Het gebeurt niet vaak dat de Eerste Kamer zo grondig de ontwikkelingen in het Koninkrijk bespreekt als dinsdag gebeurde in het zes uren durende beleidsdebat met staatssecretaris Raymond Knops (BZK). In 10 afleveringen publiceert Dossier Koninkrijksrelaties de inbreng van alle fracties die aan het debat deelnamen. In aflevering 6 is het woord aan Peter Nicolaï (Partij voor de Dieren).
Verdient zulk machtsmisbruik niet de term rekolonisatie?
Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Recourt. De heer Recourt en ik delen iets. De heer Recourt heeft vier jaar op Aruba gewoond en gewerkt, en is ook op de andere eilanden geweest. Ik heb zelf, al voordat Aruba de status aparte kreeg, voor Betico Croes een conceptwetsontwerp gemaakt over rechtsbescherming tegen de overheid. Dat was begin tachtiger jaren. Daarna heb ik daar ook regelmatig wetgevingsactiviteiten gedaan, dus ik ken het eiland.
De heer Recourt en ik delen ook de verbazing over hoe het in de zomer van 2020 is gegaan, hoe Aruba, Curaçao en Sint Maarten, die gewoon landen in ons Koninkrijk zijn, onder druk zijn gezet om voorwaarden te accepteren. De heer Recourt heeft het gehad over vijandigheid. Hij noemde zelfs het woord “dictaat”. Ik heb ook met belangstelling geluisterd naar anderen hier. Ik hoorde dat er gezegd werd: c’est le ton qui fait la musique. Het zal u niet verbazen: ik ga het niet over de toon hebben, maar wel over de vraag van de rechtmatigheid van wat er gebeurd is. Mevrouw Oomen vroeg: maar hoe is het dan in Nederland? Toen dacht ik: dat is precies de vraag die aan de orde moet komen. Hoe zou dat nou in Nederland gaan?
Ik heb dus een voorbeeld bedacht. Het is een verzonnen voorbeeld — dat zeg ik er meteen bij — van een gemeente hier in Nederland; ik laat het voorbeeld spelen in Den Helder. Als we gaan praten over de rechtmatigheid, dan kun je daar toch een mooie toetsing verrichten. In Den Helder komt er een gemeentelijke ombudsman. Bij de raadsverordening wordt zijn bezoldiging vastgesteld. Ik zeg er meteen bij: hij komt in een bizar hoge salarisschaal. Men fluistert dat dit allemaal niet zuiver is gegaan.
“De rechtmatigheid is aan de orde”
Niet lang daarna komt er ook nog een rapport uit waaruit blijkt dat het gemeentebestuur jarenlang advocaten en accountants opdrachten heeft verstrekt tegen bizar hoge vergoedingen. Het volgende schandaal is dus geboren, en vooral als blijkt dat de gemeenteraad dat allemaal heeft goedgekeurd. En dan blijkt ook nog eens dat een gemeentelijk zwembad tegen bizar hoge prijzen is aanbesteed.
Een Tweede Kamerlid — het is nog steeds een voorbeeld en verzonnen — stelt vragen over de zoveelste bedenkelijke kwestie in Noord-Holland. De minister zegt te onderzoeken hoe zij het beste kan ingrijpen.
Interruptie Van der Burg (VVD): In interrupties van de heer Nicolaï bij anderen begreep ik dat zijn kritiek betrekking had op het feit dat wij de andere landen eisen hadden opgelegd in het kader van hervormingen gekoppeld aan de hulp die wij gaven. Hij komt nu met het voorbeeld van Den Helder. Is de heer Nicolaï het met mij eens dat je Den Helder moet vergelijken met drie BES-gemeenten, maar niet kunt vergelijken met drie landen? Want als je dat doet, dan waardeer je de drie landen af tot niet meer dan een gemeente, terwijl ze gelijkwaardig zijn.
