Het gebeurt niet vaak dat de Eerste Kamer zo grondig de ontwikkelingen in het Koninkrijk bespreekt als dinsdag gebeurde in het zes uren durende beleidsdebat met staatssecretaris Raymond Knops (BZK). In 10 afleveringen publiceert Dossier Koninkrijksrelaties de inbreng van alle fracties die aan het debat deelnamen. In aflevering 5 is het woord aan Ria Oomen-Ruijten (CDA).
“Van belang dat we elkaar weten te vinden“
Ik ga het niet hebben over COHO, want er ligt een advies van de Raad van State. Daar gaat de regering nog op reageren. Ik heb het advies ook gezien. Toen dacht ik bij mezelf: goh, bij de Raad van State moet toch veel kennis zijn over de eilanden? We zullen wel zien wat eruit komt, maar ik ga het er nu niet over hebben. Ik ga het ook niet hebben over de geschillenregeling, omdat die aanstaande is, heb ik begrepen van de regering een paar weken geleden. Dus die zullen we zo op ons bordje hebben. Ik denk dat we dat dan ook heel snel kunnen gaan behandelen.
Waar ik het wel over ga hebben? De coronacrisis komt boven op de stille crisis die zich het afgelopen decennium in het Caribisch gebied, in de regio heeft voltrokken. Wanneer we zien dat met name op Curaçao men meer dan de handen vol heeft aan een nieuwe uitbraak — ik dank overigens iedereen die daar in het laatste weekend naartoe is gegaan en hulp gaat bieden; waardering daarvoor — dan zie we dat, ondanks alles, dat deel van het Koninkrijk Nederland toch nog heel erg veel doet.
Er zijn structurele kwetsbaarheden in het Caribisch gebied. Lage economische groei, een hoge overheidsschuld — daar zijn ze overigens niet mee begonnen in 2010 — kwetsbare economieën en een laag concurrentievermogen. De economische impact die daarbovenop komt van de covidcrisis is groot, extra groot. Zonder hulp van buitenaf gaat het nog veel slechter.
“Waar armoede is komen ook andere problemen”
Een derde van de 160.000 inwoners van Curaçao zat al voor de coronapandemie onder de armoedegrens. Wat het extra kwetsbaar maakt in de Caribbean, is dat de economieën, op Sint Maarten, op Curaçao en ook op Aruba, bijzonder afhankelijk zijn van toerisme. Laat nu net dat toerisme een van de grootste slachtoffers zijn van deze pandemie.
Ik zie ook met lede ogen aan dat zo veel mensen, zeg maar ruim 20% van de gezinnen op de eilanden, zijn aangewezen op voedselhulp. Voedselhulp die gefourneerd wordt, die betaald wordt door Nederland, en die gecoördineerd wordt door het Rode Kruis met heel veel vrijwilligers. Ik wil die ongelofelijk bedanken voor alles wat ze doen. Voedselhulp geven, dat is één, maar je moet ook weten dat, wanneer er armoede is, er ook andere problemen komen. Dat zie je ook in die landen. Er zijn toenemende relationele problemen. Er is geweld, geweld ook tegen kinderen. Er is onvoldoende zorg voor kinderen. Er is ook — dat zien we met lede ogen aan — een toenemende criminaliteit onder jongeren.
Het vaccin is in zicht. Ik hoorde net dat op Curaçao getracht wordt om zo snel mogelijk te gaan vaccineren. Desondanks zullen, om de economie er weer bovenop te helpen, extra steunmaatregelen nodig zijn. Ik zou graag willen horen van de staatssecretaris hoe hij daarmee omgaat.
“Op de eilanden bestaat onvrede”
De gemeenten, de BES, verkeren ook in een moeilijke situatie. Ook hier breekt corona de lokale economie. Daarom is er een steun- en herstelpakket tot 2030 — want het is verlengd — neergelegd. Ik vraag me af hoe men daarmee verdergaat, ook na 1 juli. Net als bij Nederlandse gemeenten is het aan de lokale democratie om de eigen ambities te formuleren en keuzes te maken. Is men zich daarvan altijd voldoende bewust, zo vraag ik me af.
Het is hier al meermalen gezegd. Op de eilanden bestaat er onvrede. De verkiezingswinnaar in Curaçao wil nieuwe onderhandelingen. Er is onvrede en ook onrust op Aruba. De regering in Sint Maarten heeft haar ongenoegen kenbaar gemaakt in de vorm van een petitie bij de Verenigde Naties, waarin ze ons beschuldigt van kolonialisme.
