OPINIE – Een nieuwe commissie, een nieuwe start?

Oud-marineofficier ir. J.H.T. (Jan) Meijer MBA woont sinds 2014 op Sint Eustatius waar hij docent is. Regelmatig maakt hij de Tweede Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties deelgenoot van zijn waarnemingen:

Geachte voorzitter en leden van de Commissie Koninkrijksrelaties,

U heeft natuurlijk zojuist het reces achter de rug, dus mijn verwachting dat mijn brief van vorige maand reeds enige respons heeft opgeleverd is wellicht een tikje te ambitieus. Het is mijn gewoonte zo ongeveer eens per maand iets van mij te laten horen. Per slot van rekening is er niet heel veel journalistiek nieuws van dit eiland te verwachten. En de mate waarin ik onafhankelijk ben is voor u natuurlijk ook maar een kwestie van het geloof in mij op grond mijn blauwe ogen. Kortom, ik hoop uw vertrouwen te winnen maar de mate waarin ik daarin slaag ligt bij u en niet bij mij. 

Over journalistiek gesproken: u gaat er natuurlijk niet over (dat doen de kranten zelf wel) maar het zou landelijke kranten in het algemeen sieren om Caribisch Nederland een meer inclusief gevoel te geven. Om te beginnen met – bijvoorbeeld – het landelijke weerbericht. Toen ik eens in Spanje was (voor een pelgrimstocht naar Santiago de Compostela) volgde ik dagelijks het weerbericht. Het viel mij op dat bij het geven van een landelijk weeroverzicht vanzelfsprekend ook de Canarische eilanden werden meegenomen. Waarom Caribisch Nederland (toch behorend tot het land ‘Nederland’) dan niet zo inclusief wordt meegenomen bij een Nederlands weerbericht, is mij initieel een raadsel en als ik er langer over nadenk steeds meer een bron van dagelijkse ergernis. Mocht u ergens eens uw invloed kunnen aanwenden hieromtrent, zou mij dat een goed gevoel geven. 

Nu gaat het natuurlijk niet alleen maar over het al dan niet goede gevoel mijnerzijds. Maar – breder gezien – gaat het natuurlijk wel over de tweederangspositie die u geeft aan Caribisch Nederland. In de voorbereiding van 10-10-10 is er het Burgerlijk Wetboek BES gekomen. Dit is in de basis het Burgerlijk Wetboek Nederlandse Antillen (uit 1869, zes jaar na afschaffing van de slavernij!) met daarop in hoofdzaak drie aanpassingen: het homohuwelijk, euthanasie en abortus moesten er een plek in krijgen. Nu ben ik niet direct een voor- of tegenstander van deze ontwikkeling maar in de basis gaat het mijns inziens al fout. In het land Nederland hebben we een Burgerlijk Wetboek en per 10-10- 10 moet dat – nogmaals: mijns inziens – voor heel het land Nederland gelden. En zo nog een aantal (zo niet: alle) wetten. 

Het prettige van het zijn van een Openbaar Lichaam is dat wanneer er een uitzondering gemaakt moet worden, dat zulks dan gelukkig mogelijk is. En die uitzonderingen zouden mijns inziens alle een goede reden moeten hebben die iets te maken heeft met het speciale karakter van Sint Eustatius (of van Saba, of van Bonaire; maar in mijn schrijven beperk ik mij tot Sint Eustatius). En dan doel ik op de kleinschalige gemeenschap van ca. 3000 mensen, het afgesloten eilandelijk karakter, het Engels als voertaal (incl. de instructietaal op school), een tropisch klimaat, gelegen in een orkaangevoelig gebied, de specifieke flora en fauna (inclusief het koraal) en wellicht nog zo een paar zaken waarvan het vanzelfsprekend is dat op maat gesneden wet- en regelgeving van toepassing is. 

Maar voor allerlei andere zaken lijkt me zo’n uitzonderingssituatie minder gewenst. En het inzicht in deze wet- en regelgeving (i.c. wat is landelijk en wat is eilandelijk van toepassing) is niet eenvoudig te geven. Wanneer ik zoek op alle wet- en regelgeving, alleen op Bonaire, Saba en Sint Eustatius van toepassing (bron: https://wetten.overheid.nl) zie ik 598 wetten. Toen ik dit laatst eens deed kwam ik op 600, waar dat verschil van twee vandaan komt: geen idee.  Een van die wetten is trouwens de “Wet op het notarisambt BES” met daarin een definitie van de standplaatsen: twee op Bonaire en één voor de eilanden Saba en Sint Eustatius. En wat doen wij hier de laatste maanden? We maken gebruik van de diensten van notarissen op Sint Maarten: nota bene een ander land binnen het Koninkrijk.

