In de zondagse estafette-rubriek ‘Bericht uit…’ belichten columnisten uit de Caribische delen van het Koninkrijk bij toerbeurt de kanten van hun eiland waarvan zij vinden dat die de aandacht van alle koninkrijksburgers verdienen. Vandaag komt het bericht van Mia van Deelen op Sint Eustatius.
Te gast bij vrienden
Door Mia van Deelen
De Amerikaanse Rosamund van der Linde schreef over haar 30-jarig verblijf op Sint Eustatius (Statia) het boek “Land of no Laws”. Een intrigerende titel. Een land zonder wetten en waar iedereen toch vreedzaam naast elkaar leeft. Het is zeker bijzonder voor mensen zoals Amerikanen en Nederlanders die beide komen van een land waarin de meeste dingen zijn gevat in regels, wetten, handhaving, terechtwijzing en boete.
Wellicht een enkel voorbeeld. In Europees Nederland is het onbestaanbaar dat kinderen (of meer algemeen: personen) in de laadbak van een pickup worden vervoerd. Op Statia is het een alom bekend beeld: zo breng je mensen (kinderen) ergens heen. Er zijn op Statia nauwelijks tot geen snelheidsbeperkingen en verkeersborden daartoe al helemaal niet. Hier wordt trouwens wel verandering in gebracht.. Flitspalen of alcoholblaastest: onbekend op het eiland. Tegelijkertijd kun je in de praktijk nergens echt hard of roekeloos rijden.
Niet dat dat helemaal nooit gebeurt, maar de kwaliteit van de meeste wegen is nog van dien aard dat je bij snelheden boven de 50 km/uur er zelf vooral last van begint te krijgen in termen van kans op lekke band of gewoon van de weg raken. De aard van de lokale infrastructuur dwingt als het ware het individu zich “normaal” te gedragen (en natuurlijk zijn er uitzonderingen, zoals die ook in Europees Nederland of in Amerika zich zullen voordoen).
Regelgeving zoals die bestaat (naar Europees Nederlands model) is veelal geïntroduceerd en “opgelegd”. En als het al niet helemaal zo is, dan wordt dat wel zo gevoeld. Het is misschien niet zo bedoeld maar wel gemakkelijk zo uitgelegd: “koloniaal gedrag van Nederland”.
Het probleem is dat ongenoegen wel gemakkelijk wordt geuit, maar geen oplossingen worden aangedragen of daar wordt geen kans voor geboden. Van de mogelijkheid om als public entity de wet- en regelgeving aan te passen, wordt gelukkig wel iets meer gebruikgemaakt, al blijft het lastig jezelf in regelgeving vast te leggen zonder de zo belangrijk geachte eigen identiteit en vrijheid kwijt te raken.
Om die vrijheid te houden moet er wel regelgeving zijn. Juist om de zwakkeren in de samenleving te beschermen. Anders bestaat er één recht: dat van de sterksten. En dat is te lang zo geweest.
Ik begrijp de emotie aan de zijde van de eilandbewoners overigens heel erg goed. Bijna dagelijks zie ik Europese Nederlanders die kortgeleden zijn ingevlogen met deze of gene doelstelling. Bijna zonder uitzondering hebben ze na een dag of drie het hele eiland wel gezien en hebben ze er een mening over: dit moet anders, dat moet anders, etc. En weer, bijna zonder uitzondering, is die mening voortgekomen uit zichzelf of in (borrel)gesprek met andere uit Europees Nederland afkomstige Nederlanders. Zelden heeft overleg met een Statiaan plaatsgevonden.
Zelfs op mij – ik ben ook zo’n uit Europees Nederland afkomstige Nederlander – maakt dat een vreemde indruk. Het is alsof je ergens te gast bent en direct een mening hebt over de inrichting van het huis van de gastheer/vrouw, met het oogmerk het naar jouw smaak aan te passen. Iedereen voelt aan dat dat niet fatsoenlijk is, maar wanneer je op het niveau “land” of “openbaar lichaam” spreekt vervalt kennelijk de – mijns inziens nog steeds toepasselijke – metafoor van de gast bij vrienden.
Om kort te gaan. Ik geloof dat iedereen met de beste bedoelingen die meningen er op na houdt, zo ook met wet- of regelgeving die vanuit Nederland zou kunnen worden geïmplementeerd bij de openbare lichamen in Caribisch Nederland. Maar bespreek eerst nut en noodzaak met de gastheer/vrouw, ofwel met de bewoners van het betreffende eiland. Is dat zo onbegrijpelijk? Het is soms net als met het begrip “respect”. Als de roep om respect expliciet wordt gemaakt, is dat bijna altijd omdat respect moet worden opgebracht voor degene die de oproep doet. Maar het begint met het respectvol optreden naar de gastheer/vrouw toe.
Stel je als binnenkomende Europese Nederlander op het eiland van je bestemming eens op als nieuwsgierige en belangstellende bezoeker. Je wordt evenredig warmer ontvangen en de dialoog ontstaat als vanzelfsprekend. Spreek in vraagtekens en niet in uitroeptekens!