Nicolaï: Dat laatste ben ik helemaal eens met de heer Van der Burg. Ik noem het voorbeeld als een illustratie van een situatie waarbij de rechtmatigheid aan de orde komt die naar mijn oordeel ook hier aan de orde is geweest. Althans de onrechtmatigheid. Dat zal uit het vervolg van mijn betoog ook blijken. Dus als de heer Van der Burg nog even kan luisteren, dan kom ik vanzelf bij de essentie van mijn verhaal waarom ik de gemeente Den Helder heb genomen.
“Teken hier maar bij het kruisje”
Van der Burg: Ik hoop dat de heer Nicolaï de uitnodiging aanneemt om ook een vergelijking te maken tussen Den Helder en bijvoorbeeld de gemeente, een van de drie eilanden, waar wij wel hebben ingegrepen. Volgens mij zou die je gemeenten dan moeten vergelijken. Op Sint Eustatius hebben we wel ingegrepen. Wordt dan in uw verdere verhaal niet duidelijk dat je Sint Eustatius moet vergelijken met Den Helder of iedere willekeurige andere gemeente in Nederland, en dat je niet de drie landen moet vergelijken met een gemeente?
Nicolaï: Mijn verhaal gaat daar niet over. Mijn verhaal gaat over de vraag of een overheid financiële steun mag geven en voorwaarden mag stellen en in welke situatie dat onrechtmatig is.
Ik heb nu het voorbeeld van Den Helder genoemd. Daar is dus kennelijk een hoop misgegaan. En toen kwam in mijn voorbeeld de coronacrisis. En toen kwamen de gemeenten in grote financiële nood. En vervolgens gingen er miljoenen extra naar gemeenten voor vergoeding van uitvoeringskosten, noodopvang voor kinderen, compensatie voor gemiste huur van sportverenigingen en nog veel meer. Dat ging naar al die gemeenten. Dat ging ook naar de gemeente Den Helder. En toen — nu komt het, zeg ik tegen de heer Van der Burg — zei de minister in mijn verzonnen voorbeeld tegen de gemeente Den Helder: jullie hebben die coronasteun hard nodig. We weten allebei dat jullie de zorg voor de bevolking niet vol kunnen houden zonder die steun. Dus teken hier maar bij het kruisje. Salaris ombudsman omlaag, geen inschakeling van accountants en advocaten zonder mijn toestemming en de bouw van het zwembad gaat niet door. En als jullie niet tekenen, kan de Helderse bevolking fluiten naar onze hulp.
“Misbruik van bevoegdheid”
Dat heet machtspolitiek. Maar we leven in een land waar het recht regeert. Dus de vraag komt op: mag die coronasteun aan Den Helder afhankelijk worden gemaakt van medewerking op een terrein dat niks met het aanwenden van die steun te maken heeft? Bij subsidies en geoormerkte financiële steun mag je wettelijke voorwaarden stellen, maar die voorwaarden moeten dan wel het belang dienen met het oog waarop de subsidie of die steun verleend wordt. Ontbreekt dat verband, dan is de voorwaarde onrechtmatig. Dan getuigt het in juridisch jargon van misbruik van bevoegdheid. Dat is zelfs uitdrukkelijk verboden in artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Interruptie Boris Dittrich (D66): Dat is een interessant voorbeeld. Maar laten we dat even doorvoeren. De gemeenteraad in Den Helder komt met het college van burgemeester en wethouders bij elkaar en zegt: “Verdorie, nu hebben we deze brief van de minister en die zegt daarin dit en dat. Maar ja, misschien heeft ze wel gelijk. Laten we maar tekenen bij het kruisje. Laten we dat zwembad maar even niet doen en laten we maar even dat salaris naar beneden halen.” Dat is een democratisch genomen beslissing. Hoe past dat in uw betoog bij het idee dat dat onrechtmatig zou zijn?
Nicolaï: Dan vindt de gemeenteraad als volksvertegenwoordiging misschien dat de minister goede argumenten had. Maar dat is mijn vraag niet. Mijn vraag is of de overheid, de minister, die voorwaarden mag stellen en mag zeggen: jullie krijgen die steun alleen als aan die voorwaarden voldaan wordt. Dat is één. Twee. Ik kom zo — daar gaat het namelijk om — op de koppeling van de coronasteun aan Aruba, Sint Maarten en Curaçao. De overeenkomst die getekend is, is geen overeenkomst die met de volksvertegenwoordiging besproken is. De overeenkomst daar is gewoon getekend en is daarna gewoon als dictaat opgelegd, om het zo maar te zeggen.
