Het gebeurt niet vaak dat de Eerste Kamer zo grondig de ontwikkelingen in het Koninkrijk bespreekt als dinsdag gebeurde in het zes uren durende beleidsdebat met staatssecretaris Raymond Knops (BZK). In 10 afleveringen publiceert Dossier Koninkrijksrelaties de inbreng van alle fracties die aan het debat deelnamen. In aflevering 2 is het woord aan Arda Gerkens (SP).
“Veel vingerwijzen en weinig hand-in-eigen-boezem-steken”
Dit debat hadden wij vandaag eigenlijk willen voeren na kennismaking met de eilanden, hetgeen door de pandemie is verhinderd. Het contact is sindsdien virtueel gegaan, met de daarbij behorende voordelen, want we kunnen elkaar wat vaker spreken, maar ook met nadelen. Overigens zijn emoties in dat virtuele contact gebleven. Het spijt mij dat we niet kennis hebben kunnen maken met de eilanden, want ik heb niet zo’n lange geschiedenis als de heer Rosenmöller. Ik had graag eerst contact gelegd met de bewoners. Laat ik beginnen met mijn zorgen uit te spreken over de stijgende coronacijfers daar. Het is een behoorlijk penibele situatie.
Ik spreek dus vandaag over een gebied waar ik helaas nog nooit ben geweest. Ik moet het dan ook doen met de beelden die ik heb van Curaçao door het boek ‘De dagen van olim’ van Miep Diekmann, wier boek ik op mijn vijftiende las. Dat is een heftig boek, dat een aan mij onbekende wereld openbaarde met vreemde culturen, ongedierte in het fort, de opstand, de brand in Otrobanda, ons slavernijverleden en de ongelijkheid tussen wit en zwart, tot uitdrukking komend in het leven van een tiener.
Een wereld die ik niet ken, omdat die wereld, dat gedeelte van de vaderlandse geschiedenis, geheel onterecht vrij onderbelicht is gebleven, zeker ook in de literatuur. Ik heb mijn kennis dus op andere wijze moeten vergaren. Door deelname aan het IPKO, maar ook door de duidelijke positie die mijn partij heeft ingenomen, heb ik kennis mogen maken met het hedendaagse Caribisch gebied van het Koninkrijk der Nederlanden.
“De situatie op de eilanden is dramatisch”
De thema’s die vandaag aan de orde zijn zijn het bestuur, de armoede, corona en de economie. Om met dat laatste te beginnen: het is lastig. Toerisme is een grote inkomstenbron voor de meeste eilanden, maar het heeft een behoorlijke klap gekregen door de onrust en de crisis met de vluchtelingen uit Venezuela, maar ook door de toeristen die wegblijven en de pandemie.
We hebben natuurlijk de raffinaderij op Curaçao gehad, die voor flink wat werkgelegenheid heeft gezorgd en waarvan de toekomst ongewis is, maar ook voor een vervuilde omgeving. Achttien doden per jaar veroorzaakt de raffinaderij. De vorige regering van Curaçao wilde daar geen paal en perk aan stellen, nog afgezien van het geld dat een dergelijke aanpak kost.
We zien ook dat op alle eilanden de inkomensongelijkheid is vergroot en de bewoners op de eilanden erop achteruit is gegaan. De armoede is er groot, erg groot. De situatie is dus ook vandaag de dag op alle eilanden dramatisch. De gewelddadigheden nemen toe, armoede groeit enorm, corona zorgt voor zwarte dagen op Curaçao, Aruba kent een politieke crisis, op Bonaire is Bopec failliet gegaan en Sint Maarten dient een klacht in bij de VN over Nederland. De cijfers laten het zien: elf jaar geleden was het echt beter.
“Politieke stabiliteit is ver te zoeken”
We kennen nu vier landen binnen het Koninkrijk en bijzondere gemeenten. Maar de bestuurlijke verhoudingen wringen nog steeds. In de ogen van mijn fractie komt dit omdat wij autonomie toekennen aan landen die worstelen met het inrichten van hun eigen democratie. Die autonomie lijkt toegekend zonder dat er nou precies gedefinieerd is wat er precies komt kijken bij die autonomie, waardoor er grote verschillen van inzicht zijn tussen Nederland en de drie andere landen.