Ik vraag me af: hoe komen we hieruit? Ik zeg nogmaals: het is nu van belang en ook naar de toekomst toe dat we in het Koninkrijk elkaar weten te vinden. We zijn immers nauw verbonden in de geschiedenis met de Caribische delen van het Koninkrijk, de autonome landen Aruba, Curaçao en Sin Maarten, en Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die de status van een gemeente hebben. Toen het virus de eilanden begon te ontwrichten, zijn we ingesprongen. Zo hoort het ook. De Rijksministerraad heeft in dat kader ook gesproken over de vraag hoe het nu verder moet na 2021.
“De governance staat onder druk”
Ik heb gezien dat de regering advies heeft aangevraagd bij de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Het is een absoluut uitstekend geschreven rapport dat verleden jaar in september is uitgebracht. Wat ik daar zie is dat die AIV met heel veel deskundigen zegt dat het geen zin heeft om het Statuut nog eens een keer te amenderen.
Dat heeft geen zin. Ze bevelen wel aan daadwerkelijk gebruik te maken van artikel 43, lid 2 van dat Statuut als er intern orde op zaken gesteld moet worden vanwege burgerlijke vrijheden die in het geding zijn of een governance die in het geding is. Dat die bestuurscultuur, die governance, in die delen van het Koninkrijk onder druk staat, hoor je ze hier eigenlijk te weinig zeggen. Ik denk dat het aangewezen is om ook op dat punt goed te praten met de democratische organen die er daar zijn.
Het rapport van de AIV bleek zodanig veelomvattend dat de Rijksministerraad erop heeft gereageerd. Die heeft ook gezegd dat je de toepassing van artikel 43, lid 2 mogelijk zou moeten maken. De regering heeft daarop ingespeeld. Ik vraag me af: wat doe je nou met alle andere aanbevelingen die in dat rapport staan?
“Binnen het Koninkrijk moeten we solidair zijn”
Binnen het Koninkrijk zijn we solidair en moeten we solidair zijn. We hebben gezien dat de afgelopen jaren … Ik heb dus bewondering voor de staatssecretaris. Dat is niet omdat hij een provinciegenoot is of omdat hij lid is van mijn partij, maar ik heb bewondering voor de manier waarop hij getracht heeft om daar door te pakken. Dat doorpakken bevordert duidelijkheid. Hij stuurt ook — dat bewonder ik ook en ik vind ook dat dat moet gebeuren — op meer verantwoordelijkheid van de democratieën daar. Ik denk dat dat nodig is.
Interruptie Rosenmöller (GroenLinks): Ik was blij dat mevrouw Oomen wat uitgebreider stilstond bij dat rapport van de AIV, want ik deel met haar de breedte maar ook de waardering voor datgene wat onder leiding van Jaap de Hoop Scheffer is gefabriceerd. Deelt zij ook de aanbeveling dat onder andere veiligheids- en geopolitieke overwegingen, maar ook zoals de AIV zegt, “de uitwerking van een sociaal-economisch langetermijnplan voor de Caribische landen”, leiden tot de aanbeveling dat Koninkrijksrelaties een hogere prioriteit dienen te krijgen in het kabinetsbeleid? Is zij dat ook met de AIV eens? Dat is wat ik zelf heb bepleit. Ik zoek naar een vorm van consensus in deze Kamer, om dat — met alle waardering voor de staatssecretaris — in een volgende kabinetsperiode vast te leggen.
Oomen-Ruijten: Ik heb het volgende gezegd: hoe gaat de staatssecretaris c.q. deze regering of een komende regering die andere aanbevelingen, die ook in dit rapport gedaan zijn, oppakken? Ik meen dat het er een stuk of acht zijn. Die vond ik namelijk ook goed. We moeten er niet één ding uitpikken. Ik hoor collega’s zeggen dat er amenderingen op het Statuut nodig zijn, maar daarvan zegt de AIV duidelijk: die zijn niet nodig. Toch?
“Alles adviezen AIV meenemen”
Rosenmöller: Ja, dat ben ik met u eens. Dat schept dus een band, maar ik wil even terug. Natuurlijk, je kijkt altijd naar de samenhang van de aanbevelingen. Maar als er in zo’n algemene aanbeveling — ik noem haar voor het laatst — sprake is van “een hogere prioriteit” et cetera, en als u die met zoveel instemming aanhaalt, dan is het toch niet te veel gevraagd van uw fractie om ook dit element aan de volgende regering mee te geven? Het zou zomaar kunnen dat u daar een onderdeel van bent.
Oomen-Ruijten: Wat ik zou kunnen zeggen, is dat we de aanbevelingen die de AIV gedaan heeft, allemaal zouden moeten meenemen en allemaal zouden moeten bekijken. Dat zou mijn antwoord zijn. Ik ben er niet voor om er een specifieke aanbeveling uit te halen.
