Het Algemeen Dagblad bestaat 75 jaar. 21 jaar daarvan heeft de uitgever van DossierKoninkrijksrelaties.nl René Zwart meegemaakt. Eerst als leerling-journalist en uiteindelijk chef-nieuwsdienst van AD-dochter Rijn en Gouwe en nog eens van 1995 tot 2004 als medeoprichter en uitgever van de Caribische editie van het Algemeen Dagblad. In de door Noraly Beyer en John Leerdam samengestelde bundel ‘Suriname en ik’ (2014) – een vervolg op ‘De Antillen en ik’ – vertellen tientallen gastschrijvers over hun band met Suriname. Zwart wijdde zijn bijdrage aan de (mislukte) poging om de Caribische editie van het Algemeen Dagblad in Suriname te introduceren.
De krulletjes van Ricky
Door René Zwart
Ricky heette mijn vriendje op de korfbalclub. Dat hij uit Suriname kwam, kon je aan zijn mooie melkchocolade kleur zien. Maar ik was vooral gefascineerd door zijn haar. Ik aaide hem graag over de stugge krulletjes van zijn korte kroeskop. Ter voorkoming van misverstanden: Verder dan dat gingen we niet. Zoenen deed ik wel met zijn zus. Zij was mijn eerste ‘echte’ vriendinnetje. Dat moet ergens in 1966 zijn geweest, we waren twaalf en Paramaribo lag toen veel verder weg dan nu maar de basis voor een duurzaam gevoel van verbondenheid was gelegd.
Toch duurde het nog tot 1997 voordat ik het thuisland van mijn toen al lang en breed uit het zicht geraakte eerste liefde bezocht. Eind 1996 was ik naar Curaçao verhuisd om als interim-directeur van de Caribische editie van het Algemeen Dagblad te kijken of er nog wat te redden viel aan dit zwaar verliesgevende krantenavontuur. Uitbreiding van het verspreidingsgebied was een van de opties waarbij het oog als vanzelfsprekend op Suriname viel. Surinamers beheersen de Nederlandse taal immers veel beter dan Antillianen. Bovendien bestonden er in die tijd maar twee, vanwege de papierschaarste ook nog eens flinterdunne, kranten. Tegen tien (!) alleen al op Curaçao.
Op hetzelfde moment dat ik mijn hoop op Suriname vestigde, speelde een groepje in Paramaribo met de gedachte om het voorbeeld van de Antilliaanse AD-operatie te kopiëren: Vanuit Nederland werden de krantenpagina’s via een satellietverbinding naar een drukkerij in Willemstad verzonden waarna de krant bij de abonnees werd bezorgd en via kiosken en straatverkopers uitgevent.
Voordeel van die aanpak: Mede dankzij het tijdverschil kon de lezers ’s morgens bij het ontbijt een kakelverse Nederlandse krant worden aangeboden en dat tegen een aanmerkelijk lagere prijs dan de 2 tot 3 dagen oude exemplaren die per vliegtuig werden ingevlogen. Het AD was daarmee zijn tijd ver vooruit, nu is het de gewoonste zaak van de wereld dat je in drukbezochte vakantiegebieden een lokaal gedrukte en dus dagverse krant kunt kopen.
Op 29 april 1997 stapte ik op de SLM-vlucht die mij in 2,5 uur van Curaçao naar vliegveld Zanderij bracht. Onwillekeurig gingen mijn gedachten terug naar het Tweede Kamerlid dat ooit de bouw van een brug tussen Willemstad en Paramaribo bepleitte. Ik maakte meteen kennis met de ‘no span-cultuur’ want onmiddellijk na het opstijgen, verliet de gezagvoerder de cockpit om zich tot vlak voor de landing gezellig te onderhouden met wat bevriende passagiers.
Uiteraard logeerde ik in the place to be, hotel Torarica. Ik trof het want de volgende dag zou Trafassi (van ‘Stop maar in je wasmasjien’) optreden. Inmiddels gewend aan het Antilliaanse adagium ‘God heeft de Makamba’s een horloge gegeven en de Antillianen de tijd’ viel het me al snel op dat iedereen zich aan de vooraf door mijn gastheren gemaakte afspraken hield. 14.00 uur bij Surpost betekende ook dat op dat tijdstip op mijn komst werd gerekend.
