Den Haag – Per 1 maart start op Bonaire een pilot begeleid wonen voor jongeren. In de eerste fase zullen maximaal negen jongeren worden geplaatst in deze voorziening met begeleiding richting zelfstandig wonen. Tussen het Bestuurscollege en het ministerie van VWS zullen afspraken worden gemaakt over de doorstroommogelijkheden naar sociale huisvesting op Bonaire.
Dat blijkt uit het antwoord van de staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Raymond Knops en Economische Zaken en Klimaat Mona Keijzer alsmede minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees op vragen van Tweede Kamerlid Attje Kuiken (PvdA) Haar vragen en de antwoorden daarop maken deel uit van een schriftelijk overleg van de Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties over het ijkpunt voor het sociaal minimum op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Hieronder de vragen van de PvdA en de antwoorden daarop:
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stand van zaken met betrekking tot het ijkpunt bestaanszekerheid en hebben hierover nog enkele vragen.
Vraag
De leden van de PvdA-fractie delen de zorgen van de staatssecretaris over de sociaaleconomische situatie op de eilanden, die mede als gevolg van de coronacrisis aanzienlijk is verslechterd. Het streven is om de kosten van levensonderhoud en de inkomens van de inwoners in Caribisch Nederland met elkaar in balans te brengen. In de brief staat dat uit cijfers naar voren komt dat 29 procent van de huishoudens in Caribisch Nederland in 2018 een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden. In het ijkpunt voor het sociaal minimum is de beoogde verlaging van de kosten van wonen en kinderopvang verdisconteerd. Zolang deze kostenverlagingen niet zijn gerealiseerd, zijn de werkelijke kosten hoger. Betekent dit dat het percentage huishoudens dat een besteedbaar inkomen heeft dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum in werkelijkheid hoger ligt? En zo nee, wat betekent dit dan wel? Waarom is ervoor gekozen om nog niet gerealiseerde kostenverlagingen mee te nemen? Geeft dat geen vertekend beeld van de werkelijke cijfers?
Antwoord
Uit de cijfers die zijn opgenomen in de brief van 27 november 2020 komt inderdaad naar voren dat 29 procent van de huishoudens in Caribisch Nederland in 2018 een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden. Zoals ook in de genoemde brief is aangegeven, moet daarbij worden aangemerkt dat de cijfers geen indicatie geven van het aantal huishoudens dat voldoende inkomen heeft om in de kosten van levensonderhoud te voorzien. In het ijkpunt voor het sociaal minimum is namelijk de beoogde verlaging van de kosten van wonen en kinderopvang verdisconteerd. Zo lang deze kostenverlagingen niet zijn gerealiseerd, zijn de werkelijke kosten, zoals in kaart gebracht in het onderzoek van Regioplan (2018), hoger. Dat betekent dat het percentage huishoudens met een besteedbaar inkomen dat onvoldoende is om in de kosten van levensonderhoud te voorzien hoger is dan 29 procent.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om voor een aantal kostenposten waar van (ingezet) beleid een verlaging van de kosten wordt verwacht, in het ijkpunt voor het sociaal minimum een bedrag op te nemen dat afwijkt van werkelijke kosten. De werkelijke kosten als uitgangspunt nemen voor het ijkpunt voor het sociaal minimum zou betekenen dat het wettelijk minimumloon en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden. Alvorens deze keuze te maken, die al naar gelang de hoogte van het bedrag risico’s voor de economie en arbeidsmarkt met zich meebrengt, wordt eerst ingezet op het verlagen van de kosten van levensonderhoud. Het doel is dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.
Vraag
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of de opsomming van de kosten voor levensonderhoud waarvan de eilandbesturen hebben aangegeven dat het belangrijk is deze te verlagen, betrekking heeft op de kosten van energie, telecom en drinkwater en importtarieven. Of zijn er nog meer kostenposten aangegeven?
Antwoord
Nee, er zijn niet meer kostenposten aangegeven door de eilandbesturen. De genoemde kostenposten zijn aan de orde geweest in de gesprekken van de toenmalige staatssecretaris van SZW met de eilandbesturen over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid 2020. Dit sluit niet uit dat ook andere kostenposten van belang zijn voor de eilandbesturen.
Vraag
Welke mogelijkheden zijn er om importtarieven te verlagen? Is hierover gesproken of zijn hier concrete plannen voor?
Antwoord
Wat betreft de vraag van de leden van de fractie van de PvdA omtrent de mogelijkheden omtrent de importtarieven kan ik namens de staatssecretaris van Financiën opmerken dat het tarief dat ter zake van de import van goederen op Caribisch Nederland is verschuldigd, vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe fiscale stelsel voor Caribisch Nederland 0% bedraagt. In de praktijk wordt de op Caribisch Nederland verschuldigde algemene bestedingsbelasting (ABB) vaak als een importheffing aangemerkt, maar dat is formeel niet juist. De ABB is globaal vergelijkbaar met de in Nederland verschuldigde BTW en is (o.a.) verschuldigd over het gebruik of het verbruik van goederen op Caribisch Nederland.