Interruptie Nicolaï (PvdD): Mevrouw Oomen verwees naar artikel 43, waarin staat dat “elk land zorg draagt voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur”. In het tweede lid staat: “Het waarborgen van deze rechten, vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur is aangelegenheid van het Koninkrijk”. Het waarborgen van de deugdelijkheid van het bestuur is dus iets waar we ons als Koninkrijk zorgen over moeten maken …
“Tekenen bij het kruisje?”
Oomen-Ruijten: Kúnnen maken.
Nicolaï: … als het om Nederland gaat en als het om de andere landen gaat. Is dat dan niet de weg die het kabinet had moeten bewandelen als het zorgen heeft over de uitvoering van de pakketten van de liquiditeitssteun die nu gegeven is? Als je zegt dat de deugdelijkheid van het bestuur naar jouw oordeel nog niet voldoende gewaarborgd is en dat je hervormingen wilt, behoor je dan niet gewoon artikel 43 toe te passen in plaats van een COHO op te tuigen en voorwaarden te stellen waar de landen op een gegeven moment bij het kruisje kunnen tekenen?
Oomen-Ruijten: Door de heer Nicolaï worden hier zaken aan elkaar geknoopt die deze knoop niet verdienen. In artikel 43, lid 2 gaat het om een situatie waarin er geen deugdelijk bestuur is of waarin de mensenrechten in het geding zijn. Op dat moment is het een zaak van het Koninkrijk om dan in te grijpen. Ik heb het gevoel dat dat twee jaar geleden ook gebeurd is.
Nicolaï: Is mevrouw Oomen het dan met mij eens dat, als je ziet wat de strekking is van dat COHO en wat er verder in de brief van de staatssecretaris staat, het gaat om zodanige hervormingen dat het financiële beleid én het economische beleid én de deugdelijkheid van bestuur beter gewaarborgd zijn? Zou je niet kunnen zeggen dat dat precies is wat op basis van artikel 43, tweede lid volgens het Statuut de weg zou zijn geweest in plaats van dat je dat afdwingt via de weg die nu gevolgd is?
“Verminder de bureaucratie”
Oomen-Ruijten: Nee, dat zie ik niet zo. Waarom zie ik dat niet zo? Omdat artikel 43, lid 2 zo is gemaakt dat het Koninkrijk ingrijpt wanneer zaken niet goed gaan in de governance, het bestuur, de garantie voor de mensenrechten et cetera, et cetera. Daarvoor is dat artikel gemaakt. Het COHO is iets anders. Dat zijn afspraken die in het Koninkrijk gemaakt worden over de wijze waarop steun wordt gegeven en voldaan wordt aan het stimuleren van de noodzakelijke hervormingen. Dat heeft niets met dit artikel te maken; sorry.
Ik weet bijna niet meer waar ik was. Ik had al gezegd dat de regering de duidelijkheid op de eilanden heeft bevorderd en ook gestuurd heeft, soms ook hard gestuurd heeft. Ik denk ook dat dat vaak nodig was.
We stellen vast dat er fors is geïnvesteerd en dat het ministerie van Binnenlandse Zaken heel veel heeft gecoördineerd om een aantal van de problemen op te lossen, onder andere de armoede, waar we hier vaak over gesproken hebben. Ik heb nu ook gezien dat door meer financiële ruimte door het vergroten van de vrije uitkering voor de BES de zelfredzaamheid, de beleidsvrijheid en dus ook de bureaucratie van Den Haag verminderd kunnen worden. Ook op dat punt, het verminderen van bureaucratie vanuit Den Haag ten aanzien van de eilanden, moeten we iets doen.
“Recht en vrede voor allen”
Dan het terugdringen van armoede en het verhogen van het sociaal minimum. We moeten kijken hoe het uitpakt, maar er is in elk geval iets gedaan. Dan zijn er nog mogelijkheden nodig om het verdienvermogen te versterken. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris daarop ingaat, niet alleen voor de BES, maar ook voor de delen van het Koninkrijk. Ik vraag immers naar het verdienvermogen en daarvoor is hervorming nodig. Uiteindelijk is het streven van ons allen in het Koninkrijk dat er een echte autonomie is van de delen van ons Koninkrijk, dat mensen hun eigen brood kunnen verdienen, dat ze kunnen zien dat hun kinderen opgroeien in een deel van het Koninkrijk dat echt bestaansrecht heeft en dat ze ook kunnen zien dat er een goede cultuur heerst en dat het land waarin ze wonen, een land is waar recht en vrede heersen voor allen en niet voor een kleine club.
Volgende aflevering: De overeenkomst is geen overeenkomst maar een dictaat