OPINIE – Heeft premier Jacobs een punt als zij zegt dat Nederland vals speelt?

Minister-president Silveria Jacobs van Sint Maarten verwijt staatssecretaris Knops van Koninkrijksrelaties tijdens de wedstrijd de spelregels (eenzijdig in zijn voordeel) te wijzigen. Nog ernstiger lijkt haar beschuldiging dat de bewindsman in strijd met de wet heeft gehandeld door te weigeren uitvoering te geven aan een besluit van de Rijksministerraad om vervolgens zijn collega’s er toe aan te zetten dat met terugwerkende kracht te legitimeren. Heeft zij een punt?

Concordia res parvæ crescunt?

Door prof.mr. Gerhard Hoogers

Het verdrag van Concordia is sinds 1648 de sleutel van het over het algemeen vrij rimpelloze samenleven van de Franse en de Nederlandse kant van het eiland Sint Maarten. Wie bij het ministerie van Buitenlandse Zaken navraag doet naar dit document, krijgt vaak te horen dat het niet geheel zeker is of het verdrag ooit daadwerkelijk is overeengekomen, maar dat het tussen Frankrijk en het Koninkrijk ‘in de praktijk wordt toegepast’. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, dat de betrekkingen tussen Nederland en Sint Maarten poogt te reguleren, bestaat zonder twijfel. Of het in de praktijk altijd wordt toegepast, is intussen weer minder duidelijk. De recente perikelen rondom de liquiditeitssteun aan Sint Maarten zijn daar een mooi voorbeeld van.

Even een geheugensteuntje. De drie Caribische Landen van het Koninkrijk – Aruba, Curaçao en Sint Maarten – zijn economisch zwaar getroffen door de coronacrisis. Om hun staatsfinanciën en daarmee hun openbaar bestuur gaande te houden ontvangen ze van Nederland zogeheten liquiditeitssteun, geld dus dat in beginsel is bedoeld voor de lopende uitgaven. Uitbetaling van dat geld is gekoppeld aan voorwaarden die door Nederland met elk der drie Landen zijn overeengekomen (maar die in feite zijn opgelegd) en zijn vastgelegd in een drietal bij onderlinge regeling afgesproken Landspakketten. De Rijksministerraad (RMR) toetst voorafgaand aan iedere betaling of aan de gestelde voorwaarden in voldoende mate is voldaan. Voor Sint Maarten ligt sinds dit voorjaar een bedrag van 39 miljoen Antilliaanse Gulden (ANG) als vijfde tranche klaar.

De RMR zou aanvankelijk eind maart daarover een besluit vellen, maar dat werd op instigatie van Staatssecretaris Knops uitgesteld omdat twijfels waren gerezen over de vraag of regering en parlement van Sint Maarten nog wel achter de doelstellingen van het Landspakket en de daaraan gekoppelde ontwerp-Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) stonden. Die twijfel werd ingegeven door het feit dat de Staten van Sint Maarten via een Amerikaans advocatenkantoor een actie bij de VN voorbereiden waarin betoogt wordt dat de dekolonisatie van Sint Maarten nooit voltooid is en waarin het Landspakket en de Rijkswet-COHO als voorbeelden daarvan worden opgevoerd.

De plooien werden gladgestreken en de Staatssecretaris agendeerde de besluitvorming opnieuw voor de RMR van 23 april, die inderdaad besloot om het geld toe te kennen. De ANG 39 miljoen zijn vervolgens echter niet daadwerkelijk aan Philipsburg overgemaakt, omdat de Staatssecretaris besloot daartoe toch niet over te gaan, ondanks het besluit van 23 april. De reden daarvoor is dat hem zeer zorgwekkende berichten bereikt hebben over het management op de luchthaven van Sint Maarten. Om die reden heeft hij besloten om de RMR te verzoeken het besluit van 23 april te wijzigen in die zin dat pas liquiditeitssteun zal worden overgemaakt als door de regering van Sint Maarten krachtig zou zijn ingegrepen. In zijn vergadering van 28 mei heeft de RMR besloten met het voorstel van de Staatssecretaris in te stemmen en de uitbetaling van de vijfde tranche aan te houden.

Wat hiervan te denken? Het is op zijn minst opmerkelijk dat de Staatssecretaris van BZK een besluit van de Rijksministerraad naast zich neerlegt en de RMR verzoekt deze weigering af te dekken door zijn eigen besluit te wijzigen. Ik weet vrij zeker dat het bericht dat een minister in Sint Maarten een besluit van de Raad van Ministers van Sint Maarten naast zich neer legt in Den Haag op zijn minst tot gefronste wenkbrauwen zou leiden – en terecht, zou ik menen. Dat de Raad van Ministers in Philipsburg vervolgens zou besluiten dat deze minister correct handelde door in een volgende vergadering zijn besluit aan te passen zou vermoedelijk de wenkbrauwen niet echt doen zakken. Artikel 12 tweede lid van het reglement van orde van de ministerraad zegt het toch vrij duidelijk: “in geen geval handelt een minister of staatssecretaris tegen een besluit van de raad”. Hier heeft de Staatssecretaris dat toch op vrij onmiskenbare wijze wel gedaan, een handelswijze die vervolgens door de RMR achteraf als het ware is ‘gelegaliseerd’.

De gang van zaken geeft goed aan hoezeer de interbestuurlijke verhoudingen tussen Nederland en Sint Maarten zijn verziekt: de zorgen over het management van de luchthaven komen bepaald niet uit de blauwe Caribische hemel vallen, namelijk. Maar dat de Staatssecretaris daarop reageert met de (voor zo ver ik weet) precedentloze beslissing om een besluit van de Rijksministerraad de facto naast zich neer te leggen is toch ook wel weer erg opmerkelijk te noemen. Ik zou zelf menen dat hier bestuurlijk ondeugdelijk wordt gehandeld, ondanks de verplichtingen uit artikel 43 van het Statuut.

“Er is in zoverre sprake van een open commitment, waarbij vooraf onvoldoende duidelijkheid bestaat welke voorwaarden aan steunverlening worden gesteld. Dit brengt het risico met zich dat de landen zich minder verantwoordelijk voelen voor het voldoen aan de voorwaarden, waardoor de beoogde doelen minder zullen worden gerealiseerd, of dat gedurende het hervormingsproces steeds nieuwe voorwaarden worden gesteld om de in het vooruitzicht gestelde steun daadwerkelijk te verkrijgen.” Dat schrijft de Raad van State van het Koninkrijk in zijn kritische advies bij de Rijkswet-COHO van afgelopen maart. Het zijn nu al profetische woorden.

Het is dan ook zeer noodzakelijk dat Nederland en Sint Maarten in het kader van de besprekingen die gevoerd worden over de aanpassingen aan het wetsvoorstel duidelijke en controleerbare afspraken gaan maken (en het daar ook echt over eens zijn) die een herhaling van dit proces moeten helpen voorkomen. Alleen door eendracht (je zou er wellicht aan kunnen toevoegen: en duidelijkheid) kan de zaak van de zwakkere behoed worden tegen misbruik, wisten onze voorouders in de 17e eeuw immers zelf maar al te goed.

Prof.mr. Gerhard Hoogers is universitair hoofddocent bij de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen en honorair hoogleraar vergelijkend staatsrecht aan de Carl von Ossietzky-Universität Oldenburg.

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.