderen, kinderen en andere kwetsbare groepen,
-de Nederland daarmee haar door de (grond)wet en verdragsrecht opgelegde zorgplicht schendt, tenminste al sinds 10 oktober 2010,
-dat de Nederlandse regering weliswaar in 2018 onderzoek heeft doen verrichten naar de kosten van het bestaan op de eilanden in het Caribische deel van Nederland (Regioplan 2018), maar de uitkomsten niet vertaald heeft in het vaststellen van een sociaal minimum gebaseerd op de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud. In plaats daarvan heeft de Nederlandse regering zogenaamde ‘ijkpunten’ benoemd waar (kortgezegd) lonen en uitkeringen naar toe moeten groeien en (bestaans)kosten-verlagingen naar de niveaus van die ijkpunten bewerkstelligd moeten worden. Voor alle duidelijkheid; deze ijkpunten in het beleid van de Nederlandse regering liggen dus ver onder het berekende, daadwerkelijke bestaansminimum (gevonden in het onderzoek van Regioplan),
-dat dit beleid van de Nederlandse regering (om te werken met deze ijkpunten en met summiere verhogingen van lonen en uitkeringen en met pogingen om bestaanskostenverlagingen te bewerkstelligen) tot dusverre niet of slechts uiterst marginaal heeft geleid tot een verbetering van inkomenspositie en koopkracht bij de bevolking van de eilanden,
-dat de lonen en uitkeringen in het Caribisch deel van Nederland voor veel mensen daarmee ver onder het berekende niveau van de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud blijven, terwijl in het Europese deel van Nederland de lonen en uitkeringen wel op het niveau van de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud zijn gebracht,
-dat hiermee de Nederlandse regering al jaren een ongelijke behandeling tussen de bevolking in het Europese van Nederland en de bevolking in het Caribische deel van Nederland willens en wetens in stand houdt,
-het argument van de Nederlandse regering om geen sociaal minimum vast te stellen in verband met een gevreesde aanzuigende werking geen steek houdt, aangezien de Immigratie- en Naturalisatie-dienst (IND) ook in Caribisch Nederland verantwoordelijk en actief is en, net als in het Europese deel van het land, ongeoorloofde immigratie kan beperken,
-dat het argument van de Nederlandse regering om geen sociaal minimum vast te stellen in verband met een gevreesde verslechterde concurrentieverhouding in het gebied voor Bonaire geen steek houdt, nu Bonaire zich gaat richten op hogere segmenten van de markt die niet of minder afhankelijk zijn van lonen onder het bestaansminimum,
-dat het argument van de Nederlandse regering om geen sociaal minimum vast te stellen in verband met gevreesde problemen voor economie, bedrijfsleven en arbeidsmarkt , berust op een of meer onbewezen beweringen die niet met een gedegen onderzoek zijn onderbouwd. Voor de stelling dat een effectief armoedebeleid gebaseerd op een realistisch sociaal minimum leidt tot een sterke groei van de koopkracht en economie zijn (daarentegen) juist veel argumenten aan te dragen.
-dat een enkele vrees voor bedreigingen van economie, bedrijfsleven en arbeidsmarkt van algemene aard nooit een argument kan zijn om individuele burgers hun (grond)wettelijke en (verdrags)rechtelijke, universele, fundamentele rechten op bestaanszekerheid en het kunnen voeren van een menswaardig bestaan te onthouden. Dat zulks temeer geldt nu het in de rede ligt dat juist de Nederlandse regering afdoende maatregelen treft, opdat de gevreesde bedreigingen van economie en arbeidsmarkt niet zullen optreden,
-dat in de Staten-Generaal al bij herhaling aandacht is gevraagd bij de Nederlandse regering om de ongelijke behandeling op te heffen en ook voor het Caribisch deel van Nederland een sociaal minimum vast te stellen op basis van de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud. Vergelijk bijvoorbeeld de motie Ganzevoort c.s. in de Eerste Kamer van 21 juni 2016 en (recent) de moties van Ceder, Wuite en Kuiken in de Tweede Kamer van 29 juni 2021 naar aanleiding van het zogeheten Tweeminutendebat Koninkrijksrelaties,
-dat ook de Nationale Ombudsman op 10 juni 2021 in gesprek met de Tweede Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties zich sterk heeft uitgesproken tegen het beleid van de Nederlandse regering met betrekking tot het alsmaar niet vaststellen van een sociaal minimum. En daarbij de Tweede Kamer heeft opgeroepen om zich niet langer ‘met een kluitje in het riet te laten sturen’. “(…) er zijn Bonairianen die in mensonterende omstandigheden leven, die niet elke dag voldoende te eten hebben. En dat in drie kleine gemeenten in ons Nederland. Het is schrijnend, ik ben ontsteld”, aldus de Nationale Ombudsman.
