Door Jan Meijer
Een militaire loopbaan lang heb ik gewerkt bij de Koninklijke marine en bij het ministerie van Defensie. In 2010 eindigde die (in de rang van kapitein ter zee van de technische dienst, kolonel) vanwege het bereiken van de leeftijd waarop ‘functioneel leeftijdsontslag’ volgt. Daarna heb ik nog drie jaar gewerkt bij het Mauritshuis.
Vanaf het schooljaar 2014/2015 ben ik werkzaam als docent wiskunde aan de Gwendoline van Puttenschool op Sint Eustatius. Ik woon er nu bijna zeven jaar. Wij – mijn echtgenote en ik – hebben ons altijd opgesteld als ‘gast van het eiland’ en we probeerden zo goed mogelijk te integreren. Als docent op de middelbare school heb ik daarbij natuurlijk het voordeel dat ik met de jeugd van het eiland te maken heb, alsook met hun ouders.
Op een religieus eiland als Sint Eustatius is het voorts van belang op te merken dat wij deel uitmaken van een kerkgenootschap; zoiets lijkt ons normaal als je ziet dat meer dan 90% procent van de bevolking deel uitmaakt van een der drie grote kerkgenootschappen op het eiland: Seventh Day Adventists, RK en Methodists. Het opleidingsniveau van de bevolking is laag net als het inkomen. De verdeling van het inkomen is ongeveer een-derde onevenwichtiger dan in Europees Nederland (Gini coëfficient Europees Nederland is ongeveer 0,3 terwijl dat van Sint Eustatius ongeveer 0,4 bedraagt).
In februari 2018 heeft de Rijksoverheid het lokale bestuur terzijde geschoven en het bestuur “overgenomen” met de aanstelling van een regeringscommissaris. Er moest op die manier een eind komen aan een bestuur dat is doorvlochten met intimidatie en nepotisme. Begrippen als “friends, family and favors” waren niet van de lucht maar niemand voelde zich natuurlijk echt aangesproken. De wet die hiertoe het kader vormde heette “wet taakverwaarlozing Sint Eustatius” en de onderbouwing was gelegen in een document dat was opgeleverd door de Commissie van Wijzen.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik aanvankelijk enthousiast was want in potentie kon er veel worden verbeterd met behulp van en in samenwerking met Europees Nederland. Gaandeweg nam mijn enthousiasme af want van alle ontwikkelingen die ik waarnam was er één aspect dat structureel ontbrak en dat was “overleg”. Er zijn twee (sets aan) regeringscommissarissen aangetreden: Franco/Stegers (feb 2018-feb 2020) en Van Rij/Francis (feb 2020-heden, met de recente aankondiging van het vertrek van Van Rij). Beide commissarissen – onder aanvoering van Knops – deden helemaal niets aan overleg met de Statianen (over met name 1) de toekomst van het eiland en 2) de relatie met Den Haag).
Ik ben ervan overtuigd dat in potentie de Nederlandse interventie erg leerzaam had kunnen zijn, maar als je zonder enig overleg met de bevolking gewoon je eigen (koloniale) gang gaat, dan moet je niet gek kijken dat het eilandelijk enthousiasme snel daalt tot beneden het minimum. In dat opzicht zou ik zeggen dat de interventie tot op heden (plus het nog resterende deel) een groot tijdperk is geweest van kansen die (opzettelijk) niet zijn benut. Ik suggereer ‘opzettelijk’ omdat er maar één zienswijze is: de Europees Nederlandse zienswijze.
Voor de goede orde: het overleg zoals ik mij dat voorstelde heet hier ’townhallmeeting’. Het is een dorp van ongeveer drieduizend inwoners en zeker als je zoiets periodiek organiseert (één- á tweemaal per maand bijvoorbeeld) dan zou na enige gewenning best een werkend overlegmodel hebben kunnen ontstaan.
