Nicole Hoevertsz: “De droom van een klein meisje van een eiland”

Tokio – “U maakt de droom van een klein meisje van een eiland mogelijk”, aldus een trotse Nicole Hoevertsz na haar verkiezing tot vice-voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC).

“Als u me vroeger had gevraagd of dit mogelijk was, dan had ik het een droom gevonden. Ik beloof te blijven werken met u, voor u en voor de organisatie”, aldus de Arubaanse. Ze kreeg bij de stemming in Tokio 72 stemmen voor en 7 tegen. Hoevertsz is sinds 2006 lid van het IOC en stroomde in 2017 door naar het hoofdbestuur.

Belangrijke taken

De verkiezing van de Arubaanse kwam niet geheel onverwacht. Op voordracht van IOC-president Bach werden haar de afgelopen jaren al steeds belangrijk taken toevertrouwd, ook als het om politiek gevoelige kwesties ging. Zo was ze voorzitter van de Olympic Athletes from Russia Implementation Group, die belast was met de regels voor de deelname van Russische atleten aan Pyeongchang 2018. Ze is vicevoorzitter van de Coördinatiecommissie voor de Spelen van Parijs 2024 en leidt de Coördinatiecommissie voor die in 2028 in Los Angeles.

Hoevertsz begon haar sportcarrière bij zwembadclub The Barracudas op Aruba. Bij de Zomerspelen van 1984 kwam zij voor de Nederlandse Antillen uit bij het synchroonzwemmen, 4 jaar later was zij coach van de delegatie van Aruba dat inmiddels de status aparte had verworven en zelfstandig IOC-lid was geworden.

Koninkrijk

Het bestuurslidmaatschap van The Barracudas was het begin van een imposante loopbaan als sportbestuurder. 1998 werd ze secretaris-generaal van het Comité Olimpico Arubano (COA) en lid van het hoofdbestuur van de Pan-Amerikaanse Sportorganisatie (PanAm Sports). Als IOC-bestuurder werkte zij samen met kroonprins Willem-Alexander, die van 1996 tot 2013 IOC-bestuurder was, en oud-minister Camiel Eurlings die van 2013 tot 2018 lid van het comité was.

Hoewel de wereld haar ‘speelveld’ is, blijft Nicole Hoevertsz zich inzetten voor de sport in het Koninkrijk. Zo wil zij de Koninkrijksspelen nieuw leven inblazen, bleek uit haar bijdrage aan de bundel ‘Koninkrijk op eieren, reflecties op 10 jaar 10-10-10’:

De Koninkrijksspelen moeten terugkomen

Door Nicole Hoevertsz

Het opheffen van de Nederlandse Antillen in 2010 heeft grote gevolgen gehad voor de Curaçaose en Sint Maartense sportsector. De landen verloren op dat moment hun lidmaatschap van het Internationaal Olympisch Comité, omdat het Nederlands-Antilliaans Olympisch Comité (NAOC) als lid werd afgevoerd. Op Curaçao is heel lang gedacht het NAOC onder eigen vlag te kunnen voortzetten. Het was in 2006, rond de viering van het 75-jarig bestaan van het NAOC, dat ik al waarschuwde dat daarvan geen sprake kon zijn. In 1996 is in het Olympic Charter opgenomen dat alleen landen die bij de Verenigde Naties als onafhankelijk te boek staan een eigen NOC kunnen hebben dat door het IOC wordt erkend. Wij zijn als deel van het Koninkrijk bij de VN aangesloten. Nederland en Aruba hadden al een erkend Nationaal Olympisch Comité voordat het IOC in 1996 de regels aanpaste. Voor Curaçao en Sint Maarten zijn de huidige regels van toepassing en dus wordt hun verzoek om een eigen NOC te hebben volgens die regels beoordeeld.

Ik begreep overigens heel goed dat Curaçao er alle belang bij had om erkend te worden door het IOC. Dat opent immers niet alleen de weg voor sporters om deel te nemen aan de Spelen, als Nationaal Olympisch Comité kom je bovendien in aanmerking voor bijdragen uit het ontwikkelingsfonds dat Olympic Solidarity heet. Van daaruit wordt gedurende de huidige Olympiade van vier jaar zo’n 550 miljoen dollar aan sponsorgelden en opbrengsten van tv-rechten beschikbaar gesteld aan de nationale comités, waarmee zij professionele trainers, faciliteiten en begeleiding van de sporters kunnen bekostigen. Kom je daar niet voor in aanmerking, dan ben je aangewezen op overheidssubsidie. Nadeel is dat sport vaak van de kant van de overheid niet kan rekenen op de erkenning en de ondersteuning die nodig is om goed te kunnen presteren. Bovendien: als er bezuinigd moet worden, merkt de sport dat meestal als eerste. De economische crisis die het gevolg is van Covid-19 zal daarom zeer waarschijnlijk grote gevolgen hebben voor de financiële ondersteuning van de sport, ook in onze landen.