Het postbedrijf had eventueel een rol kunnen spelen bij de bezorging bij abonnees. Maar al snel bleek dat de directie ons als concurrent zag. Surpost verkocht in zijn winkeltjes vanuit Nederland ingevlogen kranten voor 2.800 Surinaamse gulden waarin een ruime marge voor het postbedrijf was inbegrepen. Wij gingen uit van een verkoopprijs van 800 gulden met hooguit een commissie van 100 gulden voor de wederverkoper.
Dat er voor ‘onze’ krant veel meer afnemers zouden zijn (want actueel en goedkoper), werd aan de andere kant van de vergadertafel niet als een overtuigend argument gezien. Om hetzelfde te verdienen zou Surpost veel meer werk moeten verrichten, dat was in strijd met alle wetten van de logica. Een tweede tegenslag vormde de drukkerijen. Vanwege valutaproblemen kampten zij met een chronisch papiertekort.
Er bleef maar één optie open: De voor Suriname bestemde exemplaren op Curaçao drukken en per vliegtuig naar Zanderij overvliegen. Vanwege de vliegschema’s zou de krant dan weliswaar een paar dagen per week pas de volgende ochtend kunnen worden bezorgd, maar wel tegen slechts eenderde van de prijs die Surpost voor nog veel minder actuele kranten rekende.
Voordat ik terugvloog naar Curaçao had ik voldoende tijd om de stad te voet te doorkruisen om zo vervaagde herinneringen aan schoolfilms over de ‘Nederlandsche koloniën’ tot leven te wekken. Bij boekhandel Vaco een halve koffer aan Surinaamse boeken aangeschaft ter aanvulling van de kleine Caribische bibliotheek die ik in de loop der jaren had opgebouwd.
Belangrijkste doel was echter Fort Zeelandia waar een opvallend serene rust heerste, in schril contrast met wat zich daar op 8 december 1982 heeft afgespeeld. Onbegrijpelijk dat een zo groot deel van de bevolking bij de jongste verkiezingen zo makkelijk over de gruweldaden van toen heen is gestapt.
Als relatieve buitenstaander voelde ik staande op die plek al een machteloze woede in mij opkomen. Vermoedelijk mede aangewakkerd door de ontmoeting die ik eerder op de dag met Johnny Kamperveen* had die na jaren in Nederland te hebben verbleven in 1992 – na het herstel van de democratie – was teruggekeerd. Hij ontving mij bij zijn radiostation ABC, opgezet door zijn vader ‘Ampie’, een van de 15 slachtoffers van de decembermoorden.
Johnny had, toen hij nog in Nederland woonde, een mooie klus geklaard voor mijn communicatie-adviesbureau. Wij hadden hem als moderator/interviewer ingehuurd voor de presentatie in de Beurs van Berlage van het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening Amsterdam. Een door vakbonden, werkgevers en overheid bestuurde organisatie die tot taak had werklozen aan de slag te helpen, maar daar helemaal niets van terecht bracht.
Het nieuwe bestuur zou het allemaal beter gaan doen. Voor een zaal vol prominenten geïnterviewd worden door een ‘allochtoon’ paste uitstekend bij de ruimdenkerij waar vooral de uit progressieve kringen gerecruteerde voorzitster zich op voorstond. Kamperveen heeft ze waar voor hun geld gegeven. Pech alleen dat de bestuurders geen enkel overtuigend antwoord hadden op zijn terecht kritische vraagstelling.
Het publiek genoot, maar de gekwetste ego’s eisten voor de tweede bijeenkomst een andere gespreksleider. De keuze viel op een keurige witte nieuwslezer van het Journaal van wie bekend was dat hij bij zijn schnabbels elk kritisch vermogen thuisliet. Johnny Kamperveen maakte zich er niet druk om. ,,Als je een zwarte kop hebt, ben je brutaal als je een scherpe vraag stelt.” Maar daar in Paramaribo herinnerde hij zich het voorval van jaren daarvoor nog haarfijn.
