Door Jan Meijer
De Tweede Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties begint na de verkiezingen in een nieuwe samenstelling. Ik stel mij voor dat een van de eerste zaken die aan de orde zal komen de terms of reference is, ofwel ‘waar gaan we het over hebben’. Natuurlijk is er daarbij een historie waarop zal worden voortgebouwd maar wellicht zijn er ook accenten die de commissie, in nieuwe samenstelling, zelf wil stellen.
Met mijn schrijven wil ik bijdragen aan die vernieuwde agenda waarbij ik voornamelijk wil focussen op Sint Eustatius. Het zou goed zijn wanneer de Caribische Nederlander in zo goed als elk opzicht in een gelijke juridische context gaat leven als de Europese Nederlander. Als ik op de website van de overheid kijk naar alle soorten regelingen die van toepassing zijn in Caribisch Nederland dan krijg ik 600 hits. Dat lijkt me bijzonder veel. Wanneer de wetgeving die in Europees Nederland van toepassing is ook voor Caribisch Nederland van toepassing wordt verklaard, maak je mijns inziens een reuzensprong in de goede richting.
Uitzonderingen zijn natuurlijk mogelijk – en ook goed te accommoderen in een ‘openbaar lichaam’ – en zouden alleen maar mogen bestaan indien samenhangend met evidente verschillen met Europees Nederland, zoals bijvoorbeeld het feit dat het een klein eiland betreft in een tropisch gebied dat gevoelig is voor orkanen en waarop de voertaal (alsook de officiële instructietaal op school) Engels is. Het komt mij voor dat je dan niet “vanzelfsprekend” op 600 zou uitkomen doch een stuk lager.
Dit klinkt allemaal verleidelijk en is gemakkelijk gezegd met een Europees Nederlandse blik maar veel minder simpel uit te voeren. Er heerst op het eiland bij een groot deel van de bevolking weerstand en angst tegen het invoeren van regelgeving vanuit Den Haag. Dit is begrijpelijk want in het lied van 15 miljoen mensen (Fluitsma en Van Tijn, 1996) wordt al melding gemaakt van al van al die mensen die je niet de wetten voorschrijft, die je niet in het keurslijf zet, maar in hun waarde laat. En dat gaat dan nog over Europese Nederlanders; hoe moet men zich dan op de Caribisch Nederlandse eilanden voelen wanneer regelgeving wordt ingevoerd zonder daarbij te kijken wat op het eiland door de bewoners zèlf als nuttig, nodig of wenselijk wordt geacht?
Het invoeren van de Europees Nederlandse wetgeving lijkt me op zich geen slecht idee maar wél in samenwerking met en met inbreng van de individuele bijzondere gemeenten. De wettelijke jas kan immers passend worden gemaakt. Europees Nederland als de helpende hand, de coach, de begeleider in plaats van de regent die handelt zonder benul van wat er in de samenleving omgaat. Het begint allemaal met naar elkaar willen luisteren en het tonen van wederzijds respect. En die omstandigheden, in alle respect uitgesproken, zijn er de laatste jaren zeker niet geweest!
Een volgend punt op de agenda – logisch samenhangend met de gewenste uniforme juridische context – betreft de organisatie in het financieel-economische alsook het sociale domein. Ik doel hier op het feit dat mijns inziens in geheel Nederland (zowel Europees als Caribisch) iedereen gelijke rechten heeft op een uitkering of een voorziening (zoals AOW) anderszins. En – omgekeerd – de bijdrage aan de publieke middelen (in termen van belastingheffing) in geheel Nederland op een uniforme wijze geschiedt (dus met een progressief tarief waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen).