Rond 2008 werd – buiten het NAOC om – door een aantal sportbestuurders op Curaçao erkenning door het IOC opgeëist. Ik vind dat zij toen op een niet zo diplomatieke manier met het IOC in discussie zijn gegaan. Als er al enige goodwill bestond is die toen verspeeld, zeker nadat ook nog eens een rechtszaak werd aangespannen. Er zijn vanuit het IOC niettemin verschillende bemiddelingspogingen gedaan en de eilanden zijn ook in financieël opzicht tegemoet gekomen. Ik heb geprobeerd daar aan bij te dragen, hopend tot een pragmatische oplossing te kunnen komen. Doel daarbij was de deelname van Curaçaose atleten aan regionale, continentale en Olympische Spelen mogelijk te maken, zelfs als er niet gerekend kon worden op erkenning door het IOC. Helaas bleek het niet mogelijk de toenmalige bestuurders te overtuigen. Men vond dat als Aruba een eigen Olympisch Comité had, Curaçao daar net zo goed recht op had. De huidige regels staan dat helaas niet toe. De rechtszaak van Curaçao loopt tot op de dag van vandaag. De behandeling is een paar keer opgeschort en heeft daarom nog niet tot een eindbeslissing geleid.

Op uitnodiging van het IOC zijn op 30 juni 2010 NAOC, NOC*NSF en COA naar Lausanne gereisd om te bespreken hoe het na 10 oktober verder zou moeten. Van Arubaanse kant hebben we Curaçao de suggestie gedaan om geassocieerd lid van de regionale organisaties te worden. Dat was het beste wat er uit te halen viel. Het betekende dat Curaçaose atleten tenminste zouden kunnen meedoen aan toernooien en de Spelen. Het heeft enige tijd geduurd, maar in 2014 is de weg geopend voor het geassocieerd lidmaatschap en daardoor mag Curaçao nu als land meedoen met de Centraal Amerikaanse en Caribische Spelen (CAC) en de Zuid-Amerikaanse Spelen (ODESUR). Op het niveau van de Pan Amerikaanse Spelen ligt dat moeilijker, omdat daar voor veel sporten een koppeling bestaat met de kwalificatie voor de Olympische Spelen.

Voor de Pan Amerikaanse Spelen van Lima 2019 hebben het IOC en PanAm Sports COA gevraagd of wij de atleten die zich voor Curaçao hadden gekwalificeerd in de Arubaanse delegatie wilden opnemen. We hebben dat gedaan onder drie voorwaarden: dat het niet ten koste zou gaan van plaatsen voor Arubaanse sporters, dat het IOC de extra kosten zou vergoeden en dat alles in goed overleg tussen de Arubaanse en de Curaçaose sportbonden zou worden geregeld. De Curaçaose sporters waren blij omdat zij zo toch aan continentale spelen kunnen deelnemen en de Arubanen vonden het fijn hun Curaçaose sportcollega’s te kunnen helpen. Het klikte meteen in de groep. We hebben het zo ook bij de Spelen in Rio gedaan en gaan het ook volgend jaar in Tokyo doen.

Nederland en Aruba hebben er op deze manier een paar topatleten bij gekregen. Een Curaçaose zeilster heeft bij de CAC-spelen onder Arubaanse vlag goud gewonnen. Dat gaat niet meer uit de boeken! De meeste sporters die daar op basis van hun niveau voor in aanmerking komen kiezen er overigens voor om voor Nederland uit te komen, omdat ze daar qua budget en faciliteiten veel meer mogelijkheden hebben dan wij op Aruba kunnen bieden. Ook in technisch opzicht is de begeleiding in Nederland natuurlijk beter. Zelf ben ik vooral blij dat we de Curaçaose sporters kunnen helpen en dat we op deze manier het Koninkrijk nog een beetje bij elkaar houden. Daarom wil ik mij er graag voor inzetten om de Koninkrijksspelen nieuw leven in te blazen. We spreken hier al een hele tijd over, ook met Nederlandse bestuurders en organisaties. Het plan was dit jaar te beginnen met Koninkrijksspelen nieuwe stijl, maar toen brak de coronapandemie uit en we zullen dus even moeten wachten.

De Koninkrijksspelen zoals die ons voor ogen staan hebben naast het sporten een tweede component die, wat mij betreft, minstens zo belangrijk is en dat is het stimuleren van het koninkrijksgevoel. Jongeren uit alle delen van het Koninkrijk leren elkaar via de sport beter kennen en komen er zo achter dat de collega’s van de andere landen helemaal niet zulke slechte mensen zijn als sommige media het doen voorkomen. Ik geloof heilig in het raison d’être van het Koninkrijk, maar het is net als met het huwelijk: ook die relatie bestaat niet vanzelf, je moet er aan werken.

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.