De regeringscommissaris heeft mij desgevraagd al eens gemeld dat de notarissen op Sint Maarten de enigen zijn die op basis van de huidige wetgeving bevoegd zouden zijn om notariële dienstverlening te verrichten op Sint Eustatius (en Saba). Hij noemt de door mij opgeworpen optie “het onderzoeken waard”, maar het zou thans geen oplossing bieden. De door mij opgeworpen optie komt niet uit de lucht vallen (ja, misschien voor de regeringscommissaris): het is gewoon vigerende wetgeving, met gelding per 1 juli 2015! 

Het sterkt mijn gevoel dat we hier maar gewoon wat aanmodderen en dat de regering daarin gezellig meedoet. De staatssecretaris “weet” wat goed is voor de Statiaan, en volgt zijn eigen koers. Ik geloof zeker dat hij daarbij de goede dingen meent te doen, maar overleg met de Statiaan vindt eenvoudigweg niet plaats. 

Op het eiland wordt geïnvesteerd in een hotel. Het is alom bekend op het eiland dat de investeerder, dhr. Barnhoorn, hier met groot geld bezig is. Over dit alles is zo goed als geen transparantie. Toen dit alles net begon (met het kaal maken van een stuk natuur ten behoeve van dit relatief omvangrijk bouwproject) ben ik achter de daarvoor benodigde vergunningen aangegaan. Dhr. Barnhoorn meent dat voor geld alles te koop is, dus ook dit stuk eiland met de door hem voorgestane bestemming. Het zou zomaar kunnen zijn dat inmiddels de vergunningen allemaal in orde zijn, maar – neemt u van mij aan – het eerste half jaar van dit project in het geheel niet!

Na een half jaar alle kastjes en muren van de overheid te hebben ontmoet, ben ik gestopt met verder zoeken: geen enkele vergunning is mij zichtbaar geworden. O ja, het was in die tijd dat het begrip “essential worker” zijn intrede deed. Bedoeld werden die werknemers die zonder verdere quarantainemaatregelen aan het Barnhoornproject gingen werken. Ik geloof niet dat er iets misgegaan is, maar er is natuurlijk wel een groot risico gelopen.  

Noot 1: Begin november 2020 deed staatssecretaris Knops – met gevolg – een bliksembezoek aan het eiland, eveneens zonder quarantainemaatregelen aan te houden. En van een noodzaak tot dat bezoek is mij niets gebleken. Het kennismaken met de nieuwgekozen leden van de eilandsraad had natuurlijk gemakkelijk ook via de video gekund. 

Noot 2: Bij “essential worker” kan ik mij natuurlijk best wel iets voorstellen. In een zaak waarin de inbreng van dit soort capaciteiten het verschil kunnen maken tussen leven en dood, hoort u mij niet piepen, maar het al dan niet optreden van enige vertraging in een hotelbouwproject, toevallig van een rijke investeerder, lijkt me maar moeizaam het karakter krijgen van een “essential worker”. Ook de inbreng van een nieuw apparaat voor het ziekenhuis, begeleid door een functionaris afkomstig van Sint Maarten, die positief was getest, waarvoor de regeringscommissaris persoonlijk het predicaat “essential worker” heeft toegekend, lijkt me de toets der kritiek maar moeizaam te kunnen doorstaan. En dat zoiets een keertje gebeurt (het hele eiland weet ervan!), wil ik nog wel geloven, maar het had de regeringscommissaris gesierd wanneer hij in zijn wekelijkse praatje voor de radio een ‘mea culpa’ had uitgesproken. Toen hij in plaats daarvan de bevolking maande vooral voorzichtig te zijn, had hij het krediet dat hij mogelijk had opgebouwd bij de bevolking natuurlijk snel verloren.  

Terug naar het hier en het nu. Het lijkt me zaak dat ook de Eilandsraad met één mond spreekt (althans naar buiten toe). De samenwerking in de Eilandsraad is tot op heden niet bijzonder voorbeeldig. En dat lukt ook niet zo goed wanneer de leden niet geneigd zijn om constructief met ideeën om te gaan. In plaats daarvan overheerst wel eens de gedachte dat het idee van de ander ‘fout’ is en het eigen idee ‘goed’. Toegegeven, voor de interventie was deze attitude meer gemeengoed, dus ik houd hoop voor de toekomst! Het helpt wanneer zich een “gemeenschappelijke vijand” – Nederland – manifesteert ;-). 

Het lijkt me dat een nieuwe samenstelling van uw commissie veel kansen biedt om een nieuwe start te maken en ik hoop dat ook de Eilandsraad dit ook zo wil gaan zien. Ten aanzien van een agenda van punten waarover het dan zou moeten gaan lijkt me dat die stap ‘vanzelf’ gezet kan worden wanneer de wederzijdse wil tot samenwerken, op basis van gelijkwaardigheid en respect, er in elk geval is. Graag hou ik het even hierbij. Ik spreek de hoop uit dat de samenwerking zoals ik die hier bedoel, en waarbij het naar elkaar luisteren een belangrijk goed is, werkelijk eens van de grond mag komen. 

Met vriendelijke groet, 

Ir. J.H.T. (Jan) Meijer MBA

error: Deze inhoud mag niet gekopieerd worden.