In hetzelfde domein (financieel) lijkt het me van belang dat mensen als ze dat willen, kunnen beschikken over een BSN en een Digid, alsook over een rekening bij een Nederlandse bank (eenduidig vallend onder het toeziend oog van De Nederlandsche Bank) zonder daarvoor eerst fysiek in Europees Nederland te zijn; dit is met name van belang voor scholieren die gaan studeren in Europees Nederland. En als het daarvoor nodig is om de euro in te voeren als munteenheid, dan lijkt me dat op zijn minst een punt waarover moet worden nagedacht. Dat is wellicht ingrijpend en misschien ook niet wenselijk omdat het tot verhoging van de kosten kan leiden. Het ongewenste effect van deze kostenverhoging kan echter teniet worden gedaan als het niveau van uitkeringen en pensioenen wordt aangepast naar Europees Nederlands niveau.
Noot: De hypothese dat een gegarandeerd en voorwaardenvrij basisinkomen mensen gelukkig(er) kan maken is mij bekend. Discussies over de invoering ervan komen zo af en toe bovendrijven. Waarom van Sint Eustatius niet een pilotproject te maken waarbij het effect van een gegarandeerd en voorwaardenvrij basisinkomen kan worden gemeten? Het is een immers een tamelijk gesloten en tegelijkertijd kleinschalige samenleving en economie.
Op diezelfde agenda, maar wellicht met een lagere prioriteit, lijkt me de gelijkschakeling van het Nederlandse zorg- en verzekeringsstelsel met dat van Caribisch Nederland (i.c. het ZVK) te moeten worden opgenomen. In het onderwijsdomein is er het Engelstalig CXC-systeem dat in 2014 is geïntroduceerd op de Engelstalige eilanden van Caribisch Nederland. Door de verantwoordelijken in het onderwijsdomein wordt het CXC gezien als een buitenlands onderwijssysteem maar door de adoptie ervan door de Rijksoverheid – ten behoeve van de Engelstalige eilanden in Caribisch Nederland – is het evenzeer een Nederlands onderwijssysteem geworden. De inbedding ervan in het Nederlandse onderwijsbestel moet dan ook voortvarend ter hand worden genomen zodat het zo goed als naadloos past naast vmbo, havo, vwo en mbo.
Dan het gebied van de ‘air connectivity’. Winair is nog steeds oppermachtig aanwezig en hoewel er geen reguliere vluchten plaatsvinden (alleen charters; valt waarschijnlijk meer aan te verdienen) is het duidelijk dat het verdienmodel voor (de top van) Winair meer prioriteit heeft dan de mobiliteit van de bewoners. Hoge vervoertarieven voor een bevolking dat op of onder de armoedegrens leeft lijken me ongewenst. Tja, op 7.000 km afstand heb je daarvan geen last. Een gelijksoortige situatie zal zich op de Waddeneilanden niet gemakkelijk voordoen.
Het streven is eenvoudig: onze vliegverbindingen zijn ‘gewoon’ openbaar vervoer en moeten betaalbaar zijn voor iedereen. Concurrentie moet worden gestimuleerd evenals een verminderde afhankelijkheid van Sint Maarten. Het ligt voor de hand met eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius als één bestuurlijk samenhangend geheel, onderling goede luchtverbindingen te hebben. Ook in bredere zin moet de afhankelijkheid van Sint Maarten (nota bene een ander land binnen het Koninkrijk!) worden gemitigeerd. Met – bijvoorbeeld – een notariële dienstverlening vanuit Bonaire in plaats vanuit Sint Maarten.
Ten slotte – althans op ‘mijn’ agenda – zou ik graag zien dat het openbaar lichaam Sint Eustatius (in feite niet meer dan een klein dorp met ongeveer drieduizend inwoners) een gemakkelijk toegankelijke lijn heeft met slechts één aanspreekpunt in Den Haag, in plaats van te moeten communiceren met vele, afzonderlijke ministeries (zoals I&W, OCW, VWS en SZW naast – vanzelfsprekend – BZK).
Ir. J.H.T. (Jan) Meijer MBA is oud-marineofficier. Hij woont sinds 2014 op Sint Eustatius waar hij docent is.