Den Haag – Minister-president Mark Rutte moet de Tweede Kamer uitleg geven over zijn betrokkenheid bij het conflict met de regering van Sint Maarten over het opschorten van liquiditeitssteun en de rol die staatssecretaris Raymond Knops (BZK) daarbij heeft gespeeld.
Dat blijkt uit schriftelijke vragen die Kamerlid Jorien Wuite (D66) vandaag aan de premier heeft gericht. De vragen zijn mede-ondertekend door Don Ceder (ChristenUnie), Laura Bromet (GroenLinks), Frank Wassenberg (PvdD) en Sylvana Simons (BIJ1). Aanleiding is het bericht ‘Heeft premier Jacobs een punt als zij zegt dat Nederland vals speelt?’ waarin staatsrechtexpert en kenner van het Statuut prof.mr. Gerhard Hoogers constateert dat Knops het reglement van orde van de (Rijks)ministerraad heeft geschonden.
Wuite c.s. willen van Rutte horen of hij dat ook vindt. Tevens willen ze weten of Knops zijn beslissing geen uitvoering te geven aan een RMR-besluit met de premier/voorzitter van de RMR heeft afgestemd en op welke wijze hijzelf bij het proces betrokken is geweest tussen het moment waarop de RMR heeft besloten 39 miljoen gulden liquiditeitssteun naar Sint Maarten over te maken en het moment waarop dat besluit werd ingetrokken.
“Begrijpt u dat het besluit van de RMR d.d. 28 mei 2021 om het eerdere besluit d.d. 23 april 2021 in te trekken door onder meer onafhankelijke staatsrechtgeleerden, onder wie prof.mr. G.H. Hoogers, wordt uitgelegd als een poging het handelen van de staatssecretaris van BZK achteraf met terugwerkende kracht te ‘legaliseren’?” aldus Wuite.
Hieronder alle vragen van Wuite c.s.
1) Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘Heeft premier Jacobs een punt als zij zegt dat Nederland vals speelt?'[1]
2) Kunt u bevestigen dat de Rijksministerraad (hierna RMR) onder uw voorzitterschap op 23 april 2021 heeft geconstateerd dat het land Sint Maarten aan de voorwaarden heeft voldaan om in aanmerking te komen voor uitkering van de 5e tranche liquiditeitssteun en dat op grond daarvan door de Rijksministerraad is besloten de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te belasten met de uitvoering?
3) Kunt u bevestigen dat de staatssecretaris van BZK vervolgens besloten heeft geen uitvoering te geven aan het besluit van de RMR? Heeft de staatssecretaris van BZK dat met u als voorzitter van de RMR afgestemd?
4) Klopt het dat de reden van het opschorten van de liquiditeitssteun niet lag in de vooraf gestelde voorwaarden om de 5e tranche liquiditeitssteun te verlenen?
5) Klopt het dat voor de RMR het reglement van orde van de Ministerraad van het land Nederland ook geldt? Zo ja, deelt u dan de conclusie dat de staatssecretaris van BZK in strijd met artikel 12 tweede lid van het reglement van orde van de Ministerraad heeft gehandeld[2]? Zo nee, waarom niet?
6) Op welke wijze bent u betrokken geweest bij het proces in de periode vanaf de besluitvorming in de RMR van 23 april 2021 tot en met de besluitvorming in de RMR van 28 mei?
7) Begrijpt u dat het besluit van de RMR d.d. 28 mei 2021 om het eerdere besluit d.d. 23 april 2021 in te trekken door onder meer onafhankelijke staatsrechtgeleerden, onder wie prof.mr. G.H. Hoogers, wordt uitgelegd als een poging het handelen van de staatssecretaris van BZK achteraf met terugwerkende kracht te ‘legaliseren’? Kunt u uw antwoord toelichten?
8) Hoe beoordeelt u het feit dat, nadat Sint Maarten aan de voorwaarden had voldaan en de RMR had besloten, de staatssecretaris van BZK eigenstandig – zonder dat daar een besluit van de RMR aan ten grondslag lag – heeft besloten geen uitvoering te geven aan het RMR-besluit?
9) Bent u bereid in overleg met de regeringen van de landen een aangepast reglement van orde voor de RMR vast te stellen, waardoor dergelijke situaties en onduidelijkheid niet meer voor kunnen komen? Zo niet, waarom niet?
10) Hoe kan voortaan voorkomen worden dat er een situatie ontstaat waarin er onzekerheid bestaat of een besluit van de RMR wel tijdig wordt uitgevoerd?
11) Op grond van welke specifieke grondslag is besloten geen uitvoering te geven aan het RMR besluit d.d. 23 april? Kunt u verwijzen naar een artikel in het reglement van orde, het statuut of een andere afspraak die is erkend en vastgesteld door alle landen en openbare lichamen in het Koninkrijk?
[1] Dossier Koninkrijksrelaties, 4 juni 2021 (klik hier).
[2] Art. 12, lid 2: In geen geval handelt een minister of staatsecretaris tegen het besluit van de raad.