Den Haag – De Rijkswet Koninkrijksgeschillen lijkt nog voordat deze in werking treedt op de helling te gaan. Na bijna tien jaar kibbelen, bereikten de parlementen van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en Nederland in 2019 een compromis.
De Tweede Kamer stemde op 4 juli van dat jaar in met het wetsvoorstel, maar of het wetsontwerp ooit echt wet wordt is maar de vraag. Daarvoor is ook de instemming van de Eerste Kamer vereist en die wacht nu al ruim een jaar op de beantwoording van een serie kritische vragen die aan staatssecretaris Knops (BZK) zijn gesteld.
Ongewenst
Duidelijk is dat de bewindsman met het advies van de Raad van State in zijn maag zit. Die concludeerde dat de gekozen constructie “de beoogde onafhankelijke geschilbeslechting in gevaar brengt en daarmee zeer ongewenst is”. Op dat advies heeft Knops nooit gereageerd.
Half januari heeft de Senaat Knops per brief gemeld het tijd te vinden dat hij de vragen beantwoordt. Vandaag laat de staatssecretaris, mede namens minister-president Rutte als voorzitter van de koninkrijksregering, weten dat hij een ander advies van de Raad van State wil afwachten, namelijk dat over de ontwerp-rijkswet ‘Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling’ en het voorstel van rijkswet ‘Aruba financieel toezicht.’
Gevolgen
In beide rijkswetten zijn artikelen opgenomen over het beslechten van geschillen. Knops schrijft de Eerste Kamer eerst het advies van de Raad van State te willen kennen alvorens de op 25 februari 2020 gestelde vragen over de geschillenwet te beantwoorden, “dan wel te berichten over de gevolgen van de advisering voor het traject van het voorstel van rijkswet Koninkrijksgeschillen.”
Dat laatste kan er op duiden dat het wetsontwerp voor de geschillenregeling wordt ingetrokken of dat deze ingrijpend wordt gewijzigd.