In termen van democratie is er dan ook helemaal niets geleerd. Er zijn voornamelijk infrastructurele aspecten opgepakt, zoals de wegen en de bescherming van de eroderende klif (stuk voor stuk niet echt interventie-waardig, zou ik denken). De eilandelijke verkiezing die afgelopen najaar is gehouden heeft precies, maar dan ook precies dezelfde samenstelling van de eilandsraad opgeleverd als die er was voor de interventie. Kortom, enige sympathie voor de Nederlandse interventie is er totaal niet.
En dat heeft naar mijn stellige overtuiging alles, maar dan ook alles te maken met de wijze waarop de Europese Nederlander zijn Statiaanse landgenoot tegemoet treedt: arrogant, belerend en respectloos. Dezelfde zaken die werden nagestreefd hadden veel beter, in elk geval met veel meer draagvlak, bereikt kunnen worden als een vruchtbaar overlegmodel was gekozen, maar de marsroute Knops liet nu eenmaal geen ruimte voor overleg of inbreng anderszins.
Als je nogmaals door de bevindingen van de Commissie van Wijzen zou bladeren kun je haast niet tot een andere zienswijze komen. En natuurlijk heeft iemand als Clyde van Putten het meermaals enigszins te bont gemaakt, maar – ter verdediging – als je als Statiaan jaren-, decennia- wellicht eeuwenlang de rol van het vijfde wiel aan de wagen is opgedrongen, worden gevoelens van frustratie dan niet ‘vanzelf’ gevoed? Begrip, empathie en respect (naast een overdosis aan goede zaken, die dus niet of minder effectief zijn bereikt of overgebracht) zijn de essentieel ontbrekende ingrediënten van deze gezamenlijke maaltijd, die wat mij betreft gerust mislukt mag heten.
Nu (de evenmin van communicatie overlopende) regeringscommissaris Van Rij vertrekt zie ik een situatie voor mij waarin zowel hij als Knops met opgeheven hoofd de arena kunnen verlaten want de een is ergens anders nodig en de ander is nu eenmaal demissionair. De lokale roep (van Clyde van Putten) om per direct de democratie weer in te voeren zonder het gefaseerde toneelspel met een Europees Nederlandse regisseur en scheidsrechter begrijp ik volkomen. Ik hoop dat de recent gehouden verkiezingen en de nu volgende formatie eindigt met een begripvol team voor Koninkrijksrelaties dat werkelijk in overleg treedt en gezamenlijk aan een betere relatie gaat werken.
Ik wil hier en nu niet al te ver de diepte in duiken, maar slechts het volgende kort aanstippen: in Nederland (bestaand uit een Europees en Caribisch deel) zijn twee verschillende juridische kaders van toepassing. In Europees Nederland is er, bij wijze van voorbeeld, het Burgerlijk Wetboek en in Caribisch Nederland het Burgerlijk Wetboek BES (zijnde het oude Burgerlijk Wetboek Nederlandse Antillen uit 1869, zes jaar na afschaffing van de slavernij). Het synchroniseren van de wetgeving, waar gewenst én in samenspraak met de individuele BES-eilanden, heeft naar mijn mening de hoogste prioriteit. Het kan dan best zijn dat voor grote delen het Europees Nederlandse juridische kader van toepassing zal zijn, maar daar waar het door een openbaar lichaam gewenst wordt geacht, moet kunnen worden afgeweken in wet- of regelgeving ten behoeve van het individuele openbaar lichaam.
Het vereist aan beide kanten van de oceaan een wil tot samenwerken; het zal ook aan deze kant van de oceaan de nodige inspanning vereisen. Kortom, mijns inziens is de interventie – hoe begrijpelijk ook de aanleiding was – totaal verkeerd aangepakt en de inhoud van de interventie is nimmer gericht geweest op een betere relatie met Europees Nederland en op een beter lokaal bestuur. De insteek was zuiver materieel en verder volkomen respectloos over de Statiaan uitgerold en platgewalst. Laat de toekomst met een nieuw kabinet en een nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer met een beter plan komen.
Ir. J.H.T. (Jan) Meijer MBA is oud-marineofficier. Hij woont sinds 2014 op Sint Eustatius waar hij docent is.