In de zondagse estafette-rubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht uit Sint Eustatius.
Wie maakt de zorg beter?
Door Mia van Deelen
Soms, heel soms, vergelijk ik mijn leven op Sint Eustatius wel eens met het leven in Europees Nederland. Ik woon hier met veel plezier met meestal mooi weer en veel rust, interessante mensen en bijzondere sociale-, maatschappelijke- en politieke omstandigheden.
Nooit files en als je eens moet wachten op een ander, omdat die toevallig even een gesprekje voert vanuit de auto met iemand die achter een tuinhekje hangt, och, dan wacht ik toch ook even. Niemand heeft haast en iedereen lijkt geduld met elkaar te hebben. Toch zijn er dingen die in die vergelijking ook wel eens negatief uitpakken. Ik ken er verschillende, maar vandaag sta ik even stil bij de gezondheidszorg.
Eerst maar eens de gezondheidszorg zoals ik die ken in Europees Nederland. Iedereen heeft een basisverzekering (dat is namelijk verplicht, en omgekeerd kent elke verzekeringsmaatschappij een verplichte aanname bij aanmelding). Deze verzekering betaal je zelf maar minderdraagkrachtigen (bijv studenten) kunnen via zorgtoeslag een bijdrage in de premie krijgen. Op vrijwillige basis kun je daarvan op eigen kosten nog wat extra’s verzekeren als je dat wil. Overigens gelden voor de extra’s dan soms wel weer voorwaarden, die per maatschappij kunnen verschillen.
Het is allemaal tamelijk strak geregeld en dat schept duidelijkheid. Ik heb me er niet heel erg in verdiept, maar op het eerste (en wellicht ook op het tweede) gezicht lijkt alles helder geregeld. En hoewel er vast ook wel minder goede ervaringen te melden zullen zijn, heb ik het gevoel dat de gezondheidszorg in Europees Nederland redelijk is georganiseerd. Dat geldt zowel voor de eerstelijnszorg waar iedereen gebruik van kan maken als de tweedelijnszorg waarbij de huisarts je zonodig doorverwijst naar een specialist. En hoewel de verzekeringsmaatschappij de zorg zo doelmatig mogelijk probeert in te richten, heb ik nog steeds het gevoel dat het de artsen zijn die uiteindelijk bepalen – in overleg met de patiënt – hoe een feitelijk behandeltraject zal worden gelopen.
Dan hier, op Sint Eustatius. In beginsel zijn alle inwoners verzekerd via wat in Europees Nederland vroeger het ziekenfonds heette. De Rijksdienst Caribisch Nederland kent een organisatie die ZVK heet (hetgeen zorgverzekeringskantoor betekent) en wordt mede gefinancierd uit bijdragen die van alle inwoners wordt geïnd via de loon- en inkomstenbelasting. Kortom, niemand heeft een ‘eigen’ zorgverzekering, maar collectief zijn we allemaal verzekerd voor eerste- en tweedelijnszorg. Die tweedelijns zorg vindt dan weer plaats buiten het eiland, want ons ziekenhuis is in de praktijk weinig meer dan een uitgebreide huisartsenpost. Tot zover gaat de vergelijking nog wel redelijk op.
Het grote verschil echter tussen beide Nederlanden is dat in Europees Nederland het veelal de arts is die – in samenspraak met de patiënt – aan de knoppen zit. In Caribisch Nederland is het het ZVK dat bepaalt wat er moet of zal gaan gebeuren. Dit in de zin van ‘wel of geen doorverwijzing’, en ‘doorverwijzing naar Sint Maarten, Bonaire of Colombia’, soms voorbijgaand aan specialistische zorg die op het eiland wèl aanwezig is. Allemaal zaken waarvan je zou denken dat de patiënt en de arts het best mogelijke behandeltraject vaststellen, speelt het ZVK daarin een heel grote rol.
Dus daar waar de arts zou kunnen zeggen “Nu naar x, y of z” is er altijd iemand (geen arts in elk geval) die dan denkt “Dat zullen we nog wel eens zien”. Tenminste, zo lijkt het. Het wekt niet de indruk dat er medisch voortvarend gehandeld wordt, maar dat men in beginsel geen voortvarende houding heeft en kiest voor niets doen, later doen of in elk geval op zoek gaat naar een minder geld kostend alternatief. Dit geldt met name voor ‘gewone’ doorverwijzingen.
Kortom, de arts (en de patiënt) zitten vast aan het touwtje van de ZVK-bureaucraat. De patiënt staat naar mijn gevoel zeker niet centraal. Het is het zorgstelsel met ZVK als allesbepalende speler dat de touwtjes in handen heeft. En dan is er een ziekenhuis op Sint Maarten waar men goed weet dat er nauwelijks sprake is van marktwerking.
Voor spoedgevallen ligt het meestal anders. Hoewel het tekenend is dat waar een ambulance in Nederland patiënten in noodgevallen met bloedspoed naar de dichtstbijzijnde plek brengt waar hulp kan worden geboden, men hier een patiënt weliswaar in allerijl per helikopter kan overzetten naar Sint Maarten, maar die moet eerst landen op het vliegveld (terwijl die best ook kan landen op de parkeerplaats nabij het ziekenhuis) en dan per ambulance verder wordt vervoerd, want, tja, landingsrechten moeten natuurlijk ook worden geïnd.
Het is wachten op een werkelijk empathisch ingestelde werkgroep vanuit het ministerie van VWS die de gezondheidszorg eens echt op modernere leest gaat schoeien. In de huidige situatie wordt het ene rapport na het andere geschreven door door VWS gestuurde deskundigen, veelal zonder medische achtergrond. In de paar maanden die men hier is, wordt de gezondheidsorganisatie zodanig beschreven dat deze er in Caribisch Nederland beter uitkomt dan ervaren wordt.
Tja, hoe het onbezorgde leven onder de Caribische zon toch trekjes van zorgen kan hebben. Maar wie wil het zien? Als niemand kijkt en er geen goed systeem is voor het melden en deugdelijk afhandelen van klachten, lijken de zorgelijke trekjes misschien toch schromelijk overdreven. Het protestlied van Boudewijn de Groot was gericht op de Vietnam-oorlog en zou ook bij Afghanistan weer actueel kunnen zijn, maar in de context van de Nederlandse gezondheidszorg on Caribisch Nederland geldt op dit moment ook: “Slaap zacht, mijnheer de (minister-)president”…