De situatie op Aruba en de klacht van Sint Maarten laten zien dat de politieke stabiliteit daar nog ver te zoeken is. Het is ook lastig, want het zijn eigenlijk kleine eilanden. Het is lastig om een gebalanceerd politiek stelsel te kunnen hebben. Het is een andere wereld dan, zeg maar, in dit land. De onderlinge verhoudingen op zo’n eiland zorgen voor een continue dreigende belangenverstrengeling. Om dan democratie voorop te moeten stellen, vraagt echt hard werken. Corruptie, die in die landen bestaat, is ook hardnekkig en beïnvloedt keer op keer het politieke speelveld.
Uiteindelijk zorgt het voor desillusie bij de burger en verlies van vertrouwen in hun bestuurders. Zij zijn niet anders gewend dan dat de hoge heren voor zichzelf zorgen, terwijl zij moeten worstelen om overeind te blijven. Een actieve rol van die inwoners in die drie landen, maar ook in de gemeenten, zou voor een cultuuromslag kunnen zorgen. Maar wanneer je zelfs met drie banen nog niet voldoende brood op de plank kan krijgen, dan is er wel erg weinig ruimte om een actieve politieke rol op je te nemen, alhoewel het aantal partijen dat in de verkiezingen van Curaçao deelnam wel weer tot hoop stemt.
“Ondertussen lijden mensen honger”
De vraag is nu: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er gezonde democratieën ontstaan die bestand zijn tegen corruptie en criminaliteit, zelfverrijkende politici weten te weren en oog hebben voor het geheel in plaats van voor een deel van de bevolking?
Ik wil hierbij nadrukkelijk zeggen dat deze politici zeker al bestaan in die landen. Het is zeker niet zo dat iedere politicus daar corrupt, crimineel of zelfverrijkend is, maar het blijft wel worstelen met de bestuurscultuur. Natuurlijk is het ook zo dat bij ons die democratie niet optimaal functioneert. Het moge duidelijk zijn dat ik daar voor strijd in dit deel van het Koninkrijk en overigens ook daarbuiten.
Misschien moeten we ook wel de vraag stellen of wij ervoor moeten zorgen dat die gezonde democratieën ontstaan. Behoort die ontwikkeling nou niet toe aan de autonomie van die eilanden?
Curaçao kreeg eind februari opnieuw te maken met een aanwijzing. De oppositie had het bestuur lamgelegd door een benoeming van een parlementslid te frustreren. Het was opnieuw een duidelijk signaal van de manier waarop het politieke bestuur tegen democratie aankijkt. Ondertussen lijden mensen op Curaçao honger. Curaçao begrijpt goed dat er bezuinigingen moeten plaatsvinden en hervormingen moeten komen, maar het zegt: “Die eisen zijn niet oké en het tempo is te hoog. Ze doen pijn en de armoede groeit.” Als oorzaak wijst het hiervoor naar Nederland. Ook uit Aruba kwamen tijdens het IPKO de bezuinigingen op de gezondheidszorg voorbij. Dit zijn bezuinigingen die er onder andere voor zorgen dat kinderinternaten moeten sluiten.
“Lasten op de verkeerde schouders”
Mijn fractie begrijpt dat deze hervormingen hard nodig zijn, maar vraagt zich ook af of deze bezuinigingen op de publieke sector wel evenredig zijn. Per saldo komen dan de lasten op de verkeerde schouders terecht. In dat licht bezien is het niet vreemd dat er onrust ontstaat. Nu stelt de staatssecretaris echter dat die bezuinigingen niet het gevolg zijn van het beleid van Nederland, maar van de keuzes die door de landen zelf zijn gemaakt. Zijn inzet is om de loonkloof te verkleinen. Dat was overigens ook de basis van de zogenaamde Rhuggenaath-norm. Maar de vraag is nu hoe die aanpak zich gaat ontwikkelen nu het MFK de verkiezingen heeft gewonnen.