“Vergaande voorwaarden”
Ik kom even terug bij het voorbeeld. Den Helder kan dus naar de rechter lopen. Dan heeft het de rechter aan zijn kant. Die zal de opstelling van de minister als misbruik van bevoegdheid veroordelen. De gemeente Den Helder kan naar de rechter, want in ons staatsbestel heeft die gemeente een erkende juridische positie.
Dan naar de coronahulp aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Die landen moesten ook tekenen bij het kruisje en moesten vergaande voorwaarden accepteren die geen rechtstreeks verband hielden met het aanwenden van de coronahulppakketten. Het ging om voorwaarden die er uitsluitend op gericht waren om maatregelen af te dwingen die Nederland wenselijk vindt. Denk aan verlaging van de ambtenarensalarissen, maximering van topinkomens, het doorvoeren van hervormingen en het honoreren van wensen die de Nederlandse regering al vaker had geuit, maar waaraan tot ergernis van Nederland niet werd voldaan.
Ik neem even het land Aruba. Dat is al 35 jaar een apart land, net als Nederland, in verband met het Koninkrijk der Nederlanden, met een in het Statuut gegarandeerde zelfstandigheid. Het is een land met een eigen democratisch gekozen volksvertegenwoordiging, met een eigen landsverordening die betrekking heeft op bezoldiging van ambtenaren, met een eigen landsverordening die betrekking heeft op toelating van vreemdelingen en met een eigen regeling van zijn eigen kustwacht en landsrecherche. Eigen wetten dus, zoals ook wij in Nederland eigen wetten hebben.
“Regeringen sluiten deals”
En wat kreeg dat land in juli vorig jaar te horen? “Jullie krijgen alleen coronasteun als jullie volksvertegenwoordiging een aantal door haar vastgestelde wetten aanpast. Dat zijn aanpassingen die wij willen: salarissen omlaag, de regeling zo wijzigen dat gezinsleden van uitgezonden rijksambtenaren van rechtswege worden toegelaten tot het land Aruba — lees u maar in de voorwaarden — en de regeling voor de kustwacht en de landsrecherche zo aanpassen dat die zelfstandig criminele inlichtingen kunnen verstrekken.” Dat zijn voorwaarden die moesten worden getekend.
Interruptie Erik Van der Burg (VVD): Ik snap nog steeds niet — dat heeft hij ook niet duidelijk gemaakt — waarom de heer Nicolaï Den Helder, een gemeente, zet tegenover een land als Aruba. Zijn voorbeeld gaat daarin ook mis, want Den Helder is al gewoon gebonden aan de wet- en regelgeving die geldt in Nederland. Het voorbeeld van een te hoog salaris boven de WNT kan dus helemaal niet volgens de wet- en regelgeving. In die zin gaat het voorbeeld niet op. De heer Nicolaï zei net ook: maar de deal is niet gesloten met de volksvertegenwoordiging in die landen, maar met de bestuurders in die landen. Maar is het niet gebruikelijk dat regeringen deals sluiten met regeringen en niet met volksvertegenwoordigingen? Is het in die zin dus niet juist?
Dat is één. En twee. Polen heeft ook al de kenmerken die u net beschrijft met betrekking tot Aruba: een eigen parlement, een eigen regering, volgens mij ook een eigen kustwacht en nog meer van dat soort dingen. Vindt u het dan niet gerechtvaardigd, vraag ik even aan de Partij voor de Dieren, dat wij vanuit de rest van Europa bepaalde hervormingen vragen aan Polen op een moment dat zij een vraag bij de rest van Europa neerleggen? Denk bijvoorbeeld even aan de lhbti-discussie, maar het kan ook een ander voorbeeld zijn. Ik zou er ook eentje kunnen verzinnen op het gebied van dierenwelzijn.