-dat de Nederlandse regering (toch) nog steeds en bij voortduring vasthoudt aan haar weigerachtige houding om een sociaal minimum vast te stellen op basis van de werkelijke, noodzakelijke kosten van het levensonderhoud voor de BES-eilanden, is te lezen in de brief van 14 juni 2021 van de minister van Sociale Zaken aan de voorzitter van de Tweede Kamer betreffende de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2021. De minister merkt daarbij wel op (pagina 10, onderaan): “Ongeacht de redenen vind ik het zorgelijk dat het aandeel huishoudens met een besteedbaar inkomen onder het ijkpunt sociaal minimum (..) in 2019 is toegenomen ten opzichte van 2018. Om vervolgens verderop (pagina 12-13) af te sluiten met de woorden: “Onder het huidig kabinet zijn de afgelopen jaren belangrijke eerste stappen gezet om het verschil tussen de kosten van levensonderhoud en de inkomens van in Caribisch Nederland te verkleinen. (..) Desalniettemin is de opgave om daadwerkelijk een sociaal minimum te realiseren nog groot. (..) Het is aan een volgend kabinet om die aanpak verder ter hand te nemen.”
-dat de Wereldbank ten aanzien van Bonaire constateert (PDNA 2021) dat de sociale impact die door de COVID-19 pandemie wordt veroorzaakt zal voortduren en dat er reden tot zorg is dat meer huishoudens, gelet op het niet toereikende sociaal minimum om in de kosten van levensonderhoud te voorzien en het daarbovenop komende inkomensverlies veroorzaakt door de pandemie, zich de komende periode in een slechtere positie dan voorheen kunnen gaan bevinden. Dat het de aanbeveling doet om onder andere het sociaal minimum te verhogen om daarmee de verergering van bestaande sociale achterstanden te beperken en een verdere toename van de sociaal-economische ongelijkheid binnen de Bonairiaanse samenleving tegen te gaan.
-dat het IPCC (AR6 2021) constateert dat kleine eilanden in de Cariben te maken krijgen met klimaat-optredens die het gevolg met zich meedragen van meer droogte, hitte, waterschaarste en kustgeweld. Dat daarmee de sociaal-economische weerbaarheid van de eilandelijke bevolkingen en met name de meest kwetsbare groepen verder op de proef zal worden gesteld, gelet op de implicaties voor onder meer de landbouw- en toerisme sectoren. Dat dit vooruitzicht beter vandaag dan morgen in ogenschouw genomen dient te worden, waarbij het verbeteren van de huidige sociaal-economische situatie een startpunt moet zijn opdat de eilanden beter in positie geraken om de verwachte maatschappelijke risico´s het hoofd te bieden.
CONSTATERENDE:
dat, gelet op alle voorgaande overwegingen en de overweging dat het huidig demissionaire kabinet haar beleid inzake de invoering van een sociaal minimum in Caribisch Nederland naar verwachting niet meer zal wijzigen, we een nieuw te vormen regering zullen moeten vragen de ongelijke behandeling van haar burgers in Caribisch Nederland (ten opzichte van die in Europees Nederland) zo spoedig mogelijk op te heffen en alsnog een sociaal minimum in te voeren gebaseerd op de werkelijke kosten van bestaan,
BESLUIT:
-deze motie, omwille van toelichting en het doen van een dringende oproep, per brief onder de aandacht te brengen bij de formateur en fractieleiders die werken aan een nieuw regeerakkoord, opdat de nieuw te vormen Nederlandse regering in haar regeerakkoord zal opnemen dat ook voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba zo spoedig mogelijk een sociaal minimum wordt vastgesteld op basis van de werkelijke, noodzakelijke kosten van het levensonderhoud, en hangende dat besluitvormings- en invoeringsproces de burgers die dat behoeven een (Caribische) toeslag te geven waarmee men in die bestaanskosten kan voorzien
en gaat over tot de orde van de dag.