Om de uitvoering van de ABB te vergemakkelijken, vindt de heffing van de ABB over geïmporteerde goederen reeds plaats op het moment dat de goederen het grondgebied van de eilanden van Caribisch Nederland bereiken. De eventuele doorverkoop van deze goederen via groothandel, en/of tussenhandel, en/of kleinhandel aan de uiteindelijke consument wordt dan niet meer in de heffing van de ABB betrokken. Er zijn geen voornemens om deze opzet van de ABB te wijzigen. Volledigheidshalve wordt nog wel opgemerkt dat met ingang van 1 januari 2013 het ABB-tarief voor veel eerste levensbehoeften op nihil is gesteld. De intentie van deze tariefverlaging was om daarmee de koopkracht van met name degenen met een lager inkomen te ondersteunen. Nadien is echter gebleken dat deze tariefverlaging slechts voor een beperkt deel via de winkelprijzen aan de consument is doorgegeven. Mede tegen die achtergrond bezien zijn er op dit moment geen voornemens om meer vrijstellingen in de ABB op te nemen. Tot slot wordt nog opgemerkt dat de levering van water, elektriciteit en gas door nutsbedrijven in Caribisch Nederland eveneens is vrijgesteld van ABB.
Vraag
In het steunpakket zijn de internetkosten verlaagd, is dit gezien de huidige omstandigheden voldoende? En zijn hiermee de mogelijkheden voor (internet)bankieren voldoende gewaarborgd?
Antwoord
De tijdelijke verlaging van de kosten per aansluiting vanuit het ministerie van EZK moet ervoor zorgen dat in deze moeilijke tijd internet goed toegankelijk blijf met het oog op thuiswerken, thuisonderwijs en internetbankieren. De maatregel staat los van beschikbare bandbreedtes (deze veranderen niet) of de diensten die erover kunnen plaatsvinden. Ik verwijs u verder naar het antwoord op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie (vraag 40).
Uit de cijfers van het CBS blijken de telecomtarieven door deze maatregel gemiddeld op Bonaire met 18,7%, op Sint-Eustatius met 18,1% en op Saba met 12,2% te zijn gedaald. Dit is een aanzienlijke daling waardoor internet ook voor de lagere inkomensklasse beschikbaarder is.
Vraag
De staatssecretaris geeft aan dat het doel is en blijft dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat een situatie ontstaat waarin alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien. Onderdeel van het steun- en herstelpakket voor Caribisch Nederland om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten is de (tijdelijke) verlaging van een aantal vaste lasten zoals de tarieven van energie en telecom. Het kabinet heeft niet gekozen voor financiële ondersteuning van investeringen in duurzame elektriciteitsproductie terwijl dit juist voor lagere inkomens een goede oplossing kan zijn. Immers, zoals de staatssecretaris schrijft is de jaarproductie van een zonnepaneel in Caribisch Nederland twee keer zo hoog als in Europees Nederland. Op dit moment is het juist voor draagkrachtige huishoudens aantrekkelijk om zonnepanelen te plaatsen. Te aantrekkelijk, volgens de staatsecretaris want de verkopen door het gemeenschappelijke eilandelijke elektriciteitsbedrijf dreigen hierdoor te dalen waardoor de vaste kosten steeds in steeds grotere mate bij de klanten die geen eigen zonnepanelen hebben worden neergelegd. Om dit effect te voorkomen was bij alle drie de openbare lichamen een verbod op een eigen elektriciteitsopwekking (zonnepanelen) van toepassing voor klanten van het eilandelijke elektriciteitsbedrijf.
In de Wet elektriciteit en drinkwater BES (Kamerstuk 34 089) zijn de mogelijkheden voor duurzame eigen energieopwekking verbeterd. Een klant van een eilandelijk elektriciteitsbedrijf mag een eigen elektriciteitsopwekking hebben, maar deze klant kan een eventueel overschot aan zelf geproduceerde elektriciteit niet met een latere afname uit de eilandelijke voorziening salderen. Hoe verhoudt deze inzet zich met het streven naar een klimaatneutrale energievoorziening? Het huidige beleid lijkt hieraan juist tegengesteld. Is berekend of en hoe een volledige omschakeling naar duurzame energie eruit zou kunnen zien? Zouden investeringen in duurzame energie om de langere termijn behalve klimaatwinst ook geen financieel voordeel opleveren voor de inwoners van Caribisch Nederland?
Antwoord
De kosten van het salderen van een overschot aan zonnestroom van het ene moment met onttrekking op een ander tijdstip zou door de andere klanten van het elektriciteitsbedrijf moeten worden opgebracht. Zo zouden private investeerders die kunnen salderen een financieel voordeel krijgen ten koste van (armere) huishoudens die een dergelijke investering niet kunnen of willen doen. Hoewel salderen dus niet mogelijk is, wordt er wel degelijk geïnvesteerd in decentrale zonnepanelen op daken en kleine decentrale zonneweides voor private hotels. Hierdoor is er een balans tussen betaalbaarheid en verduurzaming.