“Een eigen zelfstandige positie”
Nicolaï: De heer Van der Burg maakt ernstige gedachtefouten. Een land als Polen is een staat. Wij hebben de staat het Koninkrijk der Nederlanden en van die staat maken een aantal landen onderdeel uit. Daar zit het grote verschil. Die landen die daar volgens het Statuut onderdeel van uitmaken, hebben binnen dat Statuut, net zoals helder in de Grondwet van Nederland, een eigen zelfstandige positie. Dat vergeet de heer Van der Burg. Dat is één. Twee. De regering van Aruba moest iets ondertekenen. Dat heeft zij gedaan. Maar wat staat er? Waar verplicht de regering zich toe? Bijvoorbeeld dat Aruba voor 15 september 2020 zorgdraagt voor inwerkingtreding van een aangepaste landsverordening voor toelating, uitzetting en verwijdering, zodat gezinsleden van uitgezonden rijksambtenaren van rechtswege worden toegelaten tot het land Aruba.
Dus de regering zou een verplichting aangaan dat de volksvertegenwoordiging een daar geldende wet zou moeten aanpassen naar de wens van de Nederlandse regering. Zo kan ik nog een heleboel voorbeelden noemen. Als meneer Van der Burg de stukken doorleest, zal hij heel veel van dat soort voorbeelden tegenkomen. Daar zit naar mijn oordeel de pijn en het gevoel van dictaat. Er wordt een kruisje gezet, onder dwang, bij een overeenkomst die er eigenlijk op neerkomt dat volksvertegenwoordigingen hun wetten moeten gaan aanpassen om dat Nederland vindt dat dat moet gebeuren.
Van der Burg: Dat is toch echt een groot misverstand. Aruba hoefde helemaal niet te tekenen, net zo goed als Nederland het geld niet hoefde te geven. Alleen op een gegeven moment sluit je een overeenkomst met elkaar: ik geef jou dit en jij krijgt daar dit voor terug. Maar Aruba, Sint Maarten of Curaçao had ook kunnen zeggen: wij doen dit niet en wij gaan met een ander in gesprek om aan middelen te komen. Dus het moeten van de heer Nicolaï is echt volstrekt onjuist. Er zat geen juridische verplichting bij de regering van Aruba om te tekenen. Dat is één. Twee. Het is niet zo gek dat regeringen met elkaar onderhandelen en komen tot een deal die zij vervolgens moeten voorleggen aan parlementen, waarbij parlementen dan vervolgens de nationale of lokale regelgeving moeten veranderen op basis van de deal die is gesloten door de regeringen. Is de heer Nicolaï dat met mij eens?”
“Er moest gehoorzaamd worden”
Nicolaï: Volgens mij gaat dit aan het punt voorbij. Waar het om gaat, is dat het voor alle partijen duidelijk was — ik hoop ook voor de VVD-fractie — dat de landen die daar dat kruisje moesten zetten niet zonder die hulp, die snel moest komen, verder konden. Als de heer Van der Burg dat met mij eens is, vind ik het een beetje apart — laat ik het woord “apart” maar gebruiken — dat hij zegt: er werd daar in volle vrijheid onderhandeld en een handtekening gezet onder een overeenkomst. Dat vind ik toch wel heel erg afwijken van hoe wij aankijken tegen de situatie.
Mijn betoog was dat de Nederlandse regering voorwaarden stelde en dat daar eigenlijk aan gehoorzaamd moest worden. De voorwaarden die gesteld werden, hadden 0,0 verband met de uitvoering van de corona-ondersteuningspakketten. Dat waren voorwaarden die vanuit het recht gezien niet aan die hulpverstrekking mochten worden verbonden. En Aruba, Curaçao en Sint Maarten waren onthutst, want wat gebeurde er? De term “rekolonisatie” werd gebruikt.
Wie nuchter blijft, begint met de constatering dat de Nederlandse regering haar bevoegdheden heeft misbruikt; ik blijf daarbij. Maar in het licht van het Statuut ontkomt men vervolgens niet aan de vraag of zulk machtsmisbruik niet de term “rekolonisatie” verdient. In artikel 41, eerste lid van het Statuut staat het zo verheven geformuleerd: “Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden.”