Nog onder de indruk van het bezoekje aan Zeelandia werd ik bij terugkomst in Torarica aangesproken door een mij onbekende man. Hij meldde dat hij een ontmoeting kon arrangeren met de heer Bouterse aan wie ik de plannen van het AD met Suriname zou kunnen toelichten. Hij voegde er met een minzaam lachje aan toe dat het verstandig was de uitnodiging aan te nemen.
Mij leek dat juist helemaal niet verstandig. ‘Baas Bouta’ had immers een enorme hekel aan het Algemeen Dagblad. Een AD-journalist was zelfs persona non grata verklaard omdat hij op een onwelgevallige manier over de legerleider had bericht. Maar om botweg te weigeren – de auto stond al gereed – daarvoor was ik ook weer te weinig held. Gelukkig kwam net op dat moment mijn gastheer aanrijden. ‘Ik moet naar een afspraak’ riep ik nog naar de onbekende en stapte vlug in, op weg naar een onovertroffen maaltijd bij een van de eethuisjes in de wijk Blauwgrond.
De volgende ochtend ging om 4 uur de wekker. Het was nog aardedonker toen ik op Zanderij incheckte voor de terugvlucht naar Curaçao om van daaruit de ‘Operatie Suriname’ verder voor te voorbereiden. Een paar weken later ging de eerste zending kranten richting Paramaribo. Het initiatief werd goed ontvangen, abonnees meldden zich met tientallen tegelijk aan.
Al snel staken er echter logistieke problemen de kop op. Het gebeurde steeds vaker dat de kranten niet op Zanderij aankwamen. Verscherping van het toezicht aan Curaçaose kant – we keken hoe de bundels met AD’s aan boord werden geladen en het vliegtuig het luchtruim koos – bracht geen verandering.
Vooral voor de partners in Suriname was het frustrerend als zij het kuilenpad tussen stad en vliegveld weer eens tevergeefs hadden getrotseerd. Aanvankelijk was het een groot raadsel waar de verdwenen zendingen telkens bleven. Tot die ene keer dat zij na de zoveelste nutteloze rit terugreden naar Paramaribo en op het eerste de beste kruispunt een straatverkoper zagen die een vers AD te koop aanbood…
Nog één keer ben ik naar Suriname teruggegaan om te kijken of we de krant niet alsnog lokaal konden drukken. We hadden al geregeld dat wij de papierrollen zelf zouden inkopen en laten verschepen naar Paramaribo. Maar dat plan liep stuk op onverklaarbare, nergens terug te vinden importregels. Daarmee kwam tevens een einde aan het kortstondige bestaan van de ‘Surinaamse editie’ van het Algemeen Dagblad.
Waarvan tot mijn grote spijt ook maar niets terecht wil komen, is een langer bezoek aan Suriname. Eerst liet het werk het niet toe en toen het wel kon, werd de reis vanwege de overstromingen geannuleerd. En nu is het te laat, in elk geval tot de volgende presidentsverkiezingen.
* Johnny Kamperveen is in 2003 overleden.
Nawoord van René Zwart: “Suriname was niet de enige (mislukte) poging tot expansie. Een Nederlandse touroperator wilde het AD graag voor zijn klanten op Isla Margarita dat toen vanwege zon en goedkoop bier erg populair was bij Nederlandse vakantiegangers. De kranten kwamen echter nooit verder dan het vliegveld van Caracas omdat we niet bereid waren steekpenningen te betalen aan de douane. Ook ambassades in de regio toonden interesse, maar logistiek bleek dat niet voor elkaar te krijgen. Dat gold ook voor Sint Maarten als gevolg van de onvoorspelbare vluchtuitvoering van Dutch Caribbean Airlines (voorheen de ALM). Toch heeft het Cariben-avontuur van het AD iets opgeleverd waar ik trots op ben: het Antilliaans Dagblad.”