Met dit alles in het achterhoofd is het dan ook niet vreemd dat de staatssecretaris het heft in eigen handen nam en de financiële steun voor de coronacrisis verbond aan de oprichting van het hervormingsorgaan, het COHO. De Raad van State zegt echter dat het oprichten van het COHO treedt in de bevoegdheden van de landen zelf, al legt de staatssecretaris het advies anders uit. Hij heeft de landen financiële steun toegezegd, maar niet zonder de voorwaarde van hervormingen van onder andere het bestuur en de economie in de landen. Statutair is daar kritiek op en het heeft ook tot woede geleid. Het heeft geleid tot een politieke verschuiving op Curaçao en de klacht van Sint Maarten bij de VN.
Ik heb me tijdens het IPKO trouwens een aantal keren verbaasd over de toon van de gesprekken daar: veel vingerwijzen en weinig hand-in-eigen-boezem-steken. Ook hier trek ik de sombere conclusie dat we het land in 2010 achterlieten met de onmogelijke taak de autonome democratie te ontwikkelen onder onduidelijke afspraken en terwijl het land daar niet klaar voor was. Dat blijkt wel uit het feit dat er de afgelopen tien jaar negen verschillende regeringen op Sint Maarten zijn geweest.
“De roep om autonomie wordt luider”
De roep om echte autonomie wordt luider en mijn fractie begrijpt die roep. Nog steeds worden besturen van de landen en gemeenten geconfronteerd met verregaande en strenge aanwijzingen over het hervormen van de economie, terwijl het idee was dat er autonomie zou komen.
Dan iets anders. Nederland is dankzij het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden verantwoordelijk voor een onduidelijke waslijst aan zaken in de landen. Dat leidt volgens onze fractie tot onduidelijkheid, ongelijkwaardigheid en ruzie. Dat is de reden waarom mijn partij in de Tweede Kamer in 2019 een motie indiende waarin wij vroegen om een gezamenlijk overleg, om meer duidelijke invulling te geven aan de taken van de landen afzonderlijk en van het Koninkrijk als geheel.
Op 2 oktober 2019 heeft de staatssecretaris aan de Eerste Kamer toegezegd invulling te geven aan de motie-De Graaf uit 2016 door de motie-Van Raak uit 2019 uit te voeren. Hoe staat het nu met deze invulling? Daarna was er de motie-Van Raak van vorig jaar, die aan alle landen vraagt om een visie te geven op het Koninkrijk en aan te geven wie verantwoordelijk is voor wat. Hoe staat het met de uitvoering van die moties?
“Samen met alle bewoners”
De weg vooruit is een andere aanpak. Een aanpak die toont hoe democratie eruit moet zien. Dat doe je samen met alle bewoners, niet alleen van de landen, maar ook de gemeenten. De gemeenschappen zijn niet groot. Het is heel goed mogelijk om met hen in gesprek te gaan en samen met de bevolking de bestuurlijke verhoudingen vorm te geven.
Van belang is ook dat de geschillenregeling er nu snel komt. Nee, die verdient geen staatsrechtelijke schoonheidsprijs. Dat is lastig voor een senator. We geven hier liever de voorkeur aan goede wetten dan aan pragmatiek, maar de situatie waarin we nu zitten vraagt om meer dan pragmatiek: het vraagt om daadkracht en helderheid. De geschillenregeling maakt een begin met het afbakenen van de verantwoordelijkheden.
Na de boeken van Miep Diekmann las ik ‘Dubbelspel’ en ‘De Morgen loeit weer aan’ van Tip Marugg. Ik doe het nog steeds met hun verhalen van kalkrotsen, tjirpende krekels, tamarinde, ratten, whisky en dominostenen, maar vooral ook veel passie. Mijn hoop is dat die passie zich de komende jaren positief zal ontwikkelen.
Volgende aflevering: Dromen, denken, durven, doen en doorzetten