“Niet het recht onze wil op te leggen”
Als wij hier in Nederland vinden dat de ambtenarensalarissen te hoog zijn, als we het jammer vinden dat de uitgezonden rijksambtenaar er volgens de Arubaanse regelingen niet vanzelf recht op heeft dat zijn gezinsleden meekomen, als wij het vervelend vinden dat de Arubaanse kustwacht en de landsrecherche aan de Arubaanse autoriteiten, en niet rechtstreeks aan onze diensten criminele inlichtingen kunnen verstrekken, hebben wij ons daar dan niet gewoon bij neer te leggen op grond van artikel 41 van het Statuut? Op dat punt hebben wij toch niet het recht om de Arubaanse wetgever onze wil op te leggen?
De voorwaarden die moesten worden aanvaard voordat de bevolking van die eilanden zou worden geholpen, gingen nog verder. Ieder van die landen moest ermee akkoord gaan dat er een Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling, het COHO, zou komen. Daar moesten ze voor tekenen. Het is een vreemde vogel die over hen de baas gaat spelen. In het advies van de Raad van State werd dat wetsvoorstel afgekraakt. De Raad van State oordeelde dat het in strijd is “met het uitgangspunt van autonomie van de landen, en met name met de terughoudendheid die de Koninkrijksregering en Nederland als grootste land moeten betrachten bij het beperken van de eigen verantwoordelijkheid van de landen.”
“Boven de besturen van de landen”
Wie de “Statutaire beginselen”, zoals de Raad van State het noemt, serieus neemt, komt toch niet met een COHO dat, zoals de Raad van State schrijft, “grotendeels onder regie staat van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die boven de besturen van de landen komt te staan”?
Het hoofdredactioneel commentaar van 14 juli 2020 in de NRC kopte met “Herintroductie Nederlands bestuur”. Ik citeer uit dat commentaar. “De coronacrisis als machtsmiddel ingezet tegen een vragende partij in moeilijkheden. Het is een vorm van powerplay die doorgaans de verhoudingen niet ten goede komt.” Powerplay tussen verschillende staten, meneer Van der Burg, is een gebruikelijk spel. Maar hier gaat het om verhoudingen tussen vier landen die gezamenlijk onderdeel uitmaken van één Staat, het Koninkrijk der Nederlanden.
Die landen staan in een juridisch verband en hebben een interne rechtspositie ten opzichte van elkaar. Dus niet de macht, maar het recht regeert. Het stellen van voorwaarden aan steunpakketten die niets te maken hebben met het belang dat met die steunpakketten wordt behartigd, is juridisch ongeoorloofd. En voorwaarden in strijd met artikel 41 van het Statuut, zijn eveneens onrechtmatig. De Eerste Kamer staat voor rechtsstatelijkheid en rechtmatigheid. Daarom ontkomen wij er niet aan om dit aan de regering voor te houden.
“In strijd met bestuurs- en staatsrecht”
Ik sluit af met mijn vragen. Kan de staatssecretaris uitleggen wat het rechtstreeks verband is tussen enerzijds het belang van het realiseren van humanitaire hulp, en anderzijds het afdwingen van wijzigingen van Arubaanse landsverordeningen die toelating van gezinsleden van uitgezonden rijksambtenaren regelen, of die betrekking hebben op de wijze waarop de Arubaanse politiediensten criminele gegevens dienen uit te wisselen?
Mijn tweede vraag gaat over het stellen van voorwaarden zoals vervat in het voorstel aan de Rijksministerraad van 10 juli 2020. Zijn die bij nader inzien niet in strijd met het in het bestuurs- en staatsrecht aanvaarde rechtsbeginsel van het verbod van misbruik van bevoegdheden? En tot slot: deelt de regering het standpunt van de Raad van State dat het COHO-wetsontwerp op gespannen voet staat met het Statuut?
Volgende aflevering: Niet met alles willen bemoeien