Vraag
Deze leden merken op dat er niet alleen veel ministeries betrokken zijn bij de beleidsinzet gericht op jongeren en jongvolwassenen, te weten het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) maar ook dat er sprake is van een onderzoeksfase waarbij de aanbevelingen uit het rapport van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zijn betrokken. Dit zal verder in de interdepartementale werkgroep jeugd worden uitwerkt. Wie is eindverantwoordelijke voor deze beleidsinzet? In welke fase bevindt dit zich nu? Op welke termijn moet dit leiden tot een concreet resultaat en wanneer mag de Kamer de uitwerking verwachten?
De leden van de PvdA-fractie vinden het –evenals de Nationale ombudsman en Kinderombudsman – belangrijk dat er op korte termijn wordt gezorgd voor huisvesting in combinatie met extra ondersteuning voor kwetsbare jongeren die nog niet geheel zelfstandig kunnen wonen. Afgelopen najaar zouden de opties voor begeleid wonen uitgewerkt worden. Wat is de stand van zaken? Ook hebben de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman het belang van het bestaan van een buddy of vertrouwenspersoon die een jongere kan vertrouwen en waarbij de jongere zijn of haar verhaal kan doen benadrukt. Het ministerie van VWS zou samen met de openbare lichamen bezien hoe hieraan voor de eilanden het beste invulling kan worden gegeven, zodat in het eerste kwartaal van 2021 zicht is op welke stappen concreet gezet kunnen worden. Wat is de stand van zaken op dit moment? Is er gedacht over een tijdelijke invulling van de leemte die er nu is bijvoorbeeld door gebruik te (laten) maken van bestaande Nederlandse instanties en/of organisaties die hierin kunnen voorzien? De leden van de PvdA-fractie vinden dat het welzijn van jongeren en jongvolwassenen gebaat is bij snelle toegang tot een buddy of vertrouwenspersoon en zij vinden dat niet alleen gekeken moeten worden naar de beste invulling maar dat hier ook prioriteit aan moet worden gegeven.
Antwoord
Vanwege het feit dat het beleid op het gebied van jeugd en jongvolwassenen meerdere departementen betreft werken deze departementen inderdaad nauw samen in de interdepartementale werkgroep jeugd. De leden informeren naar de fase waarin de beleidsinzet voor jongeren en jongvolwassenen zich bevindt en wie eindverantwoordelijk is. Inmiddels heeft er met elk openbaar lichaam en de interdepartementale werkgroep jeugd overleg plaatsgevonden over de doelstellingen voor ieder eiland op elk thema. De thema’s waaraan onder andere wordt samengewerkt, zijn: onderwijs en werk, vrije tijd en huisvesting. Deze thema’s zijn gekozen in overleg met de openbaar lichamen en naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman en Kinderombudsman. Elk departement en de openbare lichamen vervullen in de thema’s hun eigen bestaande verantwoordelijkheden. Doel is om de problematiek op de thema’s zoveel mogelijk integraal aan te pakken en (nieuw) beleid en wetgeving op elkaar af te stemmen waarbij het ministerie van BZK een coördinerende rol heeft. Op dit moment wordt het kader waarbinnen deze samenwerking “13+” gaat plaatsvinden, uitgewerkt en afgestemd met de verschillende partijen.
De leden informeren tevens naar de stand van zaken rondom begeleid wonen. Namens de staatssecretaris van VWS kan ik u laten weten dat er wordt toegewerkt naar de start van een pilot begeleid wonen per 1 maart 2021. In de eerste fase zullen maximaal negen jongeren worden geplaatst in deze voorziening met begeleiding richting zelfstandig wonen. Er worden afspraken gemaakt over de doorstroommogelijkheden naar sociale huisvesting op Bonaire.
Tenslotte informeren de leden naar de stappen die ondernomen zijn om voor jongeren en jongvolwassenen de mogelijkheid van een buddy of vertrouwenspersoon te realiseren. Het openbaar lichaam Saba heeft in september 2020 samen met de middelbare school een mentorschapprogramma gelanceerd. Op Bonaire zijn door het ministerie van VWS, het openbaar lichaam en het Centrum voor Jeugd en Gezin de eerste stappen gezet richting een pilotproject buddynetwerk. Gezamenlijk zijn er doelstellingen geformuleerd en randvoorwaarden opgesteld als kader voor de verdere uitwerking van het pilotproject. Op Sint Eustatius zullen er in het kader van eerdergenoemde samenwerking 13+ afspraken gemaakt worden over de toegang tot een buddy of vertrouwenspersoon. Voor elk eiland geldt dat de voorkeur uitgaat naar een netwerk van buddy’s bestaande uit bij jongeren betrokken inwoners van het eiland boven een instantie die hierin vanuit Nederland zou voorzien.
Vraag
Deze leden zouden graag willen weten of de pilot om huurcompensatie uit te breiden naar de particuliere huursector inmiddels gestart is en zo nee, wanneer zal deze dan van start gaan?
Antwoord
De start van de pilot is vertraagd. De start van de pilot is vooralsnog voorzien in september 2021.