Lees hieronder de toelichting op de motie
Nederland schendt zijn zorgplicht
KRALENDIJK – De eilandsraad van het Openbaar Lichaam Bonaire wil dat in het nieuwe regeerakkoord van de nieuw te vormen Nederlandse regering wordt opgenomen, dat zo spoedig mogelijk een sociaal minimum wordt vastgesteld voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op basis van de werkelijke, noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Hangende het besluitvormings- en invoeringsproces dient aan burgers die dat behoeven een Caribische toeslag te worden gegeven, waarmee in de bestaanskosten kan worden voorzien. Dat is de essentie van een motie, die op initiatief van Elvis Tjin Asjoe, fractieleider van de Movementu di Pueblo Boneriano (MPB), aan de eilandsraad is gepresenteerd en unaniem is aangenomen. De motie zal, vergezeld van een dringende oproep, per brief onder de aandacht worden gebracht van de formateur en de fractieleiders die werken aan een nieuw regeerakkoord.
Nederlandse houding
De motie bekritiseert de houding van Nederland ten opzichte van de bevolking van Caribisch Nederland. Op grond van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft ieder individu recht op een levenstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin en ook op voorzieningen in geval van onder meer werkloosheid, ziekte, invaliditeit, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen. Daarnaast draagt de Nederlandse regering op grond van de Nederlandse Grondwet de verantwoordelijkheid voor de bestaanszekerheid van bevolking en hebben Nederlanders die niet in hun bestaan kunnen voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
In 2017 is Nederland door het VN-comité voor Economische, Sociale en Culturele Rechten gewezen op haar verplichtingen inzake het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) en erop gewezen om ervoor te zorgen dat alle inwoners van Nederland volledige bescherming van economische en sociale rechten genieten.
Schending zorgplicht
Toch heeft de Nederlandse regering alleen voor het Europese deel van Nederland een sociaal minimum vastgesteld met bedragen gebaseerd op de noodzakelijke kosten van levensonderhoud voor verschillende huishoudens, dat tot grondslag dient voor minimumlonen en uitkeringen. Nederland stelt echter voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba geen sociaal minimum vast gebaseerd op de noodzakelijk kosten voor het levensonderhoud.
Het argument om geen sociaal minimum vast te stellen uit vrees voor de aanzuigende werking en uit vrees voor verslechterende concurrentieverhouding houdt geen steek, aldus de motie. Dat mag nooit een argument zijn om individuele burgers hun fundamentele rechten op bestaanszekerheid en het hebben van een menswaardig bestaan te onthouden.
Nederland past daarmee een niet noodzakelijk en niet overtuigend beargumenteerde differentiatie toe tussen het Europese deel van Nederland enerzijds en Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Caribische deel van Nederlands anderzijds. Daardoor leeft een groot deel van de bevolking van de drie eilanden onder de armoedegrens en ervaart geen toereikende levensstandaard. Daarmee schendt Nederland haar door de wet en verdragsrecht opgelegde zorgplicht al sinds 10 oktober 2010.
Marginale verbetering
Ondanks dat de Nederlandse regering in 2018 onderzoek heeft laten doen naar de kosten van bestaan op de eilanden, worden de uitkomsten daarvan niet vertaald in het vaststellen van een sociaal minimum gebaseerd op de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. In plaats daarvan worden zogenaamde ‘ijkpunten’ benoemd, waar de lonen en uitkeringen naar toe moeten groeien. Dat heeft tot nu toe niet of slechts uiterst marginaal geleid tot een verbetering van de inkomenspositie en koopkracht bij de bevolking van de eilanden.
Daarmee houdt Nederland willens en wetens al jaren een ongelijke behandeling tussen de bevolking in het Europese deel van Nederland en de bevolking in het Caribische deel van Nederland tot stand.
Sociaal minimum
Omdat de eilandsraad niet verwacht dat huidige demissionaire kabinet haar beleid inzake de invoering van een sociaal minimum in Caribisch Nederland niet meer zal wijzingen, vraagt zij de nieuw te vormen regering om de ongelijke behandeling van haar burgers in Caribische Nederland ten opzichte van de burgers in Europees Nederland zo spoedig mogelijk op te heffen en alsnog een sociaal minimum in te voeren gebaseerd op de werkelijke